Twintig jaar geleden verdwenen Julie en Mélissa

Op 24 juni 1995, vandaag exact twintig jaar geleden, verdwenen Julie Lejeune en Mélissa Russo in Grâce-Hollogne, in de streek van Luik. De meisjes waren 8 jaar. Hun lichamen werden veertien maanden later teruggevonden in Sars-la-Buissière, begraven in de tuin van een huis van Marc Dutroux.

De zaak veroorzaakte een ongeziene ophef en legde gebreken in de werking van het gerechtelijke apparaat bloot. Ze leidde tot ingrijpende hervormingen bij politie en justitie.

Marc Dutroux werd op 22 juni 2004 door het hof van assisen van Aarlen tot levenslang veroordeeld, met tien jaar terbeschikkingstelling van de regering. Hij werd schuldig verklaard aan de ontvoering, opsluiting en verkrachting van Julie en Mélissa, An Marchal, Eefje Lambrecks, Sabine Dardenne en Laëtitia Delhez, aan de moord op Julie, Mélissa, An en Eefje en aan de moord op Bernard Weinstein. Zijn vrouw Michelle Martin kreeg een gevangenisstraf van 30 jaar, zijn handlanger Michel Lelièvre 25 jaar cel.

Na het “proces van de eeuw” bleven verscheidene vragen onbeantwoord, onder meer over de mishandelingen die Julie en Mélissa ondergingen terwijl ze opgesloten zaten in de verborgen kelderruimte in het huis van Dutroux, en over hoe ze aan hun eind kwamen.

Na de kortstondige ontsnapping van Marc Dutroux werden de politiediensten grondig hervormd en werd de strafrechtelijke procedure in die zin veranderd dat ze meer rekening houdt met de slachtoffers. In 1999 werd een Hoge Raad voor de Justitie opgericht om de magistratuur te depolitiseren en in 2007 zag de strafuitvoeringsrechtbank het levenslicht, die zich over verzoeken voor vervroegde vrijlating buigt.

Twintig jaar na de ontvoering van Julie en Mélissa blijft de kans miniem dat Marc Dutroux ooit vrijkomt. Michel Lelièvre zit nog achter de tralies, maar kreeg wel al pentitentiair verlof. Michelle Martin kwam in augustus 2012 na zestien jaar opsluiting onder voorwaarden vrij. Ze woont in Floreffe en studeert rechten in Namen.

Bron » De Morgen

“De gewone burger blijft bij justitie steeds meer in de kou staan. De kleine consument al helemaal”

“Ook de gewone burger zal de dupe zijn van het hervormingsplan voor Justitie van minister Koen Geens”, schrijft het platform ‘Recht voor Iedereen’. Zij voeren vandaag actie tegen de voorstellen die de toegang tot het recht moeilijker maken. Minister Geens heeft een plan, een groots plan. Justitie moet hervormen, moderniseren, informatiseren, sneller werken, … Wie kan daar nu tegen zijn?

Tot nu toe hoorden we vooral de mening van advocaten, magistraten en griffiers. Maar wat betekent dit plan voor de gewone burger ? En vooral … heeft hij er baat bij? Justitieplannen zijn niet nieuw, menig minister van justitie heeft er zijn tanden op stuk gebeten.

De vorige minister van justitie, mevrouw Turtelboom, plande een hervorming voor mensen die een beroep doen op een pro deo advocaat. Na een actie en een petitie, gedragen door 80 middenveldorganisaties, werden deze plannen afgevoerd.

Het stof van onze actie was nog niet gaan liggen of de vorige regering kwam op de proppen met een BTW voor advocatendiensten. Vanaf 2012 betalen we al 21 % BTW op de prestaties van een deurwaarder. Sinds 1 januari 2014 moet de burger 21 % meer betalen voor juridische bijstand.

Wij merken bijna dagelijks dat deze maatregelen het voor veel mensen de facto onmogelijk maken om zich te laten bijstaan door een advocaat. Vooral mensen met een laag tot gemiddeld loon vallen uit de boot. Zij hebben immers meestal geen recht op een pro deo advocaat. Voor hen is de toegang tot een rechter zo goed als onmogelijk geworden. Voor de gemiddelde consument is de dienstverlening van de advocaat nog nauwelijks betaalbaar.

En de regering Michel wil nu nog bijkomende drempels opwerpen voor de toegang tot justitie. Zij plant een besparing van 10% op het justitiebudget. Wat betekent deze besparing voor u?

Haar eerste maatregel is de verhoging met 55% van de griffierechten. Dat zijn de kosten die een burger betaalt bij het indienen van een zaak voor een rechter. Test-Aankoop noemde dat voorstel “de genadeslag voor de toegang tot justitie”. De afdeling wetgeving van de Raad van State stelde in haar advies over het wetsvoorstel dat het “de toegang tot een rechter in gevaar zou kunnen brengen”.

De gewone burger blijft bij justitie steeds meer in de kou staan. De kleine consument al helemaal. Justitie is geen recht meer maar een product dat enkel nog toegankelijk is voor de happy few. Minister van justitie Geens geeft aan dat hij de “overconsumptie van justitie” wil tegengaan. In veel gevallen is nochtans juist onderconsumptie het probleem. Mensen die het niet zo breed hebben, laten hun rechten veel te weinig gelden. Als je zijn plannen naast de besparingen in de sociale sector plaatst, dan weet je gewoon dat steeds meer mensen letterlijk uit de boot gaan vallen.

Moeten wij nu echt geloven dat een besparing van 10 % bij justitie de juridische achterstand gaat oplossen, ware het niet dat het doel is dat gewoon steeds minder mensen de weg naar het recht vinden? Denkt men echt dat door vredegerechten te sluiten en griffies dicht te houden de kloof met de burger zal verkleinen?

