Nieuw Brits toestel kan binnen het uur DNA-profiel bepalen

RapiDNA, een nieuw draagbaar analysetoestel, kan binnen het uur het DNA-profiel van verdachten bepalen. Dat schrijft The Telegraph zondag. “De politie moet zelfs de misdaadplaats niet meer verlaten”, klinkt het. Het toestel, niet groter dan een handbagagetrolley, kan het DNA-profiel bepalen op basis van bloedresten, huidcellen en speeksel. Het materiaal moet in een verzegeld staal het toestel in. De resultaten kunnen draadloos verstuurd worden.

Met de draagbare DNA-tester, door Britse forensische experts ontwikkeld en RapiDNA genoemd, kunnen de resultaten onmiddellijk vergeleken worden met gegevens uit DNA-databanken.

“Door de snelheid kunnen we criminelen opsporen nog voor ze gestolen goederen kunnen verkopen of opnieuw toeslaan”, klinkt het bij dr. Steve Allen van LGC Forensics. “Bovendien kan het ook bij grenscontroles snel verwantschappen tussen personen bewijzen of gebruikt worden om slachtoffers van rampen te identificeren.” Prototypes van het toestel worden momenteel getest, en de productie zou over een jaar van start gaan.

De ontwikkelaars wijzen erop dat DNA-onderzoek in de toekomst gebruikt kan worden om misdaden op te sporen waarvoor nu meestal geen genetisch materiaal onderzocht wordt, zoals bijvoorbeeld woninginbraken of autodiefstallen. “Bovendien zal niet alleen de betrokkenheid van verdachten sneller vaststaan, ook de onschuld van verdachten wordt sneller duidelijk.”

Bron » Metro Time

“Chaos dreigt bij politie en gerecht”

Vanaf 1 oktober mag elke verdachte zich tijdens zijn verhoor laten bijstaan door een advocaat. “Een revolutie”, noemt advocaat-generaal Frank Schuermans dat. “En daar zijn we nauwelijks op voorbereid. Jaarlijks vinden er in ons land minstens 80.000 arrestaties plaats. Zodra de nieuwe wet van kracht is, zullen we dus jaarlijks 80.000 advocaten moeten oproepen. Weinigen lijken te beseffen hoe ingrijpend dat is.”

Dat zegt Frank Schuermans, magistraat bij het parket-generaal van Gent. Hij reageert daarmee op de Salduz-wet die een meerderheid van de kamerleden donderdag heeft aangenomen. De wet is een gevolg van het Salduz-arrest dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in 2008 heeft geveld. Daarin oordeelde het Hof dat elke aangehouden verdachte het recht heeft om zijn advocaat te raadplegen als hij door politie of gerecht wordt ondervraagd.

Als ook de Senaat het wetsvoorstel goedkeurt, zullen in ons land alle verdachten vanaf 1 oktober een advocaat mogen oproepen wanneer zij door politie of gerecht worden verhoord. Alleen verdachten van verkeersmisdrijven en van de (weinige) misdrijven met straffen van minder dan één jaar, vallen buiten de wet. “Men onderschat de impact daarvan op organisatorisch vlak”, zegt Schuermans.

“Waar gaan we bijvoorbeeld al die advocaten vinden? Dat is nu al een probleem in de arrondissementen die advocaten toelaten bij de ondervraging door de onderzoeksrechter. In Ieper bijvoorbeeld is er welgeteld één advocaat die opgeroepen kan worden voor verdachten die geen eigen advocaat hebben. Hoe moet hij dat bolwerken als alle verdachten ook bij hun politieverhoor een advocaat mogen oproepen?”

“Er zijn nog meer praktische gevolgen. In Veurne bijvoorbeeld zijn onlangs tien Zuid-Amerikanen opgepakt. Na hun arrestatie had de onderzoeksrechter een tiental uur de tijd om hen te verhoren en eventueel aan te houden. Vanaf 1 oktober moeten politie en justitie in zo’n geval op 24 uur tijd de eerste bewijzen verzamelen en tegelijk georganiseerd krijgen dat de tien verdachten de bijstand van een advocaat krijgen en dat er voldoende tolken zijn om hen te verhoren.” Ook voor de tolken zal er volgens Frank Schuermans een nieuw probleem opduiken.

“De Salduz-wet voorziet dat de verdachten een halfuur ‘vertrouwelijk gesprek’ met hun advocaat mogen voeren, voorafgaand aan het verhoor. Daarna mogen de advocaten ook aanwezig zijn tijdens het verhoor, tenminste als het gaat om verdachten die opgesloten zitten. Als dat niet het geval is, hebben ze dat recht niet.”

