De erfenis van de zaak-Dutroux

Dag op dag 20 jaar geleden werd Marc Dutroux opgepakt. Ons land beleefde in 1996 de meest tumultueuze zomer ooit. De schokgolf die toen door België ging, heeft hervormingen in gang gezet die voordien onmogelijk bleken te zijn.

Dag op dag 20 jaar geleden werd Marc Dutroux opgepakt. Twee dagen later sprak hij de onvergetelijke woorden “Ik ga u twee meisjes geven” uit aan de speurders. Sabine en Laetitia werden levend uit het gruwelhuis in Marcinelle gehaald, maar de volksvreugde sloeg snel om toen de lichamen van Julie en Melissa en later die van An en Eefje werden terug gevonden. Ons land beleefde in 1996 de meest tumultueuze zomer ooit.

Samen met de gruwel van de feiten werden ook de fouten in het onderzoek naar de verdwenen meisjes pijnlijk duidelijk. Dutroux bleek al eerder veroordeeld te zijn voor de ontvoering en verkrachting van minderjarige meisjes. Toch kon hij vervroegd vrijkomen en pleegde hij nieuwe wreedheden zonder dat de politie hem onmiddellijk in het vizier kreeg.

De volkswoede was groot en resulteerde in een witte mensenmassa die door de straten van Brussel trok. De eis: drastische hervormingen bij politie en justitie. En die komen er. De schokgolf die in 1996 door België ging, heeft hervormingen in gang gezet die voordien onmogelijk bleken te zijn.

Vlak na de Witte Mars startte de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux aan haar zware taak om de fouten bij politie en justitie bloot te leggen. De commissie vroeg drastische hervormingen, maar om die ook echt doorgedrukt te krijgen, leek er opnieuw een externe factor nodig te zijn: de ontsnapping van Marc Dutroux in 1998. Een nieuw dieptepunt in de zaak-Dutroux wordt bereikt, maar dit blijkt achteraf ook de echte katalysator geweest te zijn voor diepgaande hervormingen.

Meerderheid én oppositie sluiten in 1998 samen de Octopusakkoorden af, die politie én justitie grondig zullen veranderen.

Het einde van de Rijkswacht

Zonder twijfel het meest verregaande gevolg van dit akkoord is de politiehervorming. Dat er in ons land decennialang een guerre des polices woedde, was een publiek geheim. Al in 1990 stond in het verslag van de eerste parlementaire onderzoekscommissie naar De Bende van Nijvel: “De rivaliteit tussen de politiekorpsen is dusdanig dat er kan worden gesproken van een echte politieoorlog”.

En ook uit de hoorzittingen van de commissie-Dutroux blijkt dat de concurrentiestrijd tussen de Rijkswacht en de gerechtelijke politie in hevigheid niet is afgenomen. De verschillende politiediensten hadden tijdens het onderzoek naar de verdwenen meisjes te weinig informatie aan mekaar door gegeven.

Maar wat jarenlang onmogelijk was, kon door een boswandeling opeens wel: het onderscheid tussen Rijkswacht, Gemeentepolitie en Gerechtelijke Politie verdwijnt. De drieledige organisatie van het politiewezen maakt plaats voor één politiekorps op 2 niveaus: de federale politie en de lokale politiezones.

Bijna vijftien jaar na het doorvoeren van de herstructurering is de algemene teneur dat het model werkt. De basisstructuur zit goed en de informatiedoorstroming is zeker verbeterd.

Maar sinds de aanslagen in Parijs klinken de kritische stemmen over een gebrek aan informatie-uitwisseling weer luider. Zo stelde het Comité P, dat de politiediensten in ons land controleert, vragen naar de manier waarop de informatie over de terreurverdachten van de Brusselse federale politie naar de diverse lokale politiediensten is verspreid.

Niet meer vrij met één pennentrek

Maar ook aan de takken van de justitieboom werd grondig geschud. Er worden Commissies Voorwaardelijke Invrijheidsstelling opgericht, die we vandaag kennen als Strafuitvoeringsrechtbanken. Marc Dutroux was destijds door een beslissing van de minister van Justitie voorwaardelijk vrijgelaten.

