Une empreinte ADN sur un gilet pare-balles des tueurs du Brabant

Les familles réunies le 4 octobre. Un rapport du Comité P confirme les craintes de manipulation policière.

Une nouvelle empreinte génétique a été trouvée dans l’enquête sur les tueurs du Brabant. Le procureur De Valkeneer confirme. Selon nos informations, l’INCC l’a trouvée sur un morceau d’un des gilets pare-balles qui fut repêché dans le canal Bruxelles-Charleroi à Ronquières le 6 novembre 1986. L’empreinte se trouvait sur ou dans le col de la veste.

Si son intérêt direct pour l’enquête est incertain, elle prouve en tout cas qu’il reste possible de progresser dans ce dossier par des éléments matériels. Elle prouve surtout que les enquêteurs suivent une piste.

Et là arrive notre deuxième information: le rapport du comité P sur la problématique dite de Ronquières. Avec l’empreinte ADN du gilet pare-balles, le procureur De Valkeneer, interrogé hier, situe maintenant cette conviction “à 99,9 %”.

Des tests par l’INCC ont prouvé qu’une empreinte génétique se dissolvait dans l’eau après 8 à 15 jours. Les sacs retirés le 6 novembre 1986 du canal y avaient donc été jetés fin octobre ou début novembre 1986. Comment les enquêteurs ont-ils été capables de désigner quasi au mètre près l’endroit où les plongeurs devaient chercher? C’était l’objet de l’enquête confiée au comité P sur les pièces à conviction de Ronquières. “Extrêmement fouillé”, le rapport du comité P “conclut dans le sens qu’une manipulation a été faite à l’endroit où les pièces ont été trouvées.”

Le procureur général Christian De Valkeneer en tire cette autre conclusion: “Des gens (en lien avec les tueurs) ont été actifs jusqu’en 1986.”

Or, l’on considérait depuis trente ans que tout s’était arrêté à la nuit de la tuerie (neuf tués) au Delhaize d’Alost le 9 novembre 1985: ça reporte d’un an.

Enfin M. De Valkeneer précise la manipulation policière. Trois scénarios sont sur la table et tous mettent en cause un ou des enquêteurs qui travaillaient depuis Termonde pour le juge Freddy Troch, et qu’on appelait le Groupe Delta.

Dans un scénario, les tueurs du Brabant avaient un ou des complices chez les enquêteurs, savaient ce qui se passait et étaient renseignés par eux.

Un autre scénario est appelé “hypothèse noire” par le procureur De Valkeneer qui ne souhaite pas préciser plus avant.

Hier, le procureur indique que l’enquête se trouve ainsi “sur un noeud colossal”. Le Comité P qui s’y est attaqué s’y est cassé les dents. Des anciens enquêteurs du groupe Delta ont été entendus. Christian De Valkeneer constate: “Personne ne veut parler. On est face à un mur.”

Le 4 octobre prochain, il n’est pas pensable que “la problématique de Ronquières” ne soit pas évoquée à la réunion des familles des victimes qui se tiendra à Charleroi, la première depuis juin 2014.

Quant à cette nouvelle empreinte génétique, son intérêt dépend de l’emplacement où elle a été trouvée. Il sera minime si elle se trouvait dans le replis ou le piquetage du col du gilet pare-balles.

Ce n’est pas non plus la première: d’autres ont été trouvées il y a des années, entre autre sur un mégot dans un cendrier du taxi Mercedes de Constantin Angelou. Il n’a toujours pas donné de résultat. En 2012, il avait été décidé de reprendre systématiquement les pièces à conviction et les soumettre à l’INCC.

Bron » La Dernière Heure

Interview Hugo Lamon en Walter Van Steenbrugge: “Zeg wat je doet”

Hoe wint Justitie het vertrouwen van de burger terug? ‘Laat rechters voldoende tijd om te oordelen in een dossier’, vindt strafpleiter Walter Van Steenbrugge. En vooral: ze moeten communiceren over wat ze doen, zegt advocaat Hugo Lamon.

Zes op de tien Belgen vinden dat rechters mensen ongelijk behandelen. Is dat ook uw ervaring?

Van Steenbrugge: “Dit zijn verontrustende cijfers, maar ze verbazen me niet. De rechtspraak kan enorm verschillen van rechter tot rechter. Een rechter kan pas echt goed oordelen als hij voldoende informatie heeft over de persoon die voor hem staat. Wie is die mens? Waarom heeft hij iets gedaan? En in welke omstandigheden?”

“Rechters krijgen niet de middelen aangereikt om zich echt te kunnen inleven in een dossier, waardoor ze verzanden in eenheidsworst bij de beoordeling van migranten, recidivisten en mensen in sociaal zwakkere posities. Je kunt hen dat niet kwalijk nemen, want er is geen geld voor zo’n rechtssysteem. Je moet als beklaagde geluk hebben dat jouw zaak wordt behandeld door een rechter die de moeite doet om alles te weten te komen.”