“De vraag is nu of je dezelfde tolk mag gebruiken voor zowel het vertrouwelijk gesprek als voor het verhoor. Want in zo’n geval breng je de tolk in een vervelende positie. Hij hoort tijdens het voorafgaande gesprek dingen die strikt vertrouwelijk zijn. Het kan dat hij dingen te weten komt die relevant zijn voor het onderzoek, maar hij mag die niet tegen de ondervrager zeggen. Om dergelijke situaties te vermijden, lijkt het me logischer om meerdere tolken te voorzien. Maar ook dat heeft weer een logistieke en budgettaire impact.”

Dan zijn er nog een hele reeks kleinere praktische vragen. “Zo is de vraag vanaf wanneer er sprake is van een verhoor. Valt bijvoorbeeld een eerste informatieve gesprek al onder de definitie van ‘verhoor’? Of nog niet? En wat doe je bijvoorbeeld bij verdachten die dronken zijn? Tijdens de Gentse Feesten zijn er elke nacht vechtpartijen. Moeten we voor al die halfdronken mannen een advocaat oproepen? Of nog: moeten we de advocaten fouilleren vooraleer ze zich met hun cliënt afzonderen? En hoe kunnen we vermijden dat de verdachte zijn advocaat fysiek bedreigt of gijzelt?”

Naast de praktische opmerkingen enerzijds heeft Frank Schuermans een belangrijk principieel bezwaar anderzijds. “Het principe van de bijstand door een advocaat komt uit het Angelsaksische recht. Daar bestaat de functie van onderzoeksrechter niet. Zij kennen geen magistraat die een neutrale positie inneemt. Vandaar dat het Angelsaksisch systeem de bijstand van advocaten toelaat, als compensatie.”

“Op het Europees recht past de bijstand door de advocaat dan ook als een tang op een varken. Op een sluipende manier verplicht het Europees Hof ons rechtssysteem om in de richting van het Angelsaksisch systeem op te schuiven. Het zou me niet verwonderen dat het Hof binnenkort ons principe van de onderzoeksrechter in vraag stelt. Begrijp me niet verkeerd”, besluit Schuermans.

“Op zich ben ik niet tegen de bijstand van een advocaat, maar in ons rechtssysteem past dat niet. Bovendien dreigt er organisatorische chaos omdat de wet al binnen de drie maanden volledig in werking moet treden. Een overgangsperiode is niet voorzien. Drie maanden is wel een heel korte periode om een revolutionaire verandering voor te bereiden.”

Bron » De Standaard

Kamer keurt Salduz-wet goed

De plenaire Kamer heeft de zogenaamde Salduz-wet goedgekeurd. Die schrijft voor dat een verdachte bij een eerste verhoor moet worden bijgestaan door een advocaat. De Kamer sleutelde aan de tekst die uit de Senaat komt, waardoor het ontwerp nu opnieuw naar de Hoge Vergadering verhuist. Bij de stemming waren er 79 stemmen voor, 26 tegen (Vlaams Belang, sp.a, LDD en Louis Laurent) en 37 onthoudingen (PS en groenen).

De wet volgt op het arrest-Salduz van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het bepaalt dat iedere verdachte bij een eerste verhoor moet worden bijgestaan door een advocaat. De Senaat boog zich eerder al over de vertaling van het arrest naar Belgische wetgeving.

Van grote wijzigingen is er geen sprake. De Raad van State vroeg wel het begrip “verhoor” beter te definiëren, om zo te bepalen vanaf wanneer iemand recht op bijstand heeft. De Kamer kiest echter voor een verwijzing naar de parlementaire werkzaamheden, meer bepaald naar een nota van de minister waarin opgesomd staat wat niet beschouwd dient te worden als een verhoor dat bijstand door een advocaat vereist.

De PS onthield zich bij de stemming. De partij heeft vooral bedenkingen bij de mogelijkheid voor onderzoeksrechters om de periode van 24 uur voor de vrijheidsberoving eenmalig met 24 uur te verlengen. Vlaams Belang en sp.a stemden tegen het ontwerp. De Vlaamse socialisten vrezen dat met de huidige tekst de doos van Pandora wordt geopend en dat onderzoeken voortdurend zullen worden geblokkeerd omwille van procedurekwesties.

Bron » De Morgen

Chef militaire geheime dienst onder vuur

De oorzaak van de manke werking van de militaire inlichtingendienst ligt volgens enkele parlementaire controleurs bij één man: Michel Hellemans, de baas van deze dienst. Hij liep een tijd geleden al een klacht voor drankmisbruik en ongewenste intimiteiten op.

In het jaarverslag van het Comité I, dat de inlichtendiensten controleert, krijgt de militaire tegenhanger van de Staatsveiligheid er duchtig van langs. De ADIV (Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid), zoals dit legerdepartement officieel heet, doet veel te weinig om de informatie die ze vergaart door te geven aan de andere inlichtingendiensten die dit land rijk is, zo oordeelt het Comité I.

Vijf jaar geleden kwam het gebrek aan informatiedoorstroming van de militaire inlichtingendienst al aan de oppervlakte. Het Comité I snapt dan ook niet waarom er nauwelijks werk gemaakt is van de aanbevelingen die het toen al neerschreef. Dat de dienst vierkant draait, wijten de leden van het parlementaire toezichtscomité aan de baas van de ADIV, vice-admiraal Michel Hellemans.

