Staatsveiligheid jaagt op nepjournalisten

Elke maand geeft de Algemene Vereniging van Belgische Beroepsjournalisten (AVBB) een geactualiseerde lijst van erkende beroepsjournalisten aan de Staatsveiligheid. De maatregel is een gevolg van de BIM-wet, die de Belgische inlichtingendiensten toelaat om telefoons af te luisteren, e-mails te onderscheppen en afluisterapparatuur te plaatsen. Dat meldt het jongste nummer van De Journalist, het magazine van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ).

Al meer dan twee jaar geleden waarschuwde Alain Winants, de grote baas van de Staatsveiligheid, voor het groeiende aantal als nepjournalist vermomde buitenlandse spionnen in Brussel. “Om het even wie kan zich uitroepen tot journalist”, zei Winants toen in de Senaatscommissie Justitie.

“Het is ontstellend hoeveel Chinese en Russische journalisten er in Brussel rondlopen, van wie men zich terecht kan afvragen of ze ooit een opleiding tot journalist hebben genoten.” In de wandelgangen preciseerde Winants dat het ging om ‘ettelijke tientallen’ spionnen die het beroep misbruiken als dekmantel voor hun illegale praktijken. Blijkbaar is de Staatsveiligheid ondertussen begonnen met de jacht op deze ‘speciale’ categorie buitenlandse correspondenten.

Vorig jaar is de wet op de bijzondere inlichtingenmethoden (BIM) in voege getreden, een wet die de geheime diensten veel meer middelen en armslag geeft. Maar de BIM-wet botst op sommige punten met de wet tot bescherming van de journalistieke bronnen, dit zijn de namen van de vertrouwelijke informanten of vertrouwelijke documenten die journalisten in handen hebben gekregen. “Een jaar na de inwerkingtreding van de BIM-wet blijkt dat de wetgever een aantal bepalingen inzake journalisten best verder uitklaart”, stelt het ledenblad van de VVJ.

Zo bepaalt de Bronnenwet dat journalisten enkel op vordering van een rechter ertoe gedwongen kunnen worden hun bronnen vrij te geven, en dat enkel als daardoor misdrijven kunnen worden voorkomen die een ernstige bedreiging vormen voor de fysieke integriteit van één of meer personen. De informatie moet bovendien van ‘cruciaal belang’ zijn, en mag op geen enkele andere wijze verkregen kunnen worden.

Volgens de BIM-wet daarentegen mogen inlichtingendiensten gegevens die beschermd zijn door het bronnengeheim enkel inkijken als ze vooraf over ernstige aanwijzingen beschikken dat de journalist persoonlijk en actief meewerkt aan het ontstaan of de ontwikkeling van een potentiële bedreiging. In dat geval mogen de inlichtingendiensten dus specifieke en uitzonderlijke methoden aanwenden, zoals telefoontap. Dit kan echter enkel na eensluidend advies van de BIM-commissie, die bestaat uit drie magistraten.

Maar wat gebeurt er als die potentiële bedreiging géén gevolgen heeft voor de fysieke integriteit van personen? Kan een journalist in dat geval een beroep doen op de bescherming van de Bronnenwet? Magistraat Paul Van Vliet, voorzitter van de BIM-commissie, spreekt in De Journalist geruststellende taal: “Mijns inziens kan het bronnengeheim enkel geschonden worden indien een journalist persoonlijk en actief betrokken is én er een rechtstreeks verband is met de bedreiging. De BIM-wet staat niet boven de wet op het bronnengeheim maar is van latere datum, waardoor het adagium lex specialis derogat legi generali dient toegepast te worden. De bijzondere regel heeft voorrang op de algemene regel.”

Een ander discussiepunt is de vraag: wie is journalist? Volgens de definitie die de BIM-wet hanteert, gaat het om journalisten die van Binnenlandse Zaken een erkenning hebben gekregen volgens de wet van 1963. De Bronnenwet daarentegen gebruikt een veel ruimere interpretatie en geldt bijvoorbeeld ook voor journalisten die geen lid zijn van deVVJ/AVBB, de lokale en periodieke pers, personen die journalistiek als bijberoep uitoefenen, burgerjournalisten, bloggers en al dan niet professionele internetjournalisten. Pol Deltour, secretaris van de VVJ/AVBB: “De wet van 1963 op de erkenning van beroepsjournalisten laat toe om te werken met punctuele lijsten.

Ook buitenlandse journalisten kunnen op basis van die wet officieel erkend worden en krijgen dan het statuut van beroepsjournalist. Het gaat om een 700-tal mensen bovenop de zowat 4.500 Belgische erkende beroepsjournalisten. Elke maand bezorgt de AVBB een geactualiseerde versie van die lijst aan de Staatsveiligheid. Daarop staat voor elke journalist de naam, voornaam, erkenningsnummer en geboorteplaats vermeld – formele gegevens die identificatie toelaten, zonder meer.”

Conclusie: de inlichtingendiensten mogen doen wat ze willen met (buitenlandse) journalisten die geen beroepserkenning hebben. Volgens Paul Van Santvliet bestaat voor hen geen extra bescherming. Professor mediarecht Dirk Voorhoof (UGent) nuanceert echter: “Inlichtingendiensten mogen evenmin bij niet-erkende beroepsjournalisten zomaar tot allerlei snuffelwerk of onderzoeksmaatregelen overgaan.”

Voorhoof verwijst naar een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In de zaak-Sanoma stelde het Hof dat enkel een (onderzoeks-)rechter of een andere onafhankelijke of onpartijdige instantie kan beslissen tot inzage van documenten die informatie bevatten over journalistieke bronnen.

Bron » Apache