Lamon: “Als zoveel burgers de indruk hebben dat de rechters niet onpartijdig zijn, is er een belangrijk perceptieprobleem. Dat zou de magistraten moeten aanzetten om beter over hun werk te communiceren. Proactief ook, zodat ze zelf een ander beeld kunnen schetsen van Justitie. Nu is dat beeld vaak negatief, want het gaat via journalisten – en die hebben meer interesse voor slecht nieuws dan voor goed nieuws.”

Herkent u de roep om repressie die uit de bevraging naar voren komt?

Van Steenbrugge: “Ongeveer één keer per week ga ik spreken voor verenigingen. Daar hoor ik dezelfde geluiden. Tot de uitleg komt over hoe je als maatschappij best omgaat met een delict. Het is toch beter om de oorzaak weg te nemen? Als ik dat bespreekbaar maak, veranderen de meningen.”

“Het riskante van dit soort cijfers is dat ze zo’n grote indruk maken op politici dat die ernaar beginnen te handelen en de wet op voorwaardelijke invrijheidstelling naar de vuilnisbak verwijzen. Dan zou het hek helemaal van de dam zijn.”

Lamon: “Het debat over de vervroegde invrijheidsstelling is verzuurd door populistische uitspraken. Dat zou de balie en de magistratuur ertoe moeten aanzetten om hierover meer en breed toegankelijk te communiceren.”

“Het is een permanente pedagogische taak van juristen om te wijzen op de verworvenheden van de beschaving en van de democratie. Overigens zijn diegenen die roepen voor een harde aanpak vaak de eersten die hun rechten opeisen wanneer ze zelf worden aangeklaagd.”

Geraakt u zelf nog uit aan het juridisch jargon?

Van Steenbrugge: “Dat is een kwestie die je niet zomaar kunt oplossen. Het recht is helaas vrij complex, je kunt er niet in kleutertaal over spreken.”

Lamon: “Er is niets mis met gespecialiseerde vaktaal. Het probleem is echter dat daarna te weinig inspanningen worden gedaan om die juridische handelingen op een begrijpelijke manier te communiceren met de bevolking. Vergelijk het met de geneeskunde. Artsen maken daar ook ingewikkelde diagnoses, die vaak niet begrepen worden door de patiënt.”

“Maar eens de ziekte is vastgesteld, doen zij veel moeite om uit te leggen wat het precies is en wat de gevolgen zijn. Artsen maken een duidelijk onderscheid tussen hoe ze onder elkaar communiceren en wat ze aan de patiënt familie melden. Dat gebeurt in de juridische wereld te weinig.”

Bron » De Standaard

Burger wantrouwt justitie

De meeste Belgen vinden dat rechters burgers ongelijk behandelen. Vier op de tien advocaten geven hen gelijk.

“We zijn ons bewust van het perceptieprobleem”, zegt Christian Denoyelle, die de Hoge Raad voor Justitie voorzit. “Net daarom is de Raad na de affaire-Dutroux opgericht: zodat burgers met problemen over Justitie ergens terechtkunnen. Die kaarten wij aan bij de politiek.”

Maar volstaat dat wel? De bevindingen in een nieuwe bevraging, uitgevoerd in opdracht van de KU Leuven en Wolters Kluwer, wijzen op een blijvende kloof tussen gerecht en burger. Meer dan tweeduizend Belgen, onder wie ook advocaten en magistraten, werden naar hun visie gevraagd over Justitie.

Proactief

Zes op de tien Belgen hebben het gevoel dat rechters niet altijd op dezelfde manier oordelen. “Zeer opvallend is dat ook veel juridische professionals die mening delen”, zegt Emilie Michaux van de KU Leuven. “Bij de advocaten, mensen die dag in dag uit betrokken zijn bij het gerecht, vinden vier op de tien dat de burgers op ongelijke wijze worden behandeld door het gerecht. Zelfs bijna één op de tien magistraten vindt dat.”

Advocaat Hugo Lamon vindt dat Justitie de communicatie over zichzelf veel meer in handen moet nemen. “Proactief, zodat ze zelf een ander beeld kunnen schetsen. Alleen zo verander je de perceptie.”

De jongste jaren worden wel inspanningen geleverd om meer te communiceren. “Die cultuur is aan het groeien”, vindt Denoyelle. “Niet evident, want je zit vaak met delicate dossiers. Maar de magistraten kunnen elkaar tonen hoe ze daarmee omgaan. Helaas komt Justitie ook vaak in beeld wanneer er wordt geklaagd over te weinig geld, of wanneer het op andere vlakken niet goed gaat. Het is aan ons om de cafépraat te overstijgen en mensen aan het denken te zetten.”

Het juridisch jargon dreigt daarbij een struikelblok te zijn. “Een oud zeer”, zegt Denoyelle. “De eerste stap om daar verbetering in te brengen, is de magistraten ervan bewust te maken dat ze anders moeten praten en schrijven – ook bij de selectieprocedure die de Hoge Raad hanteert. Maar dat geldt even goed voor de notarissen, gerechtsdeurwaarders en advocaten. Het begint al bij een dagvaarding: die is grotendeels onleesbaar. Er zijn initiatieven om dat te verbeteren. We moeten die groeperen.”

