Zieke Carette vraagt opnieuw vrijlating

Pierre Carette, de leider van de Cellules Communistes Combattantes die in 1988 veroordeeld werd tot levenslange opsluiting, is ziek. Hij lijdt aan de ziekte van Crohn en werd in het gevangenisziekenhuis van Brugge behandeld. “De ziekte zou kunnen veroorzaakt zijn door de lange stresssituatie die hij te verduren kreeg door zijn isolement in de gevangenis”, zei één van zijn advocaten Jean-Philippe De Wind vrijdag op een persconferentie van het Internationaal Observatorium van Gevangenissen.

Op 11 februari verschijnt Carette voor de derde maal voor de commissie Voorlopige Invrijheidstelling. Het feit dat hij ziek is, willen zijn advocaten echter niet gebruiken als argument voor zijn vrijlating. “Hij vervult al sinds zeven jaar alle voorwaarden om voorwaardelijk vrijgelaten te worden”, zegt De Wind. Veroordeelden die levenslang krijgen, zitten gemiddeld 12,5 jaar in de cel, maximaal vijftien jaar. Carette zit al zeventien jaar in de gevangenis.

Hij werd in december 1985, net als drie medeplichtigen, gearresteerd en in oktober 1988 veroordeeld tot levenslange opsluiting voor de 27 politiek geïnspireerde aanslagen van de CCC in België tussen oktober ’84 en december ’85. Bij één aanslag lieten twee brandweermannen het leven. De drie medeplichtigen zijn intussen voorwaardelijk vrijgelaten. Carette verscheen al twee keer voor de commissie voorwaardelijke invrijheidstelling, maar werd tot nog toe niet voorwaardelijk vrijgelaten.

“De houding van de commissie en het hele gerecht tegenover Carette is politiek gemotiveerd”, zegt advocaat De Wind. “Dat blijkt onder meer uit het feit dat zijn correspondentie nog steeds gekopieerd wordt. Hij mag waarschijnlijk niet vrij, omdat hij als de leider van de CCC aangezien wordt en omdat men een voorbeeld wil stellen.”

Bron » Gazet van Antwerpen

Justitieminister neemt chef staatsveiligheid in bescherming

Minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) tilt niet zwaar aan de uitlatingen van Koen Dassen, administrateur-generaal van de staatsveiligheid, die enkele dagen geleden vraagtekens plaatste bij de werking van het Comité I, het orgaan dat in opdracht van het parlement toezicht houdt op de inlichtingendiensten. Volgens Dassen wordt zijn dienst verlamd door de talrijke controleonderzoeken door het Comité I.

Verwilghen werd gisteren aan de tand gevoeld in de commissie Justitie van de Kamer door Geert Bourgeois (N-VA) en Tony Van Parys (CD&V). Beide kamerleden vinden de uitlatingen van Dassen zeer verontrustend, omdat hij de parlementaire controle op de staatsveiligheid ter discussie stelt.

“Die externe controle moet ongehinderd blijven bestaan”, fulmineerde Van Parys. “Het is ongepast dat Dassen zich boven de wet stelt.” Volgens de CD&V’er vergist Dassen zich trouwens van vijand en zou hij het Comité I eerder moeten zien als een bondgenoot in de strijd tegen de regering, die de staatsveiligheid “schromelijk verwaarloost” en op termijn zelfs wil ontmantelen. Bourgeois meent dat Dassen een externe vijand zoekt en “waarschijnlijk een verborgen agenda heeft”.

Minister Verwilghen noemde de uitspraken van Dassen “ongelukkig” en kan het niet goedkeuren dat de chef van de staatsveiligheid zijn kritiek via de media heeft geventileerd, zonder eerst de normale overlegprocedure te volgen. De kritiek van Dassen was volgens Verwilghen echter niet gericht tegen de parlementaire controle op zich, maar tegen bepaalde excessen van het Comité I.

“De administrateur-generaal mag zich uiten in de pers. Hij heeft geenszins de geloofwaardigheid en de slagkracht van zijn dienst aangetast.” Tegelijk lijkt Verwilghen het voorstel van Dassen om een protocol af te sluiten tussen de staatsveiligheid en het Comité I wel genegen. Dat betekent volgens Van Parys dat de vleugels van het Comité I zullen worden geknipt.

