Het assisenhof van Bergen heeft woensdagavond Veronique Laurent tot 15 jaar celstraf veroordeeld voor de moord op haar man Michel Piro. Maar twee Franse gangsters, die vlak voor de zaak Dutroux aan het rollen ging, in augustus 1996 door onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte in een nachtclub in Bertrix gezocht werden, kunnen een heel andere connectie aan het licht brengen.
Michel Piro was sedert jaren als geen ander thuis in de onderwereld in Charleroi. Hij opende er de ene bar na de andere in de ‘warmste’ prostitutiewijken van de stad, waar ook Marc Dutroux vlakbij een huis had – waar hij kinderen opsloot. Op de parkings van de latere restaurants van Piro werden gestolen wagens verhandeld, hij kende prominenten, ook in de lokale politiek. In zijn bars en restaurants kwam volgens getuigen menige protagonist uit de Dutroux-affaire over de vloer.
Men kon dus wel veronderstellen dat de magistratuur van Charleroi aan een man als Piro misschien wel een boodschap had, zodra het drama met Dutroux in de tweede helft van 1996 het land op stelten zette. Men kon aannemen dat het parket in Charleroi vanaf september ’96 ijverig op zoek zou gaan naar mogelijke sporen in de stad naar dit drama in het nachtleven, de seksbusiness of het milieu van de grote autozwendel. Maar dat gebeurde blijkbaar niet of nauwelijks.
Ook toen Michel Piro in november 1996 in zijn kennissenkring in Charleroi van de daken schreeuwde dat hij meer wist van de kinderprostitie, dat hij daarover revelaties zou doen (aan zijn eigen zoon voegde hij eraan toe dat “daarbij zelfs de koppen van twee ministers konden rollen”) gebeurde er op het parket van procureur Thierry Marchandise blijkbaar niets. Zelfs niet toen Michel Piro op 5 december 1996, enkele weken voor de aangekondigde revelaties, werd vermoord. Alleen Neufchâteau stelde een onderzoek in naar een mogelijke band met de zaak-Dutroux. Pas veel later ging Charleroi zich uitsluitend toespitsen op de hypotehese van een echtelijke oorlog.
Een klein aantal speurders begon in Neufchâteau alle getuigenissen te verzamelen die de affaire-Piro konden verbinden met de zaak-Dutroux. Het ontbrak echt niet aan getuigen en aan concrete feiten. Op basis van de voorbije debatten voor het assisenhof in Bergen deze week moet men ook concluderen dat er op één vergadering na, die op 20 februari 1998 plaatsvond in Bastenaken, niet veel samenwerking totstandkwam tussen Charleroi en Neufchâteau. Hoewel de procureur-generaal van Bergen op die éne vergadering concludeerde dat er voor de moord op Piro duidelijk twee verschillende motieven in het spel waren, werden die nooit samen door beide parketten verder methodisch onderzocht.
Die ene vergadering kwam er begin 1998 nadat in het Franse Reims de betrokkenheid in de moord op Pirot van twee ervaren gangsters, in dit geval de vermeende huurmoordenaars Thierry Sliman en Patrick Verdin, aan het licht was gekomen. Kort nadien ging in Charleroi de vrouw van Piro door de knieën en bekende dat zij opdracht had gegeven aan die twee om haar man om te brengen.
In Neufchâteau zette men nog veel grotere ogen op bij het horen van die twee namen. Sliman en Verdin waren al centrale figuren in een dossier van onderzoeksrechter Connerotte dat dateerde van vlak voor de start van de zaak-Dutroux in de zomer van 1996. De twee waren toen al gelieerd met de echtgenote van Piro en ook met haar zuster Dominique Laurent. En de vrouw van Sliman was uitgerekend de uitbaatster van een dubieuze nachtclub in – of all places – Bertrix, waar enkele dagen later Laetitia Delhez ontvoerd werd. Waarmee de zaak-Dutroux aan het rollen ging. Half augustus besloot Connerotte om de dubieuze bar/nachtclub in Bertrix, waarin Sliman en Verdin blijkbaar betrokken waren, te sluiten. Net voor hij tot de actie overging, verdwenen de twee Fransen in Bertrix spoorloos.
De centrale vraag is of Sliman en Verdin geen tweede opdrachtgever hadden voor de moord, die zijn motief verborg achter het huwelijksdrama tussen Piro en Laurent. Heel wat elementen zetten die hypothese kracht bij, zo bleek deze week op het assisenhof in Bergen. Een vraag tot burgerlijkepartijstelling en schadevergoeding van de ouders van Julie en Mélissa werd afgewezen.
Bron » De Morgen | Walter De Bock