Het plan Geens, dat er kwam zonder overleg met het middenveld, maakt de drempel tot justitie nog hoger dan hij al is. Nu al is justitie hopeloos onbereikbaar voor de meerderheid van de bevolking. Het is onaanvaardbaar dat de regering bespaart op het fundamenteel recht om een zaak voor een rechter te brengen of zijn of haar belangen te verdedigen.

Het plan Geens zou goed zijn voor de burger omdat justitie meer kwaliteit zou afleveren. Maar in de feiten zien we net een afbraak van de rechten van de verdediging met een beperking van het hoger beroep en meer macht voor het parket. Dat leidt allesbehalve tot meer kwaliteit.

We lezen in het plan niets over hoe de moeilijke en technische taal van justitie begrijpbaar kan gemaakt worden voor de gewone burger.

We lezen evenmin iets over initiatieven die de kloof tussen de leefwereld van justitie en die van de gewone man/vrouw kunnen dichten. Noch zal er iets gedaan worden aan de talloze nutteloze formaliteiten die er dikwijls toe leiden dat de burger afziet van zijn rechten of zijn verdediging slechts ten dele opneemt.

Een plan dat een kwaliteitsverbetering in die zin zou beogen, zou het vertrouwen van de burger in justitie kunnen herstellen. Maar de strijd van de minister tegen ‘misbruik’ en ‘overconsumptie’ van het justitieapparaat door die burger draagt daar zeker niet toe bij.

Wij vrezen dat de burger die niet meer naar een advocaat of rechter zal stappen, niet degene is die een ongegronde eis heeft, maar wel diegene die het zich niet meer kan permitteren.

De vele kritieken vallen echter in dovemansoren. De minister kondigde aan dat van zodra het advies van de Raad van State toekomt, de regering het 1ste wetsontwerp aan het parlement zal voorleggen. De kans bestaat dat het nog in juli gestemd wordt. Wij vragen respect voor het grondwettelijk recht van toegang tot een onafhankelijke rechter voor iedereen.

Alle voorstellen die de rechten van de burger beperken en die de toegang tot het recht nog moeilijker maken, moeten worden ingetrokken. De ingevoerde BTW op advocatendiensten dient opnieuw afgeschaft te worden en de wet die de griffierechten verhoogt, ingetrokken. Wij vragen voldoende middelen voor een toegankelijke justitie en meer bepaald een versterking en herfinanciering van het systeem van juridische bijstand.

Alternatieve procedures als bemiddeling kunnen niet blindelings naar voren worden geschoven zonder dat er voldoende middelen en ondersteuning zijn voorzien om deze procedures op een kwaliteitsvolle manier te kunnen uitvoeren. Er moet een grondig debat gevoerd worden over justitie waarbij een toegankelijke en democratische justitie met voldoende middelen het uitgangspunt moet zijn.

Laat u niet beetnemen. Een uitgeklede justitie zal de rechten van de burger niet beter beschermen. Ook de gewone burger zal de dupe zijn van het plan Geens.

Ondertekenaars vanuit het Platform Recht voor Iedereen – Justice pour Tous (een platform van 22 organisaties die ijveren voor een beter toegankelijke justitie voor iedereen, en in het bijzonder voor de meest kwetsbare groepen).

Frederic Vanhauwaert, Algemeen coördinator Netwerk tegen Armoede
Ivo Flachet, Progress Lawyers Network
Dirk Masquillier, Voorzitter Sector Samenlevingsopbouw
Magda De Meyer, Voorzitter Nederlandstalige Vrouwenraad
Manu Keirse, Gezinspolitiek secretaris Gezinsbond
Gino Hoppe, Algemeen secretaris ACOD/Amio
Vlaams Huurdersplatform, voorzitter Paul Pataer
ACV Openbare Diensten, Secetaris Filip Dudal

Bron » Knack

“Ik koester geen wrok tegenover de daders, wel tegenover de staat”

28 dodelijke slachtoffers maakte de Bende van Nijvel. Eén van hen was de vader van fotograaf Jan Rosseel. Op een doorbraak rekent die allang niet meer. Belgische Herfst is zijn kijk op een dossier vol zwarte gaten en tegenstrijdigheden. “Dit is geen therapeutisch project.”

De nachtmerrie begint om 20u07 in de Delhaize aan de Rue de la Graignette in Eigenbrakel, vlakbij het fameuze kruispunt van Mont-Saint-Pont. Op dat tijdstip houdt een donkere wagen stil op de parking, ter hoogte van het restaurant vlakbij het warenhuis.

Drie individuen, waarvan één met een indrukwekkende gestalte, komen uit de zwartgrijze wagen tevoorschijn. Hun gezicht gaat schuil achter een carnavalsmasker. Alle drie zijn ze gewapend. In oktober ’83, in de Delhaize in Beersel, hadden de moordenaars eerst een student geneeskunde vastgegrepen en die dan het warenhuis binnengeduwd. In Eigenbrakel wenden ze dezelfde techniek aan. Ze gijzelen een kind van zo’n twaalf jaar dat in afwachting dat zijn ouders terugkeren uit de drugstore, op de parking rondjes rijdt met zijn fiets. Een van de gemaskerden licht het kind van zijn fiets en sleept het verscheidene meters over de grond naar de ingang van het warenhuis.

Het gangstertrio beweegt zich voort in de richting van de hoofdingang van het warenhuis. Ze gebruiken het kind als menselijk schild. Precies op dat moment wil een klant, Ghislain Platane, het warenhuis verlaten.