De justitieminister betwist dat er een malaise bestaat bij de staatsveiligheid. “De dienst levert een goed product”, stelde hij. “Toch schort er iets. Er is een spanning tussen de top en de basis”, zo moest hij toegeven. Verwilghen ziet geen verband tussen de uitval van Dassen en de op til zijnde derde fase van de audit die het Comité I in opdracht van het parlement uitvoert bij de staatsveiligheid.

Verwilghen verklaarde eerst dat die derde fase enkel een doorlichting zal maken van de door de inlichtingendienst gebruikte informatica, maar moest zich later corrigeren en toegeven dat het wel degelijk gaat om een doorlichting van de informatiestromen, met andere woorden: de kern van het inlichtingenwerk. Begrijpelijk dat er bij de staatsveiligheid enige weerstand bestaat tegen die derde fase.

Bovendien zou die delicate taak worden uitgevoerd door een oude bekende van Dassen. Het gaat om Frank Franceus, voormalig secretaris van de Regularisatiecommissie, die inmiddels in opdracht van het Comité I werkt. Na een conflict met minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne en diens toenmalige kabinetschef Dassen nam Franceus ontslag en ging werken voor ABC, het kantoor dat de eerste fasen van de audit heeft uitgevoerd. Zoals bekend heeft die audit vorig jaar geleid tot het ontslag van Godelieve Timmermans, de vorige administrateur-generaal van de staatsveiligheid.

Bron » De Morgen

Nieuwe flikkenoorlog in de maak over terrorismebestrijding

De uitspraken van Koen Dassen, de chef van de staatsveiligheid die zondag zware kritiek formuleerde op de parlementaire controle op zijn dienst (DM 3/2), zorgen voor opschudding in de politieke wereld. Volgens CD&V-justitiespecialist Tony Van Parys past de uitval van Dassen in een nieuwe flikkenoorlog tussen de staatsveiligheid en de federale politie, die beide de rol opeisen van centraal en internationaal aanspreekpunt in de strijd tegen het terrorisme.

De administrateur-generaal van de staatsveiligheid vindt dat zijn dienst verlamd wordt door de overdreven controles van het Comité I, het orgaan dat namens het parlement toezicht uitoefent op de inlichtingendiensten. De talrijke controleonderzoeken maken zijn manschappen “gefrustreerd en onzeker” en zijn een bedreiging voor de operationaliteit van de staatsveiligheid, meent Dassen. “Ongehoord, zorgwekkend en gevaarlijk”, zo reageert Van Parys op die uitspraken. “Dassen bewijst hiermee onwaardig te zijn voor deze functie.”

Met zijn aanval op de parlementaire controle en het betwisten van de bevoegdheden van het Comité I neemt Dassen een enorm risico, stelt Van Parys. “Tenzij het gaat om een doelbewuste strategie en de uitspraken van de administrateur-generaal politiek gedekt zijn door premier Verhofstadt en minister van Buitenlandse Zaken Michel.”

Volgens de CD&V’er is het een publiek geheim dat beide toppolitici het Comité I, als onafhankelijk controle-instrument van het parlement, als een storende factor ervaren. “Het Comité I zit de laatste jaren op kruissnelheid en presteert goed werk”, zegt Van Parys. “Merk op dat de militaire inlichtingendienst ADIV geen enkele kritiek heeft op het Comité I. Nochtans wordt die dienst op dezelfde manier gecontroleerd en zijn er inzake die controle eveneens een aantal incidenten geweest.”

Volgens Van Parys moeten de omstreden uitspraken van Dassen niet enkel gesitueerd worden in een conflict tussen regering en parlement, maar tevens in het kader van een machtsstrijd tussen de chef van de staatsveiligheid en Glenn Audenaert, directeur van de Gerechtelijke Diensten van het Arrondissement (GDA) Brussel.