“Bij de militaire inlichtingendienst is er een probleem met de leiding, die in handen ligt van een niet-onbesproken figuur,” zegt N-VA’er Ben Weyts. Ook CD&V en sp.a schuiven de schuld voor de manke werking van de ADIV in de schoenen van Hellemans. “Wat mij het meest shockeert, is de interne weerstand tegen een betere informatiedoorstroming,” zegt CD&V’er Dirk Claes. “Omdat de ADIV slecht beheerd wordt, worden er vaak foute beslissingen genomen. Waarom grijpt de leiding van de dienst niet in? Hellemans moet eindelijk actie ondernemen.”

In 2004 kwam de vice-admiraal in opspraak nadat hij in een anonieme brief werd beschuldigd van drankmisbruik en ongewenste intimiteiten. In de brief werd Hellemans afgeschilderd als “een drankorgel die avances maakte bij zijn vrouwelijke medewerksters”. De zaak werd onderzocht door het Comité I, maar toenmalig defensieminister André Flahaut (PS) legde de klacht naast zich neer en Hellemans bleef op post.

“Zijn voorkeur voor drank en vrouwen benevelt nochtans zijn handelen. Letterlijk en figuurlijk”, oordeelt een parlementslid. Bij defensie doen ze de aantijgingen over het drankmisbruik van de vice-admiraal af als niet-gefundeerde geruchten die moeten dienen voor ‘persoonlijke afrekeningen’.

“Er lopen geen officiële klachten tegen de vice-admiraal,” beklemtoont Ingrid Baeck woordvoerder van Defensie. Noch de voogdijminister, noch de stafchef wilden gisteren reageren op de inhoud van het rapport van het Comité I. “Wij hebben het rapport nog niet gekregen”, besluit Baeck. “Wij kunnen geen commentaar geven op een tekst die we niet kennen.” Defensieminister Pieter De Crem (PS) zal vandaag antwoord geven op het rapport in het parlement.

Bron » De Morgen

Militaire inlichtingendienst draait compleet vierkant

De ‘staatsveiligheid van het leger’ functioneert zo slecht dat ze haar eigen werking ondergraaft. Dat zegt het Comité I, dat de inlichtingendienst controleert. Vooral de informatie stroomt niet goed door. Is het normaal dat verschillende afdelingen van een inlichtingendienst niets afweten van elkaar? Dat één afdeling bijvoorbeeld met een persoon aan het werken is, en dat de andere afdeling dat helemaal niet weet? Terwijl dat misschien noodzakelijke informatie is.

Het gebrek aan informatiedoorstroming kwam vijf jaar geleden al aan het licht bij de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV), de militaire tegenhanger van de Staatsveiligheid. Het is de dienst die informatie verzamelt over mogelijke bedreigingen voor het Belgische leger en de militaire installaties. Vijf jaar later is die ‘lacune’ er nog steeds, blijkt uit het jaarverslag van het Comité I, dat de inlichtingendiensten controleert.

Dat verslag werd gisteren in het parlement voorgesteld. Het comité ‘betreurt’ dat er nauwelijks werk is gemaakt van de aanbevelingen die het vijf jaar geleden al heeft geformuleerd. In het jaarverslag schrijft het Comité I zelfs: “Deze situatie is van aard om de goede uitvoering van de opdrachten van het ADIV in het gedrang te brengen.” Een scherpe conclusie voor een controleorgaan dat gewoonlijk diplomatischer taalgebruik hanteert.

Het Comité I vermeldt in zijn jaarverslag, dat verder grotendeels over de Staatsveiligheid gaat, ook enkele ‘incidenten’ die zich binnen de ADIV hebben voorgedaan. Zo zijn er in 2007 op verschillende tijdstippen drie inbraken in een dienstvoertuig geweest. Ook heeft zich een dodelijk verkeersongeval voorgedaan. Bij die vier incidenten zijn telkens ‘persoonsgegevens verloren gegaan en/of geclassificeerde informatie gecompromitteerd geraakt’. Het Comité vraagt dat er in de dienstwagens een beveiliging komt, waardoor dergelijke gevoelige informatie bij inbraak niet in verkeerde handen kan komen.

Het probleem van de informatiedoorstroming wordt onderzocht in de audit van de ADIV, die eind vorig jaar al is opgestart. De andere onderwerpen van de audit zijn onder meer de ‘goede inzet van de middelen’ en het personeelsbeleid.’ In het najaar van 2011 moet de audit rond zijn. Bij Defensie wilde gisteren niemand reageren op de analyse van het Comité I. “We hebben de tekst van het jaarverslag nog niet ontvangen”, aldus woordvoerster Ingrid Baeck. “We kunnen niet reageren op een tekst die we niet kennen.”

Bron » De Standaard