Ghislain krijgt zelfs de tijd niet om wat dan ook te begrijpen, een ontlading uit de riotgun maait de 39-jarige inwoner van Eigenbrakel neer. Daarna duiken de moordenaars op in de verkoopruimte. (…)

Uit ‘De Bende: Een documentaire’ (Paul Ponsaerts & Gilbert Dupont, 1986)

28 doden vielen er tussen 1982 en 1985 bij de 23 overvallen van De Bende van Nijvel. Totale buit: 175.000 euro. Het dertiende slachtoffer in de rij was Ghislain Platane. Een doodgewone klant, op 27 september 1985 bijna achteloos neergeschoten op weg naar buiten uit de Delhaize van Eigenbrakel. Met zijn boodschappen in de hand.

Daar in Eigenbrakel begon de tweede golf van de reeks aanslagen die aan de Bende worden toegeschreven. De eerste golf stopte eind ’83. Dan bijna twee jaar lang niets meer. Maar in de herfst van 1985 sloegen ze opnieuw toe. Ongenadiger dan ooit.

In Eigenbrakel schoten ze drie mensen dood. Een kwartier later, diezelfde avond, zouden dezelfde gangsters in de Delhaize van Overijse nog eens vijf mensen afmaken. Op 9 november 1985 in de Delhaize in Aalst: acht doden. Daarna stopten de overvallen. Het klimaat van angst en paniek in België zou nog vele maanden aanhouden. Tot op vandaag zijn de daders spoorloos. Het Bende-dossier telt intussen anderhalf miljoen pagina’s.

Fotograaf Jan Rosseel (36) was 6 jaar oud toen Ghislain Platane in Eigenbrakel werd neergeschoten. Speciale gevoelens had hij daar toen niet bij. Hij herinnert zich ook niet dat iemand hem de dood van Platane is komen melden. Nochtans was Ghislain Platane zijn vader.

“Ik heb in mijn jeugd altijd wel ergens beseft dat mijn vader door de Bende van Nijvel was neergeschoten. Maar hoe en wanneer ik het precies te weten ben gekomen, herinner ik me niet. Mijn ouders waren uit mekaar toen mijn vader stierf. Mijn zus en ik verbleven bij moeder. Ik droeg haar familienaam (intussen die van zijn stiefvader, red.).”

Wat weet je nog van je vader?

“Ik heb geen enkele bewuste herinnering aan hem. Niks lichamelijks, geen woorden ook. Ik heb het lang moeten doen met die ene onscherpe foto die vaak op RTL te zien was: mijn vader in een plas bloed, zijn hoofd er bijna afgeschoten. Dat het om mijn vader ging, ben ik overigens pas veel later te weten gekomen. Pas na de dood van mijn moeder in 2010 zijn mijn zus en ik op zoek gegaan naar meer. We hebben onze tante, de zus van mijn pa, teruggevonden in Dour. Ik had haar 25 jaar niet meer gezien. Zij vertelde me dat het mijn vader was, op die foto. Hij had net nieuwe sportschoenen gekocht. Daaraan had ze hem herkend, want van zijn hoofd bleef niet veel over. Dat was compôte, zei ze. Later heb ik ook nog een vriend van mijn vader opgezocht. Hij had na de moord een laken over het lijk gelegd, zonder dat hij wist dat het om mijn vader ging, omdat hij zo onherkenbaar was verminkt.”

“Natuurlijk wist ik wat er gebeurd was in de Delhaize, maar tegelijk was ik nooit helemaal zeker of het echt was. Ik had geen tastbaar bewijs, het was iets wat me verteld was. Wat ik wel nog weet, is dat de sfeer ongemakkelijk werd telkens wanneer er iets over de Bende van Nijvel op tv kwam. Toen mijn moeder overleed, was het te laat om alles te vragen wat ik wilde. Mijn moeder was ook een zwijgzaam type. In 2007 heb ik in China gestudeerd. Zij heeft toen dat hele jaar voor mij verzwegen dat ze kanker had. Pas toen ik daarna ook nog naar Japan wilde, heeft ze het verteld. Het leek me op dat moment ongepast om meer vragen te stellen over hoe het nu precies zat.”

“Mijn tante heeft me later verteld dat mijn pa ook een man van weinig woorden was. Iemand die niet veel nodig had om te leven ook. Een beetje geld en een paar blokken hout om meubels te maken. Ik weet zelfs niet of mijn pa werkte en wat hij dan juist deed. Al wat ik weet, is dat hij meubels maakte. Lelijke meubels, dat heb ik gezien op foto’s.” (lacht)

Toen je begon aan dit project, dat eerst je eindwerk was op de academie, was je zelfs niet van plan te vertellen dat je de zoon was van een Bende-slachtoffer.

“Dat klopt, ja. Mijn moeder wist hoe het zat, mijn zus, mijn pa (de man met wie de moeder van Rosseel hertrouwde, red.). En mijn dierbaarste vrienden. Zelfs toen ik aan dat project begon, zweeg ik erover. Ik vond het niet relevant. Maar een van mijn docenten bleef maar doorvragen. Ik heb hem toen gezegd hoe het zat. En na een paar maanden nadenken heb ik besloten te zeggen wie ik was. Natuurlijk is het wel een katalysator geweest voor dit project.”

Waarom die twijfel?

“Omdat ik niet wil dat iedereen deze reeks ziet als een project over de relatie met mijn vader. Want dat is het niet. Belgische Herfst is geen therapeutisch project. Er is te veel van die therapeutische kunst. Ik mik niet op sensatie. Ik wil mijn identiteit niet ontlenen aan het slachtofferschap. Ik vind zelfs het woord slachtoffer moeilijk te rijmen met de realiteit. Wat gebeurd is met mijn vader, is gebeurd. Het is heel erg, maar het leven gaat door.”

