Liegt iemand of niet? Vijf vragen en antwoorden over de leugendetector

Vandaag beslist de raadkamer of ze ingaat op de vraag van Alexandru C., de hoofdverdachte van de moord op Sofie Muylle, om aan een leugendetector onderworpen te worden. Hij wil zo zijn onschuld aantonen. Maar hoe werkt zo’n leugendetectietest? En kunnen we voortgaan op de resultaten? Vijf vragen en antwoorden.

1. Hoe werkt de leugendetector?

“Een grote misvatting is dat een leugendetector leugens detecteert”, vertelt Emma Jaspaert, postdoctoraal onderzoeker aan het Leuvens Instituut voor Criminologie. Wat de test wél doet, is de fysiologische reacties op vragen meten. “Een lichaam reageert onbewust op die vragen via de hartslag, de bloeddruk, de transpiratie, de ademhaling en het bloedvolume. Met een leugendetectietest gaat men na op welke vragen er verhoogde lichamelijke activiteit is.”

De meest gebruikte test in België is de controlevragentest, waarin relevante vragen – dus misdrijfgerelateerde vragen – afgewogen worden tegen controlevragen, waarvan men verwacht dat er een soort stressreactie zal ontstaan. “Voorbeelden van zo’n controlevragen zijn: “Heeft u ooit iemand gekwetst? Heeft u ooit iets weggenomen?” Men verwacht bij iedereen – als ze heel eerlijk zijn – dat dat al gebeurd is.” Verwacht wordt dat het stressniveau van onschuldige personen bij controlevragen sterk zal toenemen, terwijl de relevante vragen minder reactie zullen uitlokken. Bij schuldige mensen zal het net omgekeerd zijn.

Een polygraaftest bestaat uit verschillende delen: een pre-test die twee tot drie uur duurt en waar de werking van de polygraaf en het doel uitgelegd wordt, gekeken wordt naar de medische achtergrond en gevraagd wordt naar de toestemming van de verdachte. Ook worden de vragen samen met de verdachte overlopen. De echte test neemt vervolgens maar twintig tot dertig minuten in beslag. De uitslag van de test? Waarachtig, leugenachtig of onbeslist.

2. Hoe vaak gebeurt zo’n test? Kan de test doorslaggevend zijn als bewijsmateriaal?

De dienst polygrafie van de federale politie blijkt drukbezet te zijn. In 2007 werden zo’n 330 zaken op 11 maanden behandeld. “Veel zaken gaan over beschuldigingen tijdens vechtscheidingen, waarin partners elkaar zwartmaken en beschuldigen van bijvoorbeeld misbruik. De polygraaf wordt dan ingezet, maar meestal is het resultaat waarachtig. Dan worden die zaken verder niet onderzocht.”

Belangrijk om te weten is dat een verdachte altijd zelf toestemming moet geven voor zo’n leugendetectietest op meerdere momenten én dat de test op elk moment gestopt kan worden. “Het eindresultaat zal dan “afgebroken” zijn, er wordt dus geen uitspraak gedaan over de waarachtigheid of leugenachtigheid.”

De uitslag kan gebruikt worden in de rechtbank, maar alleen als hulpbewijs, benadrukt Jaspaert. “Eigenlijk moet je het bekijken als een speciaal verhoor aan een machine. De informatie kan wijzen op bepaalde zaken, maar is niet voldoende om iemand als schuldig aan te duiden.” Wel is het zo dat schuldige verdachten vaak tijdens het verloop van de test bekennen. “Dus het helpt zeker om bepaalde zaken op te lossen.”

3. Kan een verdachte de test omzeilen?

Volgens Jaspaert gaat het bij de test om reacties die je zelf weinig in de hand hebt, maar bestaan er wel tegenmaatregelen. “Je kan reacties uitlokken. Een voorbeeld? Een naaldje in je schoen steken, de vuisten heel hard ballen. Vaak zitten er ook fabeltjes tussen: medicatie helpt bijvoorbeeld niet. Als resultaat krijg je dan wel vaak “onbeslist”. Je ziet dat er iets mis is met de test.”

4. Hoe betrouwbaar is de test?

De test met de controlevragen is volgens Jaspaert niet altijd even betrouwbaar. Vooral vals positieven zijn een probleem, benadrukt ze. “Uit internationaal onderzoek blijkt dat bij schuldige verdachten ongeveer acht op de tien onder hen effectief als schuldig uit de test komt. Bij de onschuldige verdachten komt echter minstens één à twee op de tien als schuldig uit de test. Zij worden dus valselijk als schuldig bestempeld, vaak van zeer ernstige misdrijven.” De gevolgen hiervan zijn verregaand: zelfs als ze uiteindelijk worden vrijgesproken, zullen ze moeten leven met de twijfel die rond hun onschuld blijft hangen. Volgens Jaspaert hét grootste bewijs dat de polygraaf geen leugens detecteert.

Dit is meteen ook de grote zwakte van de controlevragentest. “Als iemand als schuldig uit de test komt, kan het zijn dat men er té veel waarde aan hecht. Men houdt er dan soms geen rekening mee dat het mogelijk niet juist is, wat de rest van het onderzoek kan beïnvloeden. Men gaat bijvoorbeeld de verdachte met meer druk ondervragen, of men gaat misschien proberen om tot bekentenissen over te gaan. Alternatieve pistes kunnen dan minder onderzocht worden met als gevolg dat het onderzoek te snel afgesloten wordt en de conclusie luidt dat de persoon schuldig is omdat de test dat zo aangetoond heeft.”

5. Zijn er alternatieven?

Het antwoord? “Ja.” In België wordt naast de controlevragentest ook de verborgen informatietest gebruikt. Die test is ook een polygraaftest, maar het vragenmechanisme is anders. Een verdachte krijgt bij elke vraag vijf antwoorden als optie. Een voorbeeld? Als de vraag is: “Met welk moordwapen is deze persoon vermoord?”, dan zijn de vijf opties: “een mes, een geweer, een touw, een bijl en een kussen.” Daarbij wordt er gekeken of de fysiologische reactie op één van de opties verhoogd is. Als dat zo is, wijst dat op het feit dat die persoon mogelijk voorkennis heeft van het misdrijf. Kennis die een onschuldige niet heeft.

Volgens Jaspaert is de kans op vals positieven bij zo’n test veel kleiner. “Het probleem is echter dat er geen voorkennis aanwezig mag zijn die op een andere manier verworven is. Als de zaak bijvoorbeeld al in de media is geweest, of als de verdachte al eerder verhoren heeft gehad waarbij de politie informatie heeft gegeven, werkt dit niet. De herkenningsreactie is er dan, omdat hij informatie bezit via een ander kanaal.” En ook hier geldt weer dat deze test niets zegt over schuld of leugen.

Bron » VRT Nieuws