“De regering heeft haar plannen om het zwaartepunt van de terrorismebestrijding over te hevelen van de staatsveiligheid naar een nieuw op te richten dienst bij Binnenlandse Zaken nog niet opgegeven”, zegt Van Parys. “Die nieuwe Federale Dienst ter bestrijding van het Terrorisme (FDTT), een opvolger van de huidige Antiterroristische Gemengde Groep (AGG), moet coördinerend optreden en een centraal aanspreekpunt zijn voor binnen- en buitenlandse inlichtingen- en politiediensten die zich op de bestrijding van terrorisme toeleggen.”

De plannen voor de FDTT werden trouwens mee voorbereid door Dassen, toen die nog kabinetschef was van minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR). Feit is dat directeur Audenaert in december vorig jaar een nota heeft geschreven waarin hij ervoor pleit de GDA Brussel voortaan te beschouwen als “referentie-eenheid” voor terrorismebestrijding. In de visie van Audenaert moet die operatie gepaard gaan met de oprichting van de FDTT, waardoor de staatsveiligheid een groot deel van haar corebusiness zou verliezen en op termijn mogelijk zelfs overbodig zou worden.

Maar volgens Hugo Coveliers, VLD-fractievoorzitter in de Kamer en justitiespecialist van de Vlaamse liberalen, ziet Van Parys spoken. “Dassen heeft niet meer gedaan dan uiting gegeven aan wat er leeft bij de leden van de staatsveiligheid”, stelt Coveliers.

“Meer moet je daar niet achter zoeken. Iedereen is het erover eens dat er een vorm van democratische controle moet zijn op de inlichtingendiensten, maar het Comité I toont zich een beetje overijverig. Dassen wil gewoon een oplossing vinden voor dat probleem.” Van een mogelijke herschikking van de bevoegdheden tussen de inlichtingendiensten en de federale politie is volgens Coveliers geen sprake, hooguit van “een betere samenwerking”.

Bron » De Morgen

‘Parlementaire controle verlamt staatsveiligheid’

Koen Dassen, de chef van de staatsveiligheid, vind dat het Comité I de werking van zijn dienst verlamt. Het Comité I oefent namens het parlement toezicht uit op de inlichtingendiensten, maar volgens Dassen worden zijn manschappen “gefrustreerd en onzeker” door de vele onderzoeken van het Comité I.

Dassen wil wel “een vorm van parlementaire controle” op de staatsveiligheid, maar wil dat er duidelijke spelregels worden afgesproken, zodat de operationele werking van zijn dienst niet in het gedrang komt. “We staan aan de vooravond van een oorlog”, verduidelijkt hij in een gesprek met De Morgen. “De staatsveiligheid moet op volle kracht en met groot zelfvertrouwen kunnen werken. Zoals het nu gaat, kan het echt niet langer.”

“Het parlementaire toezicht op de inlichtingendiensten is een verworvenheid”, reageert senator Hugo Vandenberghe (CD&V), lid van de parlementaire begeleidingscommissie. “In de huidige context is parlementaire controle zelfs meer dan ooit noodzakelijk.” Vandenberghe wil een spoedvergadering van de commissie.

“Ik vermoed dat de verklaringen van Dassen verband houden met de audit die op bevel van het parlement de staatsveiligheid moet doorlichten. De tweede fase van die audit leidde al tot het ontslag van Godelieve Timmermans als administrateur-generaal. Die derde fase dringt door tot de kern”, stelt Vandenberghe. “De zaak heeft vertraging opgelopen en kon onlangs eindelijk van start gaan.”

Bron » De Morgen

Staatsveiligheid wil af van ‘overdreven’ parlementaire controle

De nieuwe administrateur-generaal van de staatsveiligheid Koen Dassen protesteert krachtig tegen de manier waarop zijn dienst wordt gecontroleerd door het Comité I, het orgaan dat namens het parlement toezicht moet uitoefenen op de werking van de inlichtingendiensten. ‘Mijn dienst wordt verlamd door de vele controleonderzoeken’, zegt Dassen. ‘En dat terwijl we aan de vooravond van een oorlog staan.’

‘De staatsveiligheid moet op volle kracht en met groot zelfvertrouwen kunnen werken. Zoals het nu gaat, kan het echt niet langer,” zegt Koen Dassen.