Waarom ben je je dan toch in de zaak gaan verdiepen?

“Al in mijn tweede jaar fotografie (aan de Academie van Den Haag, red.) wist ik dat het mijn eindwerk zou worden. We kregen een opdracht over verborgen plekken. Toen ben ik mijn onderzoek begonnen. Mijn voornaamste fascinatie: hoe is het in godsnaam mogelijk dat zo’n gigantisch dossier onopgehelderd blijft. Het falen van de staat. Deze zomer begin ik een project over de door Molukkers gekaapte trein bij De Punt in Nederland, in 1977 (daarbij kwamen, na 19 dagen gijzeling, twee gijzelaars en zes kapers om, red.). Ook daar heeft de staat gefaald.”

“In het Bendedossier heeft dertig jaar onderzoek niet veel opgeleverd. Hoe dat komt, dat is voor mij de essentiële vraag. Het klinkt misschien cru, maar ik koester geen wrok tegenover die daders. Wel tegenover de staat, die er niet in geslaagd is hen op te pakken. Dat vind ik veel kwalijker. Ik geloof in de rechtsstaat en criminelen zullen er altijd zijn. Zij doen hun job, de staat en justitie moeten dat ook doen.”

België scoort anders wel hoog inzake het oplossen van criminele zaken.

“Ik weet het. Maar in dit dossier zijn een aantal vreemde dingen gebeurd. Er zijn bewijsstukken verdwenen, waaronder een vluchtauto, die door een administratieve fout op de schroothoop is beland. Waarmee ik niet wil beweren dat er een groot complot is.”

Hoe ben je te werk gegaan?

“Veel gelezen via Wikileaks, nieuwsberichten opgezocht, boeken geconsulteerd – voor het eindwerk was dat. Voor de tentoonstelling ben ik dieper gegaan en heb ik politierapporten en dossiers bestudeerd. In Charleroi en Jumet heb ik een deel van de archiefstukken uit het dossier gefotografeerd. Ik ben met ooggetuigen, politieagenten en onderzoeker gaan praten. Of beter: ik luisterde naar hen en probeerde zelf niks te zeggen.”

“Ik heb met voormalig speurder Eddy Vos gepraat. Ook met Freddy Troch, de onderzoeksrechter die destijds het onderzoek voerde vanuit Dendermonde. Een integer man. Dat betekent niet dat ik alles zomaar honderd procent geloof. Zijn team kan fouten gemaakt hebben. En dat geldt net zo goed voor diegenen die nu het onderzoek voeren in Charleroi en in de clinch liggen met Troch. Altijd is er het gevaar van tunnelvisie: je hebt een bepaald idee en dan probeer je alles daar naartoe te redeneren.”

Je hebt archiefstukken gefotografeerd, maar verschillende beelden uit je reeks tonen objecten die niet in die archieven zitten.

“Een geconfabuleerde geschiedenis is de subtitel. Belgische Herfst gaat over het collectieve geheugen, maar ook over de betrouwbaarheid van ons persoonlijke geheugen, ons brein (een onderwerp waar Rosseel onderzoek gaat doen aan de Koninklijke Academie voor Wetenschap in Den Haag, red.), over de manipuleerbaarheid van herinneringen en over de speculatie die inherent is aan een onderzoek.”

Eén van Rosseels beelden toont een masker van de toenmalige Franse president, François Mitterrand – volgens getuigen droeg een van de overvallers in Eigenbrakel er zo één. Een gezichtsloze figuur in politiepak: harde bewijzen voor de betrokkenheid van de politie zijn nooit gevonden, maar volgens sommigen wijst het verdwijnen van bewijsmateriaal daar wel op.

Een foto van een hert refereert aan de moord op José Vanden Eynde, de conciërge van de Auberge du Chevalier in Beersel, in de nacht van 22 op 23 december 1982, maar is ook een metafoor voor de stille getuigen in het bos van Houssiere, waar de daders zich veilig achtten. Ondervraging van het keukenpersoneel leert dat de moordenaars zich in het etablissement te goed deden aan een reebout, taart en een paar magnums champagne.

“Het is niet omdat het geen zuiver journalistiek project is, dat ik een loopje neem met de werkelijkheid. Ik ga aan de slag met getuigenissen, archiefstukken, pv’s… Je kan een verhaal op veel verschillende manieren vertellen. Vandaar dat ik dit project ook op verschillende manieren tentoonstel: ik varieer in formaten en materialen, in combinaties van beelden, in soorten prints. Soms vervang ik een foto door een object of een installatie.”

Ben je zelf tot een bepaald idee gekomen?

“Het enige waar ik echt van overtuigd ben, is dat ze de daders wellicht nooit zullen pakken. Misschien zijn ze zelfs al overleden – in criminele milieus gaat dat snel. En mocht er toch nog iemand opgepakt worden , dan is de kans dat het nooit tot een veroordeling komt omdat er zoveel procedurefouten gemaakt zijn. Ik vind het dan ook onzinnig om het onderzoek nog eens met tien jaar te verlengen.” (de regering heeft daartoe beslist, maar de wet is nog niet gestemd, red.)

Maar je wil toch weten wie het gedaan heeft?

“De daders kennen zou een goeie zaak zijn, maar de motieven zijn nog belangrijker. Het gaat om een structuur. Procureur Jean Deprêtre (die het Bende-onderzoek superviseerde van 1983 tot 1987, red.) zei: het zijn predatoren. Dat kan, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat zij autonoom handelden. Er moet een waarom zijn. Toch?”

Bron » De Standaard

De affaire-Dutroux: het grootste blunderboek ooit voor Belgische politiediensten

We vernamen het met een zeker fatalisme. Wel ja, in de zomer verdwenen er in België weleens kinderen, dat was nu eenmaal zo. Twintig jaar geleden heetten ze Julie en Mélissa, allebei acht. Het begin van het allergrootste blunderboek ooit voor de Belgische politiediensten.

Maandag 26 juni 1995

Het staat op pagina 3 van De Morgen. Het korte, officiële opsporingsbericht zoals het is verspreid door het parket van Luik: “Julie Lejeune was zaterdagnamiddag bij haar vriendinnetje Mélissa gaan spelen. Ze mochten een half uurtje buiten gaan spelen. Dat was om 17 uur. Toen de kinderen om 18 uur nog niet terug waren, ging mevrouw Russo de meisjes zoeken.”

De meisjes, die vriendinnen waren geworden in de dansles, gingen wel eens wandelen in de velden, tot aan de nutteloze brug over de E42 waarvan niemand wist waarom die daar stond. De meisjes wuifden naar de auto’s en lachten als mensen terugzwaaiden.

Paul Jacquet van de rijkswacht van Bastenaken is op zaterdagavond iets voor negenen met zijn snuffelhond in Grâce-Hollogne aangekomen. Op basis van een kussensloop uit de slaapkamer van Julie heeft de hond een geurspoor kunnen volgen tot aan de Rue de Fexhe, tot aan de brug. Daar daalt de hond af door het struikgewas, tot op het asfalt. Daar stopt het. “Mijn eerste idee”, zegt Paul Jacquet later, “was een ontvoering met geweld op de pechstrook.”

Donderdag 29 juni 1995

Als er na vijf dagen nog altijd geen spoor is van de meisjes, verschijnt op pagina 7 van De Morgen een berichtje over de stand van de zoektocht. Het bericht eindigt met een wat enigmatische slotnoot: “De afgelopen jaren kwamen er in België meer mysterieuze verdwijningen van kinderen voor. Zo wordt er nog steeds gezocht naar Nathalie Geijsbregts, die vier jaar geleden verdween in Leefdaal. Ook nog spoorloos is de in 1989 verdwenen Elisabeth Brichet.”

Later zal de lijst worden uitgebreid met namen van kinderen van wie de verdwijning het publiek iets minder wist te boeien: Marc Van Herf, Gevrye Cavas, Ilse Stockmans, Hanim Ayse Mazibas, Loubna Benaïssa, Sylvie Carlin, Liam Vanden Branden. Er schemert een zeker fatalisme door de berichtgeving, alsof het zoiets is als het gat in de ozonlaag of de verkeersdoden. Iets waar we beter mee kunnen leren leven.

Dinsdag 4 juli 1995

Overal waar je komt, is het nu de supermarkt of het postkantoor, overal staren Julie en Mélissa je aan. Gino Russo, vader van Mélissa, is staalarbeider. Zijn collega’s hebben elk een uurloon afgestaan om nog meer affiches te kunnen drukken. Op dinsdagnamiddag richten moeders Carine Russo en Louisa Lejeune zich vanuit een voortuin tot de camera’s: “Wie u ook bent, waar u zich ook bevindt, wij smeken u onze kinderen terug te geven.”

Eerder die dag hebben de ouders een anonieme brief tussen de ochtendpost gevonden. In de envelop zit een krantenknipsel dat beschrijft welke kleren de meisjes droegen. Bij Mélissa was dat een blauwe short met witte stippen. De onbekende heeft het woord ‘short’ gemerkt met een gele fluostift en met een schrijfmachine deze boodschap toegevoegd: “Als men zijn kinderen kleedt als hoeren, moet men niet verwonderd zijn als ze zo eindigen.”

In een verhoor, kort na zijn arrestatie, probeert Marc Dutroux zijn ondervragers ervan te overtuigen dat de kinderen het heus niet zo slecht hadden: “Er waren kussens, dekens en overtrekken. Ik voorzag speelgoed, knuffels, een kaartspel, kleurpotloden, stiften, blocnotes, tekenboeken, leesboeken, knipboeken, poppen en kleertjes voor de poppen. Gegeven het feit dat ik weleens afwezig kon zijn, leerde ik hen om te gaan met de reserves. Er waren altijd minimum 24 flessen melk, 3 kartonnen water, een jerrycan met 20 liter water, kilo’s koekjes en Nic Nacs, conservenblikken en margarine, beschuiten en soms ook chocolade.”

Zaterdag 8 juli 1995

Een hele avond lang heeft Gino Russo witte stippen zitten plakken op een blauwe short. Carine Russo vlecht de haren van Morgane, een klasvriendinnetje van Mélissa, precies zo. Terwijl nogal wat politiemensen en magistraten gewoon op vakantie zijn vertrokken, is vanuit Groot-Brittannië Alan Brazier gekomen. Hij is een gewezen politieman die jarenlang heeft meegewerkt aan opsporingsprogramma’s voor de BBC.

Nu de Luikse onderzoeksrechter Martine Doutrèwe noch de rijkswachtbrigades van Seraing en Grâce-Hollogne plannen in die zin hebben, organiseren de ouders zelf een wedersamenstelling die op tv zal worden uitgezonden. Morgane en Virginie, een tweede klasgenootje, doen de wandeling van Julie en Mélissa over, tot aan de brug. Brazier speculeert op nieuwe getuigenissen, maar vreest dat er minstens een week te lang is gewacht: “Ik vrees dat veel mensen intussen op reis zijn. Aan de andere kant is het onmogelijk dat er niemand iets gezien heeft.”

Maar er hééft iemand iets gezien.

Daags voor de wedersamenstelling is iets voor elven op het faxnummer 041/360986 van de rijkswacht van Seraing een fax binnengerold ter attentie van adjudant Jean Lesage. Hij is een van de leidinggevende speurders in de zoektocht naar Julie en Mélissa en wat hij in zijn handen houdt, is niets minder dan de opheldering. De fax, verstuurd door collega-rijkswachter Christophe Pettens uit Charleroi, maakt melding van ene Marc Dutroux, geboren te Elsene op 6 november 1956.

Hij is in 1989 tot 13,5 jaar cel veroordeeld voor een reeks ontvoeringen en verkrachtingen van jonge tienermeisjes, maar is vervroegd vrij. Over deze man, zo staat er, gaan sinds 1993 geruchten dat hij bezig is met het verbouwen van kelders om er “kinderen in op te sluiten, in afwachting van hun overbrenging naar het buitenland”. De fax eindigt met: “Wij sturen u deze inlichtingen door in verband met de verdwijning van de twee kinderen waarrond u onderzoek verricht.”

De adjudant besluit de fax op te plooien en er met niemand binnen de speurderscel over te praten.

Maandag 7 augustus 1995

De rijkswacht van Grâce-Hollogne gaat op bezoek bij de tante van Mélissa. In de tekst van haar verhoor lezen we: “Ik ken geen vijand van de familie van mijn broer, hij heeft mij over zoiets nooit gesproken.” De tante wordt ook gevraagd waar zij zelf was, zaterdag 24 juni. Of er iemand is die haar tijdsgebruik kan bevestigen.

Eerder is ook Gino Russo op de rooster gelegd. In de tekst van zijn verhoor staat: “U signaleert mij dat ik volgens geruchten in het dorp er een maîtresse op na zou houden. Dat is totaal onwaar.”

De speurders op het terrein lijken het te zoeken in de Siciliaanse achtergrond van de familie Russo, maar diezelfde maandagochtend is in Brussel stiekem een vergadering belegd met speurders en leden van het centraal bureau voor opsporingen (CBO). De rijkswacht lijkt te weten dat Dutroux de enige mogelijke verdachte is, en dat het een kwestie is van hem te observeren. Het CBO start met een eigen, geheime operatie en noemt die Othello.

Vrijdag 18 augustus 1995

Politionele codenamen worden zelden toevallig gekozen. De voornaamste thema’s in de zeventiende-eeuwse Shakespeare-tragedie zijn jaloezie, ambitie en wraak. Dat zijn zo min of meer de gevoelens waarmee een man als Jean Lesage en vele rijkswachters met hem aankijken tegen burgers of, godbetert, speurders van de rivaliserende gerechtelijke politie.

Als later een parlementaire commissie wil trachten te begrijpen waarom Lesage en de mannen van het CBO de kinderen niet gewoon uit hun kelder zijn gaan bevrijden, stoten ze op muren. Of op één rijkswachtofficier die in uniform naar het parlement is gekomen en zegt: “Een rijkswachter aanvaardt alleen orders van een rijkswachter.”

Op een tweede Othello-vergadering in Brussel wordt besproken hoe Dutroux minstens twee figuren uit zijn marginale entourage recent nog heeft aangeboden om hem te helpen bij het ontvoeren van een kind. Hij biedt tot 150.000 frank, een kleine 4.000 euro.

Op vraag van rijkswachter Pettens is buurman Philippe Mahieu al dagenlang alle nummerplaten voor de deur van de Route de Philippeville 128 in Marcinelle aan het noteren.

Hij verklaart later hoe hij met eigen ogen heeft gezien hoe Dutroux en zijn vrouw Michelle Martin op de stoep in het zicht van de hele wijk een hele namiddag lang de metalen schuifpoort van de kinderkooi hebben staan lassen: “Ik weet nog goed wanneer. Dat was in juni 1995. Kort na de geboorte van mijn dochter op 25 mei 1995. Zoals ik destijds al heb uitgelegd aan Pettens.”

Mahieus partner is Béatrice Luyckfasseel. Als buurvrouw van Dutroux ziet zij op een dag halfweg augustus een slecht verzorgd kind in het deurportaal van het nummer 128 zitten. Ze wandelt verder, ziet in de lokale Delhaize de affiche van Julie en Mélissa hangen en weet het opeens zeker. Dat kind, in wie ze eerst nog een ander buurmeisje zag, is Mélissa Russo. Ze weet waarom Dutroux in de gevangenis heeft gezeten. Ze belt het nummer op de affiche. Geen gehoor. Ze probeert het later nog een paar keer, zonder succes.

Béatrice Luyckfasseel belt ook de 101, komt terecht bij de rijkswacht, en vertelt negen jaar later op het proces-Dutroux: “De rijkswachter die ik aan de lijn kreeg, heeft kort daarna een kogel door zijn hoofd geschoten.”

Vrijdag 25 augustus 1995

We vinden het eerste berichtje terug onderaan op de voorpagina van Het Belang van Limburg. Alsof het dramagehalte ergens het midden houdt tussen een kettingbotsing en de geboorte van een babydolfijn: “Twee Hasseltse meisjes, de 17-jarige An M. en de 19-jarige Eefje L., zijn sinds dinsdagavond aan de kust verdwenen. De ouders hebben gisteren aangifte gedaan van de verdwijning.”

Marc Dutroux en zijn aan heroïne verslaafde kompaan Michel Lelièvre hebben de Hasseltse meisjes geschaakt toen die na een gemiste tramverbinding stonden te liften in Oostende. Hoelang Julie Lejeune, Mélissa Russo, An Marchal en Eefje Lambrecks onder één en hetzelfde dak in de Route de Philippeville zullen hebben doorgebracht, weet niemand. Er is enkel een verklaring van Michel Lelièvre.

“Twee dagen na de ontvoering, op 24 augustus, was ik bij Dutroux, in de achterste kamer op het gelijkvloers. Plots zag Dutroux Eefje door het raam wegvluchten. Hij is snel naar boven gerend om haar via het raam van de achterste kamer vast te grijpen. Ze was nog onder invloed van de medicijnen, maar ze had haar kleren gevonden en zich aangekleed.”

Maandag 28 augustus 1995

Paul Marchal heeft zich door zijn broer, actief in het lokale amateurtoneel, bekwaamd in een nijdig gezicht. “Ik voelde dat ze nog leefde”, zegt hij later. “Ik kon niet anders dan daarvan uitgaan. Dus wou ik dat als de ontvoerder mij op tv zag, hij zou begrijpen dat hij deze keer te maken had met de allergrootste ellendeling ooit. Dat hij er alle belang bij had om An nu meteen te laten gaan. Dat dacht ik toen.”

Anders dan Julie en Mélissa zijn An en Eefje geen hartsvriendinnen. Ook hun vaders zullen nooit vrienden worden. Paul Marchal ergert Jean Lambrecks met elke zoekactie die hij in de duinen of elders onderneemt, en vice versa. Wat de vaders niet weten, en achteraf nooit zullen kunnen vatten, is dat er op enkele meters van hun dochters een politiecamera opgesteld staat. Operatie Othello is begonnen. De observatie van Marc Dutroux leidt tot een ellenlange opsomming van automerken, nummerplaten, details: “13.40 uur. Marc Dutroux draagt een blauwe werkmansbroek en een wit hemd.” Aan het eind, deze droge mededeling: “17.51 uur. Opheffing van het dispositief.”

Door besparingen, heet het later, kan de rijkswacht het huis niet de klok rond observeren, enkel af en toe, tijdens de kantooruren.

Dinsdag 5 september 1995

In een interview met het weekblad Télémoustique halen de ouders van Julie en Mélissa uit naar de speurders: “De gerechtelijke politie en de rijkswacht werken compleet naast elkaar. Een vriend van de familie werd door beide partijen ondervraagd zonder dat rijkswacht en politie dat van elkaar wisten.”

De ouders voelen zich geïsoleerd en vestigen nu alle hoop op een grote thema-uitzending van Perdu de vue op de Franse zender TF1.

In het huisje in de Route de Philippeville in Marcinelle wordt de toestand onhoudbaar. Julie en Mélissa zitten in de kelder, An en Eefje op de eerste verdieping. Afgaand op de latere verklaringen van Martin en Lelièvre valt vooral met Eefje Lambrecks geen land te bezeilen. Het meisje is zich perfect bewust van haar lot.

Michel Lelièvre: “Eefje vroeg aan Dutroux of ze naar het toilet kon gaan. Ze gingen samen naar beneden, terwijl ik boven bleef bij An. Ik hoorde de voordeur met een zware klap dichtslaan. Toen Dutroux terug boven kwam met Eefje, vertelde hij dat ze weer had trachten weg te rennen en dat hij haar had kunnen vastgrijpen toen ze naakt op straat stond.” De camera draaide die dag niet, helaas.

De tweede ontsnappingspoging is er voor Marc Dutroux te veel aan. Hij rijdt met An en Eefje naar de Rue Daubresse in Jumet, de woning van zijn vriend Bernard Weinstein. De meisjes worden verdoofd met rohypnol en levend begraven.

Zondag 5 november 1995

Op de brug in Grâce-Hollogne verzamelen 2.000 mensen om de ouders van Julie en Mélissa te steunen in wat stilaan een open oorlog is geworden met de Belgische staat. Ze hebben die voor de rechtbank gedaagd, met een eis tot inzage in het onderzoeksdossier. Ze hebben het gevoel dat hun dochtertjes door justitie al dood zijn verklaard. “We hebben de indruk dat er niets meer gebeurt”, zegt Anny Russo-Gahy, een tante van Mélissa.

Eerder die ochtend zijn Dutroux en Weinstein in de Rue Daubresse in Jumet na een uit de hand gelopen dispuut over een gestolen vrachtwagen verwikkeld geraakt in een schietpartij met enkele jongelui. Dutroux weet dat de politie hem zal willen ondervragen, zijn huizen doorzoeken misschien ook. Hij vraagt Michelle Martin een boterham met paté te smeren voor zijn vriend Weinstein, en strooit er wat rohypnol op. Ook hij wordt levend begraven, deze keer in Dutrouxs tuin in Sars-la-Buissière.

Woensdag 13 december 1995

Met een brief van de dienst Kinderbijslag worden de ouders van Julie en Mélissa er op geattendeerd dat ze “conform de instructies van het bevoegde organisme” niet langer kinderbijslag zullen ontvangen. Het is een standaardprocedure “indien de familie na vijf maanden de aanwezigheid van het kind niet meer kan verantwoorden”.

Diezelfde ochtend zijn politiemensen tot op minder dan een meter van Julie en Mélissa genaderd. Marc Dutroux is gearresteerd vanwege de diefstal en de schoten in Jumet. Opperwachtmeester René Michaux, een politieman met een alcoholprobleem, is binnen de rijkswacht aangeduid als chef voor operatie Othello.

Hij gaat zelf het huis in Marcinelle doorzoeken, perfect wetend dat hij moet zoeken naar verborgen ruimten. Hij hoeft er slechts het grondplan van het huis bij te nemen of wat elektrische draden te volgen. Maar hij zal de kelder niet vinden, ook al horen hij en de slotenmaker op zeker ogenblik de stemmen van de meisjes.

“Des chuchotements”, zal Michaux later verduidelijken. Gefluister. Zodra ze het horen, roept hij zo hard als hij kan: “Stilte!” Dit was waar Marc Dutroux Julie en Mélissa altijd voor had gewaarschuwd. Dat ze zich in geval van onbekend bezoek doodstil moesten maken.

Dinsdag 19 december 1995

Kerst nadert en dan is het uitkijken naar de show van Geert Hoste. Op radio en in kranten woedt een debat over of dat eigenlijk wel kan, grappen over de verdwenen meisjes in de nieuwjaarsconference. Echt niet, vindt Paul Marchal. Geert Hoste reageert: “Ik maak geen grappen over de meisjes zelf, maar over de manier waarop mensen reageren. Bijvoorbeeld over de mensen die de meisjes overal, tot in Spanje, menen gezien te hebben. Vroeger zagen de mensen overal ufo’s, nu zien ze overal verdwenen kinderen.”

Diezelfde dag vindt in de kelder in Marcinelle een tweede huiszoeking plaats. Waarom Michaux is teruggegaan, wordt nooit verduidelijkt. Onder de spullen die Michaux in het huis in beslag neemt, zitten videocassettes met opnamen van de bouwwerken in de kelder en de uitzending van Perdu de vue op TF1. De videobanden worden niet bekeken. Bij de rijkswacht van Charleroi is de recorder namelijk defect.

Eind december 1995 wordt nog ingebroken in het al weken onbewoond lijkende huis. Veel valt er niet te stelen, buiten een oude computer en een spelconsole. Dit is het punt waarop Dutroux zijn vrouw tijdens een gevangenisbezoek opdraagt de twee Duitse herders naar Marcinelle te brengen, zodat die kunnen waken.

Michelle Martin zal de honden eens per week komen voederen. Van Julie en Mélissa wordt aangenomen dat ze na 104 dagen in een kooi van 2 meter bij 90 centimeter de hongerdood zijn gestorven. Na zijn vrijlating, 21 maart 1996, begraaft Marc Dutroux hen in dezelfde put als Bernard Weinstein.

De kelder in Marcinelle zal uiteindelijk pas in augustus 1996 zijn gruwelijke geheimen prijsgeven. Op 15 augustus, twee dagen na de arrestatie van Marc Dutroux, worden twee meisjes uit de kinderkooi bevrijd. Laetitia Delhez (14) was zes dagen eerder ontvoerd in Bertrix, en getuigen hadden daarbij Dutrouxs bestelwagen opgemerkt. Sabine Dardenne (12) – in mei gekidnapt op weg naar school in Doornik – overleefde tachtig dagen gevangenschap.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Balans na tien jaar hypnose: nul opgehelderde zaken en een lange reeks dwalingen

Nergens ter wereld was een geval bekend waarbij hypnose een misdrijf hielp op te helderen. De techniek ligt wel aan de basis van verschillende gerechtelijke dwalingen. Toch blijven politiemensen erin geloven.

In 1976 kapen drie schurken in het Californische Chowchilla een bus met 26 schoolkinderen. Het plan bestaat erin diens ouders losgeld te ontfutselen. Chauffeur Ed Ray weet te ontsnappen en in de latere tv-film They’ve Taken Our Children is te zien hoe hij na een hypnosesessie vijf van de zes cijfers van een nummerplaat kan memoriseren, waarna de politie de criminelen klist.

Wetenschappers hebben al uitvoerig aangetoond dat Ray in werkelijkheid twee cijfers memoriseert, allebei fout, en dat de zaak wordt opgehelderd dankzij gewoon politiewerk. Het kan niet beletten dat Chowchilla een baken van hoop blijft voor speurders die het even niet meer weten.

Bij de federale politie wordt eind jaren 90 onder leiding van psychiater Vincent Martin een hypnoseteam losgelaten op een reeks cold cases als de Bende van Nijvel en kinderverdwijningen. Nooit komen ze een stap dichter bij de opheldering. Martin wordt in 2005 zelf schuldig bevonden aan het verkrachten van zes patiëntes tijdens zijn hypnosesessies. Hij vlucht naar Zanzibar en het hypnoseteam sterft een stille dood. De balans na tien jaar hypnose: nul opgehelderde zaken.

Daartegenover staat een lange reeks gerechtelijke dwalingen, waarbij getuigen onder hypnose in Canada, de VS en Nederland onschuldigen in de gevangenis praten. Amerikaans onderzoek toont aan dat getuigenissen onder hypnose een waarheidsgehalte hebben van 14 procent, tegenover 40 procent bij niet-hypnose. Of, zoals Nederlands hoogleraar Harald Merckelbach samenvat: “Wie een betrouwbare verklaring wil krijgen, moet een getuige of verdachte niét onder hypnose verhoren.”

In België is er één zaak bekend waarbij hypnose een rol heeft gespeeld. Een volksjury in Luik acht Francis en Marco Gottschalk in 2000 schuldig aan een moord waarvan intussen vaststaat dat die niet is gepleegd. De bewijsvoering berust op een soort hypnosesessie. De zaak wordt gezien als de grootste gerechtelijke dwaling ooit in ons land: Francis is sinds vorig jaar vrij, zijn broer moet nog vier jaar zitten.

Bron » De Morgen