Zeven vragen bij de laatste ‘blunder’ van de Belgische Staatsveiligheid

Het schandaal dat eind vorige week losbarstte na het nieuws dat Abdelkader Belliraj jarenlang als informant heeft gewerkt voor de Staatsveiligheid, roept voorlopig meer vragen op dan er antwoorden zijn. Hoe kon een man die in de jaren tachtig zes politieke moorden in België zou hebben gepleegd en die sinds 1992 aan het hoofd zou staan van een buitengewoon goed georganiseerde islamitische terreurorganisatie in Marokko, al die jaren ongestoord in Evergem blijven wonen en ondertussen betaald informant zijn voor de Belgische inlichtingendienst?

1 Wat zijn de gevolgen voor Belliraj?

Dat er überhaupt een naam van een informant van de Staatsveiligheid te grabbel wordt gegooid, is spectaculair en ongezien. De identiteit van informanten behoort tot de meest gevoelige en best bewaarde geheimen van elke geheime dienst. Het leven van Belliraj is sinds vorige vrijdag geen cent meer waard. Als hij ooit uit de Marokkaanse gevangenis komt, is de kans groot dat hij in de kortste keren door zijn vroegere medestanders als verrader zal worden geëxecuteerd.

Wie zijn naam heeft gelekt, is onduidelijk. Sommigen vermoeden manipulatie uit Marokkaanse hoek.

2 Moet de Staatsveiligheid namen van informanten doorgeven?

Sinds de oprichting van het Orgaan voor de Coördinatie en Analyse van de Dreiging (OCAD), bedoeld als centraal zenuwcentrum voor de terrorismebestrijding, zijn de politie- en inlichtingendiensten op straffe van sanctie verplicht alle relevante informatie door te geven. Maar in principe kan geen enkele dienst verplicht worden de namen van informanten door te geven. Die lijst is absoluut ultrageheim, de dienst zal zelfs nooit bevestigen of ontkennen dat iemand informant was.

Als de informatie die doorsijpelt uit Marokko evenwel officieel bevestigd wordt (tot nog toe heeft geen enkele Belgische magistraat het proces-verbaal van zijn bekentenis gezien), neemt de zaak een andere wending. Als de Staatsveiligheid op de hoogte was van terroristische activiteiten van Belliraj, dan had ze dat moeten melden aan het federaal parket. En als de Staatsveiligheid niets wist, dan deed ze haar job niet goed.

3 Wat wist de Staatsveiligheid over Belliraj?

Voor een informant wordt gerekruteerd, wordt hij gescreend door de Staatsveiligheid. De vraag is hoe efficiënt die screening verliep. Na de moorden in 1989 kwam Belliraj in het vizier van het gerecht en werd hij ondervraagd, maar vrijgelaten bij gebrek aan bewijs.

Het is ondenkbaar dat iemand die ooit verdacht werd in een dergelijk zwaar gerechtelijk dossier de status van informant zou krijgen. Hij werd gerekruteerd door de Gentse buitendienst van de Staatsveiligheid in 2000, ongeveer op hetzelfde moment dat hij genaturaliseerd werd tot Belg. Het komt wel vaker voor dat de Staatsveiligheid buitenlanders rekruteert in ruil voor hun naturalisatie.

4 Wat kan het Comité I doen?

Volgens een lid van het parlementaire begeleidingscomité dat toezicht houdt op de inlichtingendiensten kan het Comité I, onder voorzitterschap van Guy Rapaille, relatief snel vaststellen of Belliraj een informant was, en welk statuut hij had. Naast geregistreerde, officieel betaalde informanten bestaan er echter ook losse, niet-officieel betaalde informanten. Zeer waarschijnlijk was Belliraj een dubbelspion, en werkte hij tegelijk voor een buitenlandse (Franse?) geheime dienst. Zolang er geen duidelijkheid is over het statuut van Belliraj zijn alle conclusies voorbarig.

5 Welke rol speelt Albert Raes?

Over deze zaak hangt de zware slagschaduw van Albert Raes, de legendarische vroegere baas van de Staatsveiligheid. Sinds zijn gedwongen vertrek is Raes ereconsul van België in Marokko, maar officieel heeft hij niets te maken met de affaire-Belliraj.

Toch heeft zijn functie weinig te maken met het verdedigen van de commerciële belangen van ons land, maar alles met inlichtingenwerk. Oude spionnen sterven immers niet. Raes blijft bij de Staatsveiligheid alomtegenwoordig achter de schermen. Zijn oude getrouwen, zoals de chef van de sectie islamterrorisme, zitten nog altijd op sleutelposities.

6 Wie heeft er belang bij een beschadiging van de Staatsveiligheid?

De affaire is een nieuwe klap voor het toch al zwaar gehavende imago van de Staatsveiligheid. In de perceptie van de publieke opinie is de zaak al bijgezet in de lange rij ‘blunders’ die de dienst blijven achtervolgen. Later, als het stof en de emoties zijn gaan liggen en er meer informatie beschikbaar is om de zaak te beoordelen, blijken lang niet alle ‘blunders’ te herleiden tot fouten van de Staatsveiligheid.

Bij het huidige schandaal stelt zich de vraag: à qui profite le crime? Bekend is dat de federale politie al jaren achter de schermen een oorlogje uitvecht met de Staatsveiligheid, vooral op het terrein van terrorismebestrijding.

Anderen wijzen in de richting van het federaal parket, dat de laatste weken zelf het mikpunt is van zware kritiek, en een bliksemafleider dus wel kan gebruiken. Een beschadiging van de top van de Staatsveiligheid zou zelfs justitieminister Jo Vandeurzen (CD&V) niet ongevallig zijn, weten liberale politici. Ook Senaatsvoorzitter Armand De Decker (MR) waarschuwt voor manipulatiepogingen. “Het in verlegenheid brengen van de Staatsveiligheid kan een doel op zich zijn”, meent hij.

7 Gaan er koppen rollen?

Als zou blijken dat Alain Winants, de chef van de Staatsveiligheid, zijn voogdijminister Vandeurzen over de zaak heeft belogen (al dan niet bewust, bijvoorbeeld omdat hij verkeerd werd geïnformeerd door zijn eigen mensen), is zijn positie onhoudbaar. In dat geval staat de liberaal Winants hetzelfde lot te wachten als zijn voorganger Koen Dassen, die twee jaar geleden het veld moest ruimen omdat hij het vertrouwen van zijn minister had verloren.

Bron » De Morgen | Georges Timmerman