Die beslissingsbevoegdheid wordt weg genomen van de minister en in handen gelegd van een onafhankelijke strafuitvoeringsrechtbank. De rechters van zo’n strafuitvoeringsrechtbank kunnen op basis van objectieve informatie inschatten of een veroordeelde klaar is om vervroegd terug te keren naar de maatschappij.

Meer rechten voor slachtoffers

De plaats van de slachtoffers zal na de zaak-Dutroux nooit meer dezelfde zijn. Ze kregen nieuwe rechten in de wet-Franchimont waardoor ze beter op de hoogte gehouden worden van hoe het gerechtelijk onderzoek verloopt. Zo kunnen burgerlijke partijen het strafdossier inkijken en kunnen ze vragen dat er bijkomend onderzoek wordt verricht.

De Justitiehuizen worden opgericht om mensen beter door het ingewikkelde gerechtelijk apparaat te loodsen en ook bij de lokale politie en bij het parket worden diensten voor slachtofferhulp ingevoerd. De Cel Vermiste Personen werd opgericht nog tijdens de zaak-Dutroux en sinds 1998 zet Child Focus zich in voor verdwijningen van minderjarigen. Een goede begeleiding en omkadering van slachtoffers is onder andere dankzij de jarenlange strijd van de ouders van de verdwenen en vermoorde meisjes de na te streven norm geworden.

Exit politieke benoemingen

Een ander nieuw orgaan is de Hoge Raad voor de Justitie. Politieke benoemingen moesten weg uit het justitieapparaat en dat is meteen de belangrijkste taak van de Hoge Raad: rechters op een professionele, apolitieke manier selecteren.

Vandaag kan niemand nog magistraat worden zonder te slagen voor de examens van de Hoge Raad. Die Raad is onafhankelijk van de uitvoerende én de rechterlijke macht en voert dus een externe controle uit op rechtbanken en magistraten. De band met de politiek is dus officieel doorgeknipt, maar in de praktijk valt te horen dat de politieke kleur van de leden niet helemaal weg is.

Federaal parket

Ook het federaal parket, dat vandaag bijna uitsluitend in het nieuws komt door terrorismedossiers, werd opgericht in de nasleep van de Dutroux-affaire. Die had duidelijk gemaakt dat misdrijven die zich over de grenzen van de gerechtelijke arrondissementen of zelfs de landsgrenzen heen uitstrekten een blinde vlek vormden. Het federaal parket kan daarom sinds 2002 complexere, grensoverschrijdende dossiers van zware criminaliteit naar zich toe trekken.

Ook Michelle Martin heeft een hervorming op haar naam staan

Op 28 augustus 2012 is het land weer even te klein: Michelle Martin, de ex van Marc Dutroux die 30 jaar kreeg, komt voorwaardelijk vrij.

De ironie wil dat dit een gevolg is van de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank, een orgaan dat in het leven werd geroepen na de zaak-Dutroux. De strafuitvoeringsrechtbank mag met deze beslissing de woede van de natie over zich heen gekregen hebben, haar onafhankelijkheid staat sindsdien als een paal boven water.

Dat een minister veel minder bestand lijkt te zijn tegen de publieke opinie blijkt later. Minister van Justitie Annemie Turtelboom herschrijft heel het systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Zo zal iemand die tot dertig jaar of levenslang is veroordeeld voortaan de helft van zijn straf moeten uitzitten voor hij vervroegd kan vrij komen. Voor Michelle Martin was dat nog een derde van de straf.

Losse eindjes

Vooral het gerechtelijke luik van de hervormingsplannen na de zaak-Dutroux bleef wat steken in goede bedoelingen. Ook de rechtbanken en de strafprocedure moesten ingrijpend veranderd worden, maar sommige van die plannen zijn tot op vandaag niet gerealiseerd.

Zo was het na de zaak-Dutroux de bedoeling om een soort eenheidsrechtbank te creëren die de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en rechtbank van eerste aanleg zou groeperen. Dat plan bestaat nog steeds, maar verder dan de aankondiging van een proefproject is de huidige minister van Justitie nog niet geraakt.

Een einde aan de versnippering van het gerechtelijk apparaat met zijn 27 gerechtelijke arrondissementen kwam er wel in 2014. Het was Annemie Turtelboom die er in slaagde tot een schaalvergroting te komen met nog maar 12 gerechtelijke arrondissementen. Magistraten krijgen ook eindelijk de “horizontale mobiliteit” die al in de Octopusakkoorden van 1998 werd aangekondigd. Vandaag kunnen ze zich dan ook specialiseren in bepaalde domeinen, zoals bijvoorbeeld milieurecht, fiscaal recht, …

Ten slotte was het ook de bedoeling de volledige strafprocedure te herbekijken en het Wetboek van Strafvordering te herschrijven. Minister Geens is er vandaag nog mee bezig en wil er tegen 2018 mee klaar zijn. Totnutoe heeft zowat elke minister van Justitie zijn of haar tanden stuk gebeten op dat taaie wetboek uit 1808.

Bron » VRT Nieuws | Liesbeth Indeherberge

Twintig jaar geleden barstte affaire-Dutroux los

Dit weekend is het twintig jaar geleden dat Sabine Dardenne en Laetitia Delhez werden bevrijd. En dat de gruweldaden van Marc Dutroux aan het licht kwamen. Een chronologie.

Op 9 augustus 1996 werd de toen veertienjarige Laetitia Delhez ontvoerd in Bertix, nadat ze naar het zwembad was geweest. Een getuige vertelde vlak bij een bestelwagen te hebben gezien die te veel lawaai maakte. Een andere getuige noteert een deel van de nummerplaat. Het leidt speurders naar Marc Dutroux, die samen met zijn echtgenote Michelle Martin en Michel Lelièvre wordt opgepakt.

Op 15 augustus, zes dagen na haar ontvoering, wordt Laetitia Delhez bevrijd. De politie treft haar in het huis van Dutroux in Marcinelle. In de kelder vinden de speurders ook de twaalfjarige Sabine Dardenne. Zij verdween op 28 mei 1996. Beide meisjes zijn misbruikt door Dutroux.

Wat aanvankelijk tot opluchting bij de bevolking leidt, ontaardt algauw in nationale woede over de gruweldaden van Dutroux die aan het licht zullen komen. Die gruwel begon in juni 1995.

24 juni 1995

In Grâce-Hollogne, een deelgemeente van Luik, verdwijnen de vriendinnetjes Julie Lejeune en Mélissa Russo spoorloos. Acht jaar zijn de meisjes. Ze worden voor het laatst gezien als ze staat te zwaaien naar voorbijrijdende auto’s op een brug over de autosnelweg. Marc Dutroux sluit hen op in zijn zelfgebouwde kelder in een huis in Marcinelle.

22 augustus 1995

Nadat ze naar een hypnoseshow van Rasti Rostelli zijn geweest in Oostende verdwijnen de Limburgse An Marchal (18) en Eefje Lambrecks (17). De politie verdenkt aanvankelijk Rostelli, omdat op camerabeelden te zien is dat de meisjes een verwarde indruk maken na de hypnose. De link met de verdwenen Julie en Mélissa wordt niet gelegd.

13 december 1995

De politie krijgt tips van getuigen en de moeder van Dutroux, wat speurders naar zijn huis in Marcinelle leidt. Opperwachtmeester René Michaux hoort kinderstemmen, maar denkt dat die van buiten komen. Het zijn de stemmen van Julie en Mélissa. De speurders menen niets gevonden te hebben.

28 mei 1996

De twaalfjarige Sabine Dardenne wordt op weg naar haar school in Doornik van haar fiets gesleurd door twee mannen. Ze wordt afgevoerd in een bestelwagen en naar Dutrouxs huis in Marcinelle gebracht.

15 augustus 1996

Laetitia Delhez, die zes dagen eerder is ontvoerd, en Sabine Dardenne worden bevrijd. Michel Lelièvre en Marc Dutroux beginnen tijdens ondervragingen te praten en leiden speurders naar de andere vier meisjes.

17 augustus 1996

In de tuin van een huis van Dutroux in Sars-La-Buissière worden de lichamen opgegraven van Julie en Mélissa. Meer dan acht maanden hadden de meisjes verbleven in Dutrouxs zelfgebouwde kelder in Marcinelle, waar ze door hem werden verkracht. Ze zijn omgekomen van de honger.

In 1995 werd Dutroux, die in 1989 al was veroordeeld voor de ontvoering en verkrachting van minderjarigen, opgepakt en opgesloten in de gevangenis. Michelle Martin gaf de kinderen tijdens zijn afwezigheid geen eten. In diezelfde tuin wordt ook het lijk aangetroffen van Bernard Weinstein, een voormalige kompaan van Dutroux.

3 september 1996

De politie vindt onder een loods in Jumet de lichamen van An en Eefje. Ze bevinden zich vlak bij de eigendom van Bernard Weinstein. De meisjes waren zwaar ondervoed, zo blijkt uit medisch onderzoek. Vermoedelijk was dat de doodsoorzaak van Eefje. An stierf verstikking. Ze had een plastic zak over het hoofd toen ze werd teruggevonden.

Marc Dutroux zal terechtstaan voor ontvoering, gijzeling, verkrachting, moord en illegale handel. Hij wordt veroordeeld tot levenslang.

Bron » De Standaatd

“In de jaren ’80 moesten we zelfs een wapen dragen om te gaan winkelen in de supermarkt”

Guido Van Wymersch, korpschef van de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene, vindt het niet meer dan logisch dat agenten binnenkort hun dienstwapen mogen meenemen naar huis. Dat heeft hij gezegd in het radioprogramma De wereld vandaag.

Van Wymersch zat gisteren en vandaag mee aan de tafel bij de onderhandelingen met de minister van Binnenlandse Zaken, over extra veiligheidsmaatregelen voor de politie. Hij zat daar niet alleen als korpschef van de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene, maar ook als voorzitter van de Vaste Commissie Lokale Politie.

Dienstwapen mee naar huis

Eén van de resultaten van de onderhandelingen is dat het in de toekomst de minister is die zal beslissen of agenten al dan niet hun dienstwapen mogen meenemen naar huis. Een goede zaak vindt Van Wymersch.

“Nu worden zulke beslissingen per politiezone genomen omdat niet alle zones dezelfde middelen en problemen hebben. Als straks de minister het zegt, dan is het een duidelijke richtlijn en een noodzakelijke maatregel.” Van Wymersch vraagt wel dat de korpchefs indien nodig beperkingen kunnen opleggen.

24 uur per dag gewapend

Ook de mogelijk om agenten toe te laten het dienstwapen 24 uur per dag te dragen, juicht Van Wymersch toe. “Die mensen zijn daarvoor opgeleid en zijn ook 24 uur per dag politieman of -vrouw. In de jaren 80 werden we zelfs verondersteld om gewapend te gaan winkelen in sommige supermarkten, omdat ze geviseerd werden door de Bende van Nijvel.”

De Brusselse korpschef geeft toe dat politieagenten, net als andere mensen, vatbaar zijn voor psychische problemen. Maar hij vreest niet voor het gebruik van het dienstwapen voor zelfdoding. “In het verleden hebben we daarmee te maken gehad. Die periode zijn we nu door. Er bestaan middelen om zulke problemen op een constructieve manier op te lossen. Korpschefs spelen hier een belangrijke rol in.”

Zwaardere wapens en munitie

Van Wymersch is tot slot ook voorstander van het gebruik van zwaardere wapens en munitie. “Vandaag hebben we met onze wapens weinig verhaal als we voor tegenstanders staan met kalasjnikovs. Dit is een heel moeilijke periode. We moeten ons aanpassen aan de situatie.”

Bron » VRT Nieuws

Terroristen zijn niet gek, maar wat bezielt hen dan?

Het is verleidelijk om aanslagplegers gestoord en waanzinnig te noemen, maar volgens experts zijn die verklaringen te simplistisch. “Psychische stoornissen komen niet vaker voor bij terroristen dan bij de rest van de bevolking”, legt forensisch psychiater Rudy Verelst uit. Maar waarom plegen ze dan terreurdaden?

