Paul Vanden Boeynants

De waarheid van Paul vanden Boeynants

‘Maar waar is ons huispersoneel?’ verwondert Paul vanden Boeynants zich als zijn levensgezellin Viviane Baro de keuken uitkomt met gebakken tongetjes en frieten. ‘In een kasteel hebben ze
toch personeel?’ De minister van Staat ironiseert de sterke verhalen die over hem de ronde doen.

VDB is er eigenlijk niet over te spreken. En dat zijn villa in Knokke – naar Zoutse normen vrij bescheiden – in de pers een kasteel wordt genoemd, is nog een van de onschuldigste zaken. De naam Vanden Boeynants werd in de afgelopen tien jaar meermaals verbonden met drugshandel, seksfuiven en de Bende van Nijvel. Om nog maar te zwijgen over zijn fiscale problemen die hem in het begin van de jaren 80 voor de rechtbank brachten.

Voor Vanden Boeynants bestaat er geen twijfel over dat er vanuit duistere coulissen tegen hem campagne is gevoerd om hem als de baarlijke duivel voor te stellen. ‘Ik heb mijn voorzorgen genomen. Na mijn dood zal de waarheid over een aantal aspecten van mijn fiscaal probleem aan het licht komen.’

Apero

‘Iets fris, dat is voor straks. Drink eerst maar thee, dat is het beste tegen de dorst’, ontvangt Paul vanden Boeynants ons samen met zijn gezellin Viviane Baro in de tuin van hun villa in Knokke. Tegenover ons zit een gebruinde zeventiger, het hemd nonchalant loshangend boven zijn tennisshort. Wie zijn wij om een man met een staat van dienst als de zijne tegen te spreken? Vanden Boeynants heeft een lange carrière achter zich, zowel politiek als zakelijk. Na zijn fiscaal proces in de eerste helft van de jaren 80 trok hij zich van het voorplan terug. Maar het imago van Vanden Boeynants was intussen wel bigger than lifegeworden en meer dan eens dook zijn naam op in vaak apocriefe verhalen aangaande drugstrafieken in bevroren vlees, rechtse staatsgrepen, roze balletten en meer van dat fraais. Diabolique, quoi.

De pijp op de tuintafel klopt met het bekende imago, de rest van het gevaarlijke icoon smelt onder het zomerse licht als sneeuw voor de zon. Het was dan toch waar wat men ons gezegd had: praat een uur met VDB en je gaat door de knieën. Charmant is zeker het woord. Gedecideerd al evenzeer. In die mate zelfs dat je elk van zijn woorden het voordeel van de twijfel wil geven, ook al geraak je soms moeilijk van het beeld verlost dat in het verleden in boeken en tijdschriftenartikels van de man werd opgehangen. Vanden Boeynants zal in de loop van het gesprek naar een citaat van de voormalige Franse president Mitterrand grijpen om de verhalen waar we mee worstelen te catalogiseren: ‘C’est merveilleux. Répéter et répéter le mensonge jusqu’a ce qu’il devienne vérité.’

Paul vanden Boeynants is 78 jaar, maar hij lijkt veerkrachtiger dan ooit. Op onze vraag of hij toch niet met enige verbittering terugkijkt op zijn mislukte gooi naar het burgemeesterschap van Brussel, waarmee hij een aantal jaren geleden in mineur een punt achter zijn politieke carrière zette, antwoordt hij met een smakelijke lach: ‘Ze beseffen niet welke dienst ze mij daarmee hebben bewezen. Nu lééf ik. Ik doe allemaal dingen waar ik vroeger geen tijd voor had. Ik speel elke voormiddag tennis. Elke voormiddag ook marcheren we op de zeedijk. We hebben een grote vriendenkring. We zitten hier in het Zoute en toch zitten we niet temidden van die zozo’s van het Zoute. En aan politiek doe ik nu als journalist in het satirisch weekblad ‘Pan’. Dat is veel gemakkelijker.’

Met een diepe zucht: ‘Ik had de goede raad van mijn ouders moeten volgen en nooit in de politiek mogen stappen. Maar het was een virus. Zonder politiek was ik de Albert Frère van het vlees geworden. Er is beweerd dat ik vlees zou hebben geleverd aan het leger, aan Zaïre, noem maar op. Ik heb geen gram verkocht aan het leger! Ten eerste, dat zou niet fatsoenlijk zijn geweest om mijn positie op Landsverdediging daartoe te gebruiken. Ten tweede: de staat is een slechte betaler. Voor miljoenen frank leveren tegen een krappe prijs en dan nog maanden moeten wachten op het geld? Nee, dank u.’

‘Hetzelfde geldt voor corruptieverhalen. Waarom zou ik in de verleiding zijn gekomen om geld aan te pakken? Op het bedrijf zag ik dagelijks miljoenen binnenkomen en buitengaan, dus geld maakte niet zoveel indruk op mij. Eén keer ben ik benaderd door de topman van een groot bedrijf. Ik wou de man niet schokken. Ik heb hem dus geantwoord met een uitspraak van Talleyrand: iedereen is omkoopbaar, alleen het bedrag verschilt van persoon tot persoon. Ik heb daaraan toegevoegd: ik vrees dat het bedrag voor u veel te hoog zal liggen. De man trok bleek weg en daarmee was de zaak opgelost.’

Na de thee krijgen we ons glas bier. Het gesprek duurt twee uur, dubbel zo lang als aanvankelijk was afgesproken. Langer kan echt niet, want de kinesist is in aantocht voor de minister van Staat. Maar twee uur blijkt nog te krap om een publiek leven van meer dan 50 jaar onder te nemen. Vanden Boeynants verklaart zich bereid ons nog een tweede keer te ontvangen: ‘Kom dan tegen half twaalf. Voor den apero.’ Volgt een lang tafelgesprek waarin de thema’s van het eerste gesprek verder worden uitgediept.

Fiscus

Tijd: Sinds de jaren 80 wordt u gediaboliseerd. Voor een deel van de publieke opinie houdt u het midden tussen een inciviek die bulkt van het zwart geld en een onbewogen beweger achter een occult netwerk van rechtse samenzweerders. Wij hoeven u niet te vragen wat daar precies van aan is, u zal al die zaken uiteraard formeel ontkennen. Maar waar komen die verhalen vandaan?

Vanden Boeynants: ‘Daar is heel moeilijk op te antwoorden, maat. Maar dat kwam niet alleen uit België. Er zitten andere zaken tussen dan Belgische. Het gaat in feite om internationale zaken…’

Tijd: Concreet.

Vanden Boeynants: ‘Ge zult nog een beetje geduld moeten hebben. Na mijn dood zal er het een en ander worden vrijgegeven.’

Tijd: Waarom nu niet?

Vanden Boeynants: ‘Omdat een aantal betrokkenen nog leeft.’

Tijd: Klopt het verhaