Onkelinx pleegt overleg met gouverneurs over uitvoering wapenwet

Minister van Justitie Laurette Onkelinx pleegt vrijdag overleg met alle provinciegouverneurs over de uitvoering van de nieuwe wapentwet. Dat heeft ze dinsdag in de bevoegde kamercommissie verklaard.

Er bestaat momenteel enige onduidelijkheid over de uitvoering van de wet die deze zomer vlak na de racistische moordpartij in Antwerpen werd goedgekeurd en die alle vuurwapens voortaan vergunningsplichtig maakt. Muriel Gerkens (Ecolo) en David Lavaux (cdH) wilden in de kamercommissie Justitie te weten komen hoe de vork in de steel zit.

Een deel van de wet is al uitgevoerd, een ander deel nog niet. In de programmawet zit bijvoorbeeld nog een luik, dat onder meer de hoogte van de taks bepaalt die op elk wapen dient te worden betaald. Tegen eind deze week maakt Onkelinx naar eigen zeggen ook de samenstelling van de adviesraad voor wapens bekend.

Ondertussen hebben de Franse en Duitstalige gemeenschap hun regelgeving rond de licentie voor sportschutters al aangepast. Vlaanderen werkt daar nog aan. Het centraal wapenregister moet in de tweede helft van 2007 klaar zijn, verduidelijkte de PS-minister.

Over een eventuele verlenging van de amnestieperiode die werd ingevoerd om eigenaars van niet aangegeven wapens de kans te geven zich in orde te stellen met de wet, repte Onkelinx met geen woord. De deadline van 9 december blijft dus voorlopig behouden.

Onkelinx ziet vrijdag in elk geval de provinciegouverneurs. Zij zijn verantwoordelijk voor de vergunningen en staan in voor de de organisatie van de inzameling van de wapens. Deze week organiseren ze samen alvast een grote wapeninzamelactie.

Bron » De Standaard

Reparatiewet moet nieuwe wapenwet herstellen

De regering werkt aan een “reparatiewet” van de amper goedgekeurde nieuwe wapenwet. De wet moet worden aangepast na opmerkingen van het Arbitragehof over het niet voorzien van een overgangsregeling voor de bezitters van een wapen. Daardoor zal de termijn voor het aanvragen van een vergunning wellicht moeten worden verlengd.

Het parlement keurde op 8 juni 2006 de nieuwe wapenwet goed. De wet kwam er snel nadat de 18-jarige Hans Van Themsche op 11 mei 2006 in Antwerpen op straat Luna en haar Malinese oppas Oulematou doodschoot en de Turkse Songul Koç verwondde. Van Themsche had vlak voordien zonder enige moeite zijn wapen gekocht bij een handelaar.

De regering besliste dat dat niet meer kon. Voortaan moest iedere bezitter van een wapen een vergunning kunnen voorleggen. De vergunning werd ook beperkt tot vijf jaar. Maar de Nationale Unie van Wapenmakers, Jagers en Sportschutters (NUWJS) stapte naar de rechtbank omdat de wapenwet geen overgangsprocedure voorzag waarmee de houders van oude vergunningen zich in regel konden stellen.

De wet van 9 juni trad onmiddellijk in werking en eigenaars van een vergunning ouder dan vijf jaar, bevonden zich van de ene op de andere dag in de illegaliteit. Dat kan niet volgens het Arbitragehof.

De ministerraad poogde de zaak te redden door in een omzendbrief een overgangsregeling van zes maanden tot 9 december te voorzien, maar een circulaire is enkel een interne administratieve instructie die geen voorrang heeft op de wet.

“De wet moest veel te snel door het parlement worden gejaagd. Toevallig lag er een ontwerp van een nieuwe wapenwet klaar, net na het drama in Antwerpen. Dat ontwerp werd zonder een grondige studie aanvaard. De uitvoeringsbesluiten zouden in juli klaar zijn maar intussen werden ze nog niet gepubliceerd. Door deze toestand is de rechtszekerheid van alle bezitters van een wapen grondig aangetast. We hebben onze leden aangeraden nog even te wachten met het indienen van een aanvraag. We weten zelfs niet hoeveel zo’n vergunning gaat kosten”, zegt Luc Brees, jurist en secretaris-generaal van het Koninklijk Verbond van Belgische Schuttersverenigingen.

De overheid geeft de wapenbezitters de mogelijkheid om zich tot 9 december in regel te stellen, maar door het arrest zal de termijn zo goed als zeker worden verlengd. “Er moet nog aan de wet worden gesleuteld. Dat zal nog even tijd vergen. We gaan ervan uit dat we alles nog binnen de voorziene termijn rond krijgen,” zegt de woordvoerder van de minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael (VLD). Het inleveren van ongebruikte wapens bij de politie kan wel zoals gepland vanaf maandag.

Bron » De Standaard

Schietclubs mikken op verlenging overgangsperiode van wapenwet

Na 8 december moet iedere eigenaar van een wapen over een vergunning beschikken. Veel schuttersverenigingen in Vlaams-Brabant vrezen dat ze niet tijdig een vergunning krijgen. Toch start de politie vanaf maandag 20 november met de inzameling van wapens van eigenaars die afstand doen van het schiettuig.

“Mijn aanvraag voor een wapenvergunning is twee maanden geleden naar het provinciebestuur verstuurd maar ik heb nog geen antwoord ontvangen. We zouden een voorlopig attest krijgen in afwachting van de wapenvergunning. Ik hoop dat ik dat voor 9 december ontvang, de datum waarop voor elk wapen een vergunning nodig is, maar ik vrees ervoor”, zegt Willy Bert. Hij is voorzitter van de schuttersclub Union Ruisbroek en de vzw Paul Van Asbroek, twee verenigingen die samen zo’n honderd vijftig actieve leden tellen en oefenen in de schietstand in het Halse sportcomplex De Bres.

“Naar aanleiding van de nieuwe wapenwet heb ik een open dag en een informatieronde voor de leden georganiseerd”, vervolgt Bert. “Iedereen moet zijn aanvraag voor een wapenvergunnnig voor 9 december bij het provinciebestuur indienen. Het is nu al bijna zeker dat we onze vergunning niet tijdig zullen ontvangen. De administratie maakt het ons dan ook niet makkelijk. Zo verschillen de aanvragen per provincie. In Oost-Vlaanderen is de procedure veel eenvoudiger en in Luxemburg vult de politie de documenten zelf in.”

Volgens de administratie van het Vlaams-Brabantse provinciebestuur hoeven de schutters zich geen zorgen te maken. “De aanvragen voor een vergunning worden automatisch behandeld maar wellicht zal niet iedereen voor 9 december zijn vergunning ontvangen. Het is zeker niet de bedoeling de sportschutters het leven zuur te maken. Ze kunnen hun hobby voort blijven uitoefenen”, zegt adviseur Erwin Hertens.

Vergunninghouders moeten zich verplicht inschrijven bij een schuttersvereniging en minstens vijf keer per jaar deelnemen aan de schietoefeningen. “Je mag verschillende wapens bezitten, met maximum vijf stuks van hetzelfde model. Voor elk wapen is een vergunning nodig. Ik bezit er zelf twee, een revolver en een karabijn. De vergunningsplicht is echter een rem op de groei van de clubs”, zegt Willy Bert. “Er sluiten zich vooral oudere leden aan, dikwijls vijftigers en ouder. Jongeren zien we minder dan vroeger.”

“De wapenwet betekent voor heel wat mensen een fors financieel verlies. Als een persoon bijvoorbeeld door een erfenis in het bezit komt van een waardevol wapen, dan kan hij dat niet behouden zonder een vergunning Maar omdat er nu zoveel wapens worden aangeboden, zijn ze nog nauwelijks iets waard. Je kan zo’n wapen enkel aankopen als je zelf over een vergunning beschikt of aanvraagt. Daardoor worden de wapenverkopers overstelpt met aanbiedingen van gebruikte wapens.”

Pierre Stroobants, scheidsrechter op schietwedstrijden en voorzitter van de Sabena Shooting Club, heeft zijn aanvraag voor een wapenvergunning nog niet opgestuurd. “Het koninklijk verbond van Schuttersverenigingen heeft aangeraden nog te wachten. De overgangsperiode van de wapenwet zal wellicht worden verlengd. Er zijn ook nog geen uitvoeringsbesluiten van de nieuwe wet gestemd. Daardoor wordt er heel wat verwarring bij de schutters gezaaid.”

Pierre oefent iedere avond met een zestal oud-Sabeniens. “Destijds beschikten we over een schietstand op de luchthaven. We zijn allen gepensioneerde werknemers. Onze club is een van de weinige overblijfsels van Sabena. Helaas hebben we geen jeugdige leden. Jongeren kunnen leren schieten met een luchtdrukkarabijn dat vrij is van de vergunningsplicht maar de jeugd is blijkbaar niet meer geïnteresseerd”

Bron » De Standaard

Nog 40.000 wapenbezitters moeten zich melden

Gouverneur Paul Breyne doet een oproep naar alle wapenbezitters om zich in orde te brengen met de nieuwe wapenwet. Om iedereen de kans te geven om hun wapen in te leveren of een nieuwe vergunning aan te vragen, vindt een inzamelweek plaats.

In West-Vlaanderen heeft het Centraal Wapenregister weet van 45.510 wapens. “De vraag blijft hoeveel wapens er niet gekend zijn. Vermoedelijk zijn dat er nog eens zoveel”, zegt gouverneur Paul Breyne. Tot nu toe hebben er zich al 3.759 wapenbezitters gemeld. Bij de lokale politie zijn er inmiddels 1.839 wapens afgestaan. “Dit betekent dat zo’n 40.000 wapenbezitters zich voor 9 december nog moeten melden bij de lokale politie of de gouverneur”, vervolgt gouverneur Breyne.

Veel wapenbezitters wachten af tot het laatste moment omdat ze hopen op een schorsing van de nieuwe wapenwet. Bij het Arbitragehof werd hiervoor een vordering ingediend. Inmiddels hebben ook de gouverneurs er bij de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie op aan aangedrongen om de overgangstermijn te verlengen zodat ze alle aanvragen binnen een redelijke termijn zouden kunnen verwerken.

“Een antwoord hebben we nog niet gekregen. Op 9 december loopt de termijn af. Wie zich tegen dan niet in orde stelde met de nieuwe wapenwet bevindt zich in de illegaliteit en riskeert een gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en/of een geldboete van 100 tot 25.000 euro”, verduidelijkt gouverneur Breyne.

Om de wapenbezitters aan te manen zich zo snel mogelijk in orde te stellen, organiseert de gouverneur vanaf maandag tot en met vrijdag een inzamelweek. Deze week wordt aangekondigd met een affichecampagne. “Bezitters van een jacht- of sportwapen moeten zich melden bij de lokale politie. De bezitters van een wapenvergunning model 4 die ouder is dan vijf jaar en die niet in het bezit zijn van een jachtverlof moeten zich melden bij de gouverneur. Men kan een nieuwe vergunning aanvragen of ervoor kiezen om het wapen te laten vernietigen. Dat gebeurt in Sidmar.”

“Wapenbezitters die hun wapen willen behouden zonder de nodige vergunning, kunnen het ook laten demilitariseren in Luik. Dat gebeurt dan wel op eigen kosten”, besluit de West-Vlaamse gouverneur. Met alle vragen kunnen wapenbezitters steeds terecht bij de lokale politie.

Bron » De Standaard

Krantenjournalist in de jaren van lood

De Katholieke Universiteit te Leuven ontving vrijdag een van de belangrijkste privéarchieven van het land: dat van journalist Walter De Bock, bijna een kwarteeuw een van de belangrijkste namen van De Morgen. Het was niet alleen de overdracht van een archief, maar ook de afsluiting van een journalistieke carrière, een symbolisch vervroegd pensioen ook van de bevlogen generatie waarvan De Bock een van de gezichten was: de achtenzestigers, ‘onze’ soixante-huitards.

‘Ik denk dat dit toch niet zal volstaan.’ Dat was, zo vertelde hij jaren terug zelf, de allereerste kennismaking van Walter De Bock met het bibliotheekpersoneel van de KU Leuven. Een paar mannen in stofjas kwamen aan zijn woning ‘het archief’ ophalen. Met een bestelwagen. Eéntje.

Het archief-De Bock, waarvan vrijdag de officiële schenkingsakte aan de KU Leuven werd ondertekend, is ongeveer 1.500 archiefdozen groot. Anders uitgedrukt: tien kubieke meter. Het is een kolossale aanslag op het magazijn en de opslagcapaciteit van de KU Leuven. Maar die nam dat euvel erbij, omdat de waarde van het archief dat wettigde.

Het heeft dus even geduurd voor het archief verplaatst was, geordend, geïndexeerd, noem maar op; nu nog altijd is alle werk niet afgelopen. Jarenlang heeft De Bock er zelf aan gewerkt, meestal met behulp van een paar bevriende journalisten, generatiegenoten eigenlijk, met als voornaamste steun en toeverlaat Paul Huybrechts, ex-journalist bij De Morgen, van 1991 tot 2002 directeur van De Tijd en onlangs auteur van SOS NMBS. In het spoor van Karel Vinck, een recente kanjer in de (economische) onderzoeksjournalistiek.

Zo kreeg de Katholieke Universiteit van Leuven een van de belangrijkste schenkingen van de laatste jaren. Misschien niet in geldelijk waardevolle stukken – De Bock collectioneerde geen middeleeuwse wiegendrukken of kostbare incunabelen. Maar zijn archief is in politiek en cultuurhistorisch opzicht onbetaalbaar. Het archief-De Bock bevat immers een schat aan origineel materiaal: pv’s, knipsels, bedrijfsinformatie, verslagen, verklaringen, pamfletten, folders, knipsels, al dan niet zeldzame boeken.

Omdat het nog deels gaat om vertrouwelijke informatie die Walter De Bock als journalist verzamelde, is een originele regeling uitgewerkt, waarbij de toegang tot die stukken nog voor maximaal twintig jaar gesloten blijft, behalve bij toestemming van de secretaris van de secretaris-generaal van de Raad voor de Journalistiek. Vandaag is dat Flip Voets, oud-VRT-radiojournalist en een vriend van De Bock.

De ondertekening van de schenkingsakte was dus het eindpunt van wat al een tijd in voorbereiding was: het toegankelijk maken van dertig jaar geëngageerde onderzoeksjournalistiek. De Bocks carrière was aanvankelijk grillig, via Vrijdag (een hoogst kortstondig opinieweekblad, onder leiding van Paul Goossens en een paar spitsbroeders), de Nieuwe Linie, Knack, de BRT, De Krant (een weer erg kortstondig initiatief van Louis Croonen), opnieuw Knack, om tenslotte in 1979 bij De Morgen te belanden. Daar bleef De Bock tot 2002, tot zijn ziekte hem het werken in het hectische ritme van een dagblad sterk begon te belemmeren.

In de periode 1992-1995 was hij hoofdredacteur ad interim, in wat wellicht ‘de nacht der tijden’ voor De Morgen was: de meeste en ook wel de beste redacteuren weg, een slepend conflict met de uitgever, nagenoeg onmogelijke sluitingstijden, dramatisch weinig lezers. Als De Bock één verdienste had als hoofdredacteur, dan een cruciale: tegen beter weten in, het verzorgen voor continuïteit van de titel: De Morgen stopte niet.

Intussen was De Bock, als persoonlijkheid sowieso geen hoofdredacteur, ook geen fulltime hoofdredacteur qua professionele aandacht. Die jaren waren immers cruciaal voor het beslechten van een paar van de belangrijkste politiek-justitiële dossiers van de laatste decennia: de moord op André Cools en de zaak-Agusta-Dassault nadien. Walter De Bock speelde daarin een sleutelrol. De zaterdagkrant van De Morgen op 13 juni 1992 opende met de kop: ‘Kabinet-Van der Biest betaalde moordenaars’. Bijna vijftien jaar later is die kop nog altijd tot de laatste letter waar.

Het dossier-Cools was niet het eerste noch het laatste grote dossier van De Bock. Hij schreef over de collaboratie (‘de mooiste jaren van een generatie’), de Bende van Nijvel, Gladio, het koningshuis, wapenaankopen, de strapatsen van de Staatsveiligheid en natuurlijk over baron de Bonvoisin. Later waren zijn voorpagina-artikels in De Morgen mee beslissend in de val van de Schaarbeekse politiecommissaris Johan De Mol.

De Bock was tegengif op papier van de zogenaamde ‘jaren van lood’: de tijd dat in de jaren zeventig en tachtig ook in West-Europa de Koude Oorlog werd uitgevochten, met moorden, smeergelden, callgirls, wapenhandel, geheime diensten en nucleaire geheimen. In die tijd was Walter De Bock een van de meest spraakmakende journalisten van zijn generatie.

Misschien wel zijn beste boek schreef hij in 1988, Des armes pour ‘Iran: L’Irangate, over geheime – Franse – wapenleveringen aan het Komeiniregime. Heel even werd De Bock een nationale figuur in Parijs, toen de topman van een wapenconcern op tv verkondigde dat hij nooit één document daarover had gezien, maar de presentator ineens (in samenspraak met de ook aanwezige De Bock) een kruiwagen vol papier voor de camera’s bracht: “Et c’est quoi, ça?” Dat het boek nooit het status kreeg die het verdiende, kwam door het feit dat het nooit in de winkel geraakte. Of beter, wel erin, maar nooit echt eruit: de Franse wapenindustrie kocht nagenoeg de hele oplage op. De Franse uitgeverij zag, vreemd genoeg, geen brood in een tweede druk.