Bij de recente terreurdaden in West-Europa waren de ordediensten er vaak als de kippen bij om de aanslagplegers het etiketje van geradicaliseerde eenzaat met psychische problemen op te plakken. Het is verleidelijk om pakweg wie met een machete politieagenten aanvalt “gek” te noemen. Toch is volgens experts die verklaring te simplistisch.

“Er is geen psychologische aandoening die eruit springt bij aanslagplegers”, zegt forensisch psychiater Rudy Verelst (UZ Leuven). “Psychische ziektes of stoornissen komen niet vaker voor bij terroristen dan bij de rest van de bevolking.” De dynamiek binnen terreurcellen is volgens Verelst eerder sociologisch of via de sociale psychiatrie te verklaren.

Zo staat er vaak een narcistische leider-ideoloog aan het hoofd van een terreurcel die volgelingen om zich heen verzamelt die de eigenlijke terreurdaden plegen. De volgelingen zijn mensen die eerder een aanleg hebben tot afhankelijkheid en doorlopen vaak een heel proces van radicalisering. De eigenlijke terreurdaad gebeurt in veel gevallen onder invloed. “Als je vanuit een ideologisch proces zover komt om jezelf op te blazen, kunnen drugs helpen om de laatste drempel weg te nemen.”

Geen psychische stoornis, wel andere gemene deler

De zogenoemde lone wolfs die helemaal alleen – los van terreurcellen – handelen, zijn volgens Verelst in veel gevallen copycats die om heel uiteenlopende redenen gemediatiseerde aanslagen van terreurcellen imiteren. Verelst benadrukt wel dat er heel voorzichtig moet worden omgesprongen met dergelijke veralgemeningen.

“Terreur psychiatriseren is geen goed spoor om te volgen”, zegt psychiater Dirk De Wachter (KUL). “Dat is immers heel stigmatiserend voor mensen die wel psychische problemen hebben. Bovendien ligt de oplossing voor de problematiek niet bij het individueel behandelen van bepaalde risicogroepen, maar op gemeenschapsvlak.”

De gemene deler bij de plegers van terreurdaden is immers geen psychische ziekte, maar wel dat ze buiten de samenleving zijn terechtgekomen. Dat is volgens De Wachter iets wat terugkomt bij de meeste plegers van extremistisch geweld of ze nu zichzelf opblazen, met een truck de massa inrijden of met een machete politieagenten aanvallen.

“Deze mensen zijn om heel diverse en heel persoonlijke redenen gemarginaliseerd, buiten de samenleving gevallen en op een traject van ledigheid en zinloosheid beland”, legt De Wachter uit. “Ze proberen daaruit te ontsnappen door een grote daad – een aanslag – te plegen.”

Doordat ze net op deze roem uit zijn, moeten we volgens de psychiater na terreurdaden voorzichtig zijn met grote daderprofielen in de media. “Al lijkt het geheim houden van dergelijke informatie ook geen goed idee, omdat dit mogelijk paradoxaal genoeg een nog grotere heldenstatus zou kunnen creëren binnen bepaalde groepen.”

Bron » VRT Nieuws

Privacyregels voor geheime diensten

Voor de eerste keer in haar 185-jarige bestaan mag de Staatsveiligheid uw gegevens niet meer eindeloos bijhouden, zo schrijft De Tijd. De inlichtingendienst zal alle persoonsgegevens die hij bewaart na vijftig jaar moeten vernietigen. Gegevens die al sneller nutteloos blijken voor de opdracht van de dienst moeten al sneller verdwijnen.

Dat staat in een Koninklijk Besluit dat al jaren op zich laat wachten en woensdag in het Staatsblad verschijnt. De nieuwe regels zijn ondertekend door minister van Justitie Koen Geens (CD&V), bevoegd voor de Staatsveiligheid, en minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA), bevoegd voor de militaire inlichtingendienst die de nieuwe privacyregels ook moet naleven.

Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zullen onze geheime diensten welbepaalde persoonsgegevens langer dan vijftig jaar mogen bijhouden. Maar dan wordt elke vijf jaar geëvalueerd of die gegevens nog langer nuttig zijn. Een ‘raadgever bescherming van de persoonlijke levenssfeer’ zal bij de Staatsveiligheid toezien op de vernietiging van de gegevens.

Bron » De Morgen