Dassen, de vroegere kabinetschef van minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR), staat pas vier maanden aan het hoofd van de staatsveiligheid. “Ik stel vast dat er grote frustratie en onzekerheid bestaat bij het personeel van mijn dienst”, zegt Dassen in een gesprek met De Morgen. “Nog voor ze een onderzoek aanvatten, zitten ze al met angst voor de mogelijke reactie van het Comité I. Waar zijn we dan in godsnaam mee bezig?”

Het Comité I, voluit het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, werd opgericht in de slipstream van de tweede parlementaire onderzoekscommissie naar flaters in het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Het beschikt over een eigen enquêtedienst, werkt in opdracht van het parlement en rapporteert aan de senaatscommissie belast met het toezicht op het Comité I. Jaarlijks publiceert het Comité I een activiteitenverslag, dat, na bespreking in het parlement, openbaar wordt gemaakt en heel wat informatie geeft over de werking van de staatsveiligheid en haar militaire evenknie, de ADIV.

Volgens Dassen wordt de werking van de staatsveiligheid echter “verlamd” door de “overdreven” controles van het Comité I. Dassen heeft het probleem aangekaart in brieven aan premier Verhofstadt, minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) en senaatsvoorzitter Armand De Decker (MR), die ook voorzitter is van de begeleidingscommissie in de Senaat. “Ik stel geen oplossingen voor, want dat is niet mijn taak”, verklaart Dassen. “Ik maak me zorgen en vraag enkel dat de bevoegde bewindslieden zich bezinnen over de vraag of dit wel de goede manier van werken is. Ik wil klare taal over de te volgen spelregels.”

De chef van de staatsveiligheid is naar eigen zeggen een groot voorstander van transparantie en een goede samenwerking met het parlement, “maar het Comité I is niet het parlement”, zo voegt hij er in één adem aan toe. “Parlementaire controle moet kunnen”, zegt Dassen, “maar ofwel bestaan er nu heel grote misverstanden, ofwel is het dringend nodig dat de procedure wordt bijgeschaafd. Er is momenteel geen echte dialoog met het Comité I. Het kan toch niet dat ik brieven schrijf naar het Comité I en daar niet eens een antwoord op krijg?”

“Ik stel vast dat het Comité I drie, vier controleonderzoeken tegelijkertijd opstart en voortdurend beslag legt op onze tijd. We verliezen daardoor veel tijd die we nuttiger zouden kunnen besteden. Sommige personeelsleden hollen bij het kleinste probleem naar het Comité I, zonder eerst de normale administratieve procedures te volgen. Mijn mensen worden dan ook uitgenodigd om zoveel mogelijk naar het Comité I te stappen met hun problemen. Dat is niet gezond. Elk klein dossier geeft meteen aanleiding tot een voorafgaand onderzoek. We krijgen soms niet eens de kans om onze dossiers af te werken. Wij ondergaan dat, zonder enige dialoog.”

De indruk ontstaat dat het Comité I enkel dient om de staatsveiligheid op te vingers te tikken, meent Dassen. Hij stoort zich ook aan het feit dat in de jaarrapporten van het Comité I dossiers met naam en toenaam worden genoemd. “Moet dat echt?”, zo vraagt hij zich af. “Wat is trouwens de meerwaarde van die controleonderzoeken, die op inquisitoire wijze worden gevoerd?”

Net zoals er een protocol is afgesloten tussen de politiediensten en het Comité P, een soortgelijk orgaan dat namens het parlement toezicht houdt op de politiediensten, denkt Dassen in de richting van een protocol om uit de impasse te geraken. “In zo’n protocol zouden we bijvoorbeeld kunnen afspreken dat leden van de staatsveiligheid die ondervraagd worden door het Comité I een proces-verbaal krijgen van hun verklaring. Men zou ook regels kunnen afspreken zodat een controleonderzoek volgens een tegensprekelijke procedure verloopt.”

Dassen merkt ten slotte op dat ook zijn voorgangers stuk voor stuk “op gespannen voet” leefden met het Comité I. “Wie gaat dan waar in de fout?”, redeneert hij. “Ofwel zijn we heel slecht bezig, ofwel moet het Comité I overwegen om zijn bureaus maar meteen in onze kantoren te installeren.”

Bron » De Morgen