Intussen was De Bock in België a pain in the ass voor Paul Vanden Boeynants. Jaren voor die ‘eer’ Willy Claes te beurt zou vallen, had Vanden Boeynants ei zo na zijn benoeming als secretaris-generaal van de NAVO op zak. Tot Walter De Bock belastend materiaal publiceerde. Zijn vriend Paul Huybrechts suggereerde zaterdag dat dit een bewust lek was van de CIA. Daarop volgde enkel een grijns, en ‘geen commentaar’.

Wat haast niemand weet, is het feit dat De Bock de entourage van VDB van binnenuit kende. Dat kwam omdat hij zijn legerdienst klopte als gedetacheerde – verantwoordelijke voor de documentatie, wacht dat u? – op het kabinet van landsverdediging, geleid door VDB. Daar werkte nog een andere milicien: Rik De Nolf, vandaag uitgever van Roularta, en nadien (toen De Bock bij Knack werkte) werkgever/mecenas van zijn voormalige lotgenoot.

Want als het moest, smeedde De Bock zelfs met de duivel een pact; als het de goede zaak diende, de onthulling van de waarheid, aanvaardde hij informatie van wie ook. “Denk je echt dat ik opgeschoten zou hebben in de zaak van de moord op Cools als ik alleen met misdienaars zou mogen praten”, was een van zijn boutades.

Dat was natuurlijk op een slappe koord dansen. De Bock zou er vaak mee te maken krijgen, zeker in de laatste jaren van zijn loopbaan, concurrenten en collega’s die hem afbrandden, zijn verhalen in het belachelijke trokken, zijn bronnen discrediteerden. De Belgische onderzoeksjournalistiek was en is een klein milieu. Hoe getalenteerd ze ook waren, het was geen grote en zeker geen blijvende vriendschap tussen de drie beste en meest onderlegde onderzoeksjournalisten die dit land kende: wijlen Frank De Moor (Knack), wijlen René Haquin (Le Soir), en Walter De Bock (De Morgen).

Soms ligt de oorzaak van een meningsverschil in een klein hoekje verscholen. Neem het bijzonder ingewikkelde dossier Westland New Post (WNP), een Brussels extreem rechts genootschap dat zich in de jaren tachtig onledig hield met de staat te destabiliseren. Aanvankelijk schrok ook De Bock op van WNP. Toen zijn collega Haquin over dit genootschap een boek publiceerde, en De Bock het voorwoord schreef, legde die laatste uit dat WNP vooral een fictieve constructie was, in die grijze jaren opgezet om de Staatsveiligheid onderuit te halen: geen aanval op de democratie, maar de destabilisering van één, politiek erg gevoelige instelling. Een extreem rechts complot van extreem rechts, een spiegelpaleis, en dus gevaarlijk voor journalisten die even niet opletten. En de welhaast spreekwoordelijke brillenglazen van Walter De Bock waren zo dik dat hij door veel van die manoeuvres keek.

Vrijdagavond parafraseerde Paul Huybrechts, uitgerekend in de rectorale salons van de KU Leuven, de gevleugelde uitspraak van wijlen rector Piet De Somer over ‘het recht op dwalen’: het is onvermijdelijk dat onderzoeksjournalisten soms dwalen. Alleen moeten ze weten dat dit in evenwicht gehouden wordt door een niet-bekrompen toepassing van het recht op antwoord.

Walter De Bock begon er al mee als student, in de jaren zestig, toen hij aan de toen nog unitaire Katholieke Universiteit van Leuven / Université Catholique de Louvain studeerde. Hij heeft die studie nooit beëindigd, omdat hij vroegtijdig begon met waarin hij de beste was: informatie verzamelen en verwerken. Intelligence heet dat in het jargon: twintig jaar lang was Walter De Bock op zijn eentje een spionagedienst.

Hij deed het al in 1965-1966, geen twintig jaar oud, als hoofdredacteur van het studentenblad Ons Leven, verbonden met het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV), en nadien bij de linkse afscheuring Studenten Vakbeweging (SVB). De bezielende figuur was studentenleider Paul Goossens, ex-preses van het KVHV. Goossens was de man van het podium, De Bock van het archief. Zoals de Leuvense historicus Louis Vos het vrijdagavond mooi uitdrukte: Goossens was “de James Dean van onze generatie”.

