Onderzoeksrechters maken ruzie tijdens hoorzitting Bende-commissie

Op de laatste dag waarop zij hoorzittingen hield, was de onderzoekscommissie van de Kamer die nagaat wat er is misgelopen in het onderzoek naar de Bende van Nijvel dinsdag getuige van een hoogoplopende ruzie tussen de (ex-)onderzoeksrechters Troch, Lacroix en Hennart. De eerste twee beschuldigden de derde ervan onvoldoende informatie te hebben doorgespeeld over het onderzoek naar de moord op FN-topman Mendez.

Hennart ontkent dat. Ex-onderzoeksrechter Freddy Troch (Dendermonde) en onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix (Charleroi) vermoedden dat er een verband was tussen de Bende van Nijvel en de moord op FN-topman Mendez. In die laatste zaak werden de namen genoemd van de extreem-rechtse rijkswachters Bouhouche en Beijer, die volgens sommigen ook bij de Bende van Nijvel zouden zijn betrokken

Luc Hennart, die als onderzoeksrechter in Nijvel het dossier-Mendez volgde, ontkende de aantijging van zijn oud-collega’s. Volgens hem heerst er een obsessie om alles in verband te brengen met Bouhouche en Beijer. Troch concludeerde uit de problemen in het onderzoek naar de Bende van Nijvel dat er een gestructureerd overleg tussen de verschillende onderzoeksrechters moet komen.

Vóór de middag getuigden de nationale magistraten André Vandoren en Patrick Duinslaeger. Als federale parketmagistraten ‘avant la lettre’, belast met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, stonden Vandoren en Duinslaeger sinds 1988 in voor de doorstroming en coördinatie van tips en onderzoeksgegevens die het Bende-onderzoek konden aanbelangen. Volgens de getuigen is dit al die jaren ook systematisch gebeurd en werden alle elementen in ‘real time’ overgemaakt aan de bevoegde onderzoeksrechters.

Dat betekende echter niet dat de 23ste ‘nationale brigade’ van de Gerechtelijke Politie, waarover Vandoren en Duinslaeger (als parketmagistraat) toezicht houden, ook systematisch heeft meegewerkt aan het Bende-onderzoek. Hun zogenaamde superspeurders, belast met de bestrijding van het zware banditisme, werden integendeel door de korpschefs vrij snel weggetrokken uit een dossier dat de inzet van de beste mensen vereist(e), zo bevestigden de getuigen.

Volgens hen was deze lacune echter geen kwestie van gebrek aan goede wil, laat staan obstructie, maar vooral een gevolg van de achterhaalde structuur van het korps, de soms gebrekkige coördinatie en samenwerking – lees naijver – tussen de hiërarchisch autonome brigades die elk afzonderlijk worden geconfronteerd met problemen als onderbezetting en hoge werkdruk.

De getuigen bevestigden voorts dat zij – voor zover dat in hun bevoegdheid lag – niet ten volle werden betrokken bij de beraadslaging over de coördinatie- en communicatieproblemen tussen de onderscheiden onderzoekscellen. Meer nog, de beslissing van eind 1990 om het Dendermondse dossier te voegen bij dat van de cel-Jumet, moesten ze vernemen uit de pers.

Voor nogal wat commissarissen was dat een bijkomend bewijs dat de ontlasting van onderzoeksrechter Troch, ten voordele van Lacroix, een van bovenaf opgedrongen manoeuvre was, ‘met minstens een bijsmaak van manipulatie’, zoals Ignace van Belle (VLD) zei. Vandoren en Duynslaeger hielden zich echter wat dit laatste betreft op de vlakte.

Toen de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch in augustus 1990 een ultieme poging ondernam om alsnog tot een gestructureerde samenwerking te komen tussen Charleroi, Nijvel en Jumet, bepleitten de nationale magistraten diens voorstel bij de bevoegde instanties. ‘Norbert Bauwens (procureur-generaal Gent) en het kabinet van minister van Justitie Wathelet leken het toen nog gunstig gezind’, zo stelden de getuigen. Amper twee maanden later was het tij echter gekeerd ’ten nadele’ van Dendermonde en hadden Bauwens en zijn collega Demanet van Charleroi het op een akkoord gegooid.

De huidige leider van het Bende-onderzoek liet dinsdag een en ander veeleer gelaten over zich gaan. Misschien noodgedwongen omdat Lacroix nog dag aan dag geconfronteerd wordt met de opdracht de daders van 28 moorden te ontmaskeren en daarbij gebonden is door het onderzoeksgeheim. Hij herhaalde wel nog hoop te koesteren. Niet zozeer in de richting Bouhouche-Beyer. Maar er bestaat volgens Lacroix wel degelijk nog een ‘ultieme’ kans om de tientallen namen die momenteel worden geplakt op de nieuwe robotfoto’s, te toetsen aan de resultaten van het DNA-onderzoek.

Bron » De Tijd