Opinie: Drempels voor rechtspraak zijn muren geworden

Nu verschillende parlementsleden aangeven de fel gecontesteerde wet op de advocatenkosten te zullen herbekijken, kunnen ze beter eens de hele rechtstoegang evalueren. Die is de afgelopen twee regeerperiodes mismeesterd. De drempels zijn verhoogd. Voor de gewone burger zijn die drempels muren geworden.

Een mens vraagt zich af of parlementsleden wel nadenken bij de wetten die ze aannemen. Het laatste wapenfeit stemt in elk geval tot nadenken. Afgelopen donderdag bonden fiscale juristen de kat de bel aan. Bij rechtszaken over fiscale geschillen, zou enkel de Belgische staat de advocatenkosten kunnen recuperen als ze de zaak wint, maar de belastingplichtige niet.

De reikwijdte van de wet gaat echter een pak verder. Letterlijk luidt het dat ‘een publiekrechtelijke rechtspersoon’ niet kan veroordeeld worden tot de advocatenkosten, voor zover die ‘optreedt in het algemeen belang’. Dat laatste zou er nog aan ontbreken, maar het verhindert niet dat de wet vele burgers zal treffen. Indien men bijvoorbeeld een GAS-boete betwist en het proces wint, zal de overheid de advocatenkosten niet moeten terugbetalen. Hetzelfde voor procedures tegen de stedenbouwkundige ambtenaar.

Indien men bijvoorbeeld een GAS-boete betwist en het proces wint, zal de overheid de advocatenkosten niet moeten terugbetalen. De inkt van de tekst was nog niet droog of verschillende parlementsleden lieten weten de wet te zullen herbekijken. Dit uitzonderlijk gebaar van zelfkritiek vond echter pas plaats nadat de gevolgen ervan in de openbaarheid waren gebracht, dat wel.

Mismeesterd

Bij die evaluatie zou men de gelegenheid te baat moeten nemen om de hele rechtstoegang onder de loep te nemen. In de afgelopen twee legislaturen werd de rechtstoegang immers mismeesterd. De twee meest in het oog springende dossiers zijn de wet op de advocatenkosten en de invoering van de btw op de erelonen en kosten van advocaten.

De – in mensentaal klinkende – wet op de advocatenkosten werd ingevoerd in 2007. Ze had als doel om ervoor te zorgen dat de winnende procespartij een deel van de advocatenkosten kon recupereren van de (verliezende) tegenpartij. Dit bedrag stijgt afhankelijk van de waarde van de vordering. Een dergelijk systeem heeft altijd al bestaan, maar de bedragen werden in 2007 fors opgetrokken, wat heeft geleid tot een drastische verhoging van de drempel voor justitie.

Een voorbeeld kan dit meteen duidelijk maken. Waar in zaken van arbeidsrecht vroeger het aan de tegenpartij te betalen bedrag altijd rond de 200 euro schommelde, is dit bedrag nu vastgesteld op 2.200 euro, als men een vordering heeft tussen de 20 en 40.000 euro.

Dit is verre van uitzonderlijk. Betwist men bijvoorbeeld een ontslag om dringende reden en vordert men een aantal maanden (bruto)loon, dan komt men daar makkelijk aan. Dit bedrag dient zowel door de (verliezende) werkgever als door de (verliezende) werknemer te worden betaald, maar formele gelijkheid betekent daarom nog geen echte gelijkheid.

Draagkracht

Zonder overdrijving kunnen we stellen dat de potentiële kost om een rechtszaak in te stellen op enkele jaren bijna verdubbeld is. De voornaamste kritiek op dit systeem is inderdaad dat het abstractie maakt van de ongelijke economische verhouding tussen partijen. Werkgever versus werknemer, eigenaar versus huurder, verzekeringsonderneming versus verzekerde, de overheid versus een (particuliere) belastingplichtige: telkens hebben deze partijen een andere economische draagkracht maar toch zijn de te betalen advocatenkosten dezelfde.

De gevolgen van dit systeem lieten zich onmiddellijk voelen voor de burgers en de advocaten die vooral hun belangen vertegenwoordigen. Voortaan werd op veilig gespeeld. Principiële procedures worden minder gevoerd want als men een proces verliest draait men op voor de advocatenkosten van de tegenpartij. Veel zaken zijn echter niet zwart noch wit, maar grijs. Toch is de wet op de advocatenkosten zonder genade: the winner takes it all.

Btw

Bovenop deze controversiële wet met ingrijpende gevolgen, werden de rechtsonderhorigen in juli 2013 nog getrakteerd op de invoering van de btw op de erelonen en kosten van advocaten. In dit systeem wordt zelfs geen gelijkheid voorgehouden: wie btw-plichtig is, zoals elke onderneming, kan de btw recupereren, burgers betalen als niet btw-plichtigen de volle pot.

De invoering werd verantwoord omwille van budgettaire redenen. Enerzijds zou de btw-wet niet-becijferde/becijferbare inkomsten voor de staatskas opleveren, anderzijds zou ze ons land verlossen van de jaarlijkse boete die aan de Europese Unie diende te worden betaald wegens het feit dat wij als enige land geen btw hiefen (ongeveer 80 miljoen euro per jaar).

Middenveldorganisaties en advocatenordes trokken naar het Grondwettelijk Hof waar de zaak inmiddels werd gepleit. Blijkt dat de boete van 80 miljoen euro in feite ‘maar’ 1 miljoen euro bedraagt en het ook niet echt om een boete gaat. Zal het Grondwettelijk Hof de moed hebben de btw-plicht naar de geschiedenisboeken te verwijzen? Binnenkort is judgement day…

Verdubbeld

Wat er ook van zij, de btw-plicht heeft van de drempel voor justitie een muur gemaakt voor de gewone burger. Waar deze laatste altijd al goed nadacht alvorens een rechtszaak in te stellen, is dit nu bijna een existentiële vraag geworden. Zonder overdrijving kunnen we stellen dat de potentiële kost om een rechtszaak in te stellen op enkele jaren bijna verdubbeld is.

In tijden waarin collectieve actoren en rechten meer en meer onder druk staan en processen vaak een noodzakelijk kwaad zijn, is dit een onaanvaardbare evolutie. Toegang tot justitie en het beroep kunnen doen op een advocaat zijn fundamentele rechten.

De regering en het parlement hebben de keuze om de rechtstoegang op een democratische wijze vorm te geven of om ze verder in te perken. Met het laatste wapenfeit in fiscale zaken opteerde ze resoluut voor de tweede weg. De toekomst zal uitwijzen of het bij dit accident de parcours blijft.

Bron » De Tijd | Door Jan Buelens, advocaat Progress Lawyers Network en gastprofessor Universiteit Antwerpen