Te traag

De geringe aanvaarding van Justitie komt ook terug in de visie op ons gevangenissysteem. Eén van de basisprincipes daarin is dat gevangenen vervroegd vrij kunnen komen. Driekwart van de burgers vindt dat niet nodig: zij zouden liever hebben dat gevangenen tot het einde van hun straf in de gevangenis blijven.

Onderzoekster Michaux: “Meer kennis over de werking van straffen biedt mensen wel inzicht, waardoor we meer geneigd zijn om mensen een tweede kans te geven. Een straf werkt alleen wanneer die onvoorwaardelijk en proportioneel is en onmiddellijk wordt uitgevoerd. Helaas is Justitie niet in staat om dat zo toe te passen, waardoor de straf op zich haar effect kan missen.”

Bron » De Standaard

Informatie uitwisselen met buitenlandse inlichtingendiensten binnenkort makkelijker

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) en zijn collega van Defensie Steven Vandeput (N-VA) hebben een richtlijn klaar die de samenwerking en informatie-uitwisseling met buitenlandse inlichtingendiensten regelt. Dat meldt het weekblad Knack vandaag. Bedoeling is dat de ontwerptekst deze maand ter sprake komt tijdens de Nationale Veiligheidsraad.

In de richtlijn worden buitenlandse inlichtingendiensten ingedeeld in verschillende categorieën. Dat gebeurt op basis van diverse criteria, zoals het democratisch gehalte van een land en het belang van zo’n dienst voor de kennis van het onderwerp. De categorieën bepalen de aard en de mate van samenwerking en informatie-uitwisseling. Details over de precieze inhoud wil de regering niet kwijt.

Sterke toename

Uit cijfers die Knack bij het kabinet-Justitie verkreeg, blijkt dat de informatie-uitwisseling de voorbije jaren sterk is toegenomen. In 2010 maakte de Staatsveiligheid nog 2.292 nota’s over aan buitenlandse correspondenten. Dit jaar staat de teller al op 3.377 nota’s.

Tegen het einde van het jaar zullen dat er vermoedelijk meer dan 5.000 zijn. De militaire inlichtingendienst ADIV heeft op het vlak van terreurbestrijding sinds begin 2014 meer dan 6.000 documenten ontvangen van buitenlandse diensten en bijna 4.000 documenten uitgestuurd.

Toezichtsorganen

Overigens gaan de toezichtsorganen op de inlichtingendiensten – bij ons het Comité I – van vijf landen gelijktijdig de problematiek van de internationale uitwisseling van persoonsgegevens van Syriëstrijders onderzoeken. Behalve België gaat het om Nederland, Zwitserland, Noorwegen en Denemarken.

Bron » De Morgen

Opnieuw protest gerechtstolken: “werkomstandigheden zijn ronduit erbarmelijk”

De Beroepsvereniging Beëdigd Vertalers en Tolken (BBVT) heeft deze middag op de Brusselse correctionele rechtbank opnieuw actie gevoerd tegen de omstandigheden waarin de gerechtstolken moeten werken en de veel te lage vergoedingen die ze krijgen.

“Deze toestanden zijn ronduit erbarmelijk, het wordt tijd dat de minister van Justitie met constructieve, structurele oplossingen komt om het beroep van beëdigd vertaler/tolk grondig te moderniseren en te professionaliseren”, zegt José Emmanuel D’Hoore, voorzitter van de BBVT.

“De akoestiek in de Brusselse zittingszalen is erbarmelijk”, zegt de BBVT-voorzitter. “Er zijn geen of ontoereikende geluidsinstallaties en voorstellen om met tolkenkoffers te werken, worden afgeketst. Door het grote aantal tolken in diverse talen in sommige processen overstemmen de tolken elkaar, de magistraten en advocaten. Magistraten en advocaten zijn ook niet opgeleid om met tolken te werken.”

“Daarenboven moeten wij steevast plaatsnemen tussen de verdachten, of dat nu terreurverdachten, drugsbaronnen of wapenhandelaars zijn. Alsof veiligheidsvoorschriften niet voor tolken gelden. Tenslotte weten wij op voorhand ook niets over de zaak waarin we moeten tolken, ook al gaat het soms om ingewikkelde zaken.”

De tolken voerden hun protestactie naar aanleiding van de pleidooien in het proces tegen de bende mensensmokkelaars, die tussen juli en november 2015 een 150-tal vluchtelingen naar het Verenigd Koninkrijk zouden gesmokkeld hebben.

Op 1 september had het openbaar ministerie celstraffen van 5 tot 10 jaar gevorderd tegen de 12 verdachten. Vorige week dinsdag waren de pleidooien van de verdediging nog uitgesteld, net omdat er onvoldoende tolken aanwezig waren, maar vandaag kon er wel gepleit worden. Het vonnis valt over enkele weken.

Bron » De Morgen