De Bock, toen al, de man met aktetas. Hoewel, ook De Bock wist op tijd en stond ook een ‘performance’ te geven. Zo werden ze ook begrepen door de buitenwereld: als een aanvulling van elkaar. Dat gaat ver terug. In zijn toespraak citeerde Paul Huybrechts een CIA-document uit de woelige jaren zestig (codenummer: 04516-061427Z). Het was destijds geheim (‘confidential’), nu ‘de-classified’: “Both Goossens and De Bock are aggressive personalities and dynamic speakers.”

Dat zou De Bock trouwens to zijn laatste actieve dagen blijven. Zijn laatste grote dossiers ging over de strapatsen van Tractebel in Kazachstan. Het bedrijf gaf er een persconferentie om de berichtgeving in De Morgen te weerleggen, maar De Bock ging ter plaatse ’tegenspreken’ en stuurde de verdediging van een van ’s lands belangrijkste bedrijven compleet in de war.

Een paar dagen later vernam De Bock voor het eerst dat hij aan de onherroepelijke ziekte van Alzheimer leed. Op die sluipende wijze kondigde zich het einde aan van een van de merkwaardigste journalistieke carrières in België.

De Amerikaanse ambassade had het dus juist gezien. Goossens en De Bock konden spreken, en ze waren beiden geen doetjes. Wie vorige week het gezelschap zag op de receptie in de rectorale salons (Paul Goossens, Kris Merckx, Walter De Bock zelf, tal van (ex)-redacteurs en medewerkers van De Morgen, Knack, Humo, Solidair of uitgeverij EPO, Ludo De Witte, Huybrechts, zoveel ex-journalisten, magistraten en academici, die weet het zeker: de ‘goede zaak’ werd altijd het best verdedigd door slechte karakters.

Dat merk je ook al als je vroege SVB-brochures doorleest, die in die tijden van Leuven-Vlaams heel vaak ‘de splitsing van de universiteit’ als onderwerp hadden. Goossens had die strijd al socialer gemaakt, ontdaan van zijn rauwste Vlaams-nationalistische uitwassen (‘Walen buiten’). De Bock documenteerde verder: je leest in de studentenbrochures gedetailleerde biografieën van professoren, en de anonieme auteur – De Bock dus – vertaalt de strijd om de KU Leuven als een verborgen machtsspel tussen de aandeelhouders van de Kredietbank en die van de Société Générale.

Dat laatste was wijd en zijd bekend, en ook na de splitsing zouden in de raad van bestuur van de nieuwe universiteit te Louvain-la-Neuve meer dan een vertrouwensman van ‘la vieille dame’ van het Belgische kapitaal zitting krijgen. Maar dat Piet De Somer, via zijn echtgenote, een grootaandeelhouder van de Kredietbank was, en dat dit ook gold voor een aantal van zijn belangrijkste professoren, dat werd voor het eerst zwart op wit neergeschreven in SVB-brochures, in de gedetailleerde, onthullende, maar bepaald hoekige stijl die de auteur verraadde.

De Bock kende die wereld trouwens van binnenuit. Rector Piet De Somer bestuurde zijn universiteit een tijdlang samen met drie mannen. De eerste was de groepsvoorzitter biomedische wetenschappen, José Vandenbroucke; hij is de vader van de huidige socialistische minister Frank Vandenbroucke. De tweede was de groepsvoorzitter positieve wetenschappen, Alfons De Bock, de vader van Walter De Bock. De derde, de voorzitter studentenaangelegenheden en het zwaargewicht van humane wetenschappen, was Herman Servotte. Dat was een priester, en dus kinderloos.

In die zin is het archief van Walter De Bock thuisgekomen waar het begon: de universiteit van Leuven. Daar waar in dit land ‘mei 1968’ vorm kreeg, al vanaf 1966. Waar de generatie Goossens-De Bock, en haar radicale communistische dissidentie Martens-Merckx, gestalte kreeg. Waar jonge katholieke intellectuelen zich losscheurden van de zuil, en jaren later – onder Karel Van Miert – ook de socialistische zuil verplichtten zichzelf open te zetten, niet naar partijpolitiek links, maar naar progressief en onafhankelijk Vlaanderen, over de grenzen van zuil en afkomst heen.

Als Goossens en De Bock één grote verdienste hebben, is het die van de mannen van Leuven-Vlaams, die later de aartsvijanden werden van het Vlaams-nationalisme, en vooral zijn extreem rechtse vleugel, en die de politieke en levensbeschouwelijke kaart van Vlaanderen wezenlijk hertekenden. Vanuit het katholieke Leuven werd Vlaanderen ontvoogd.

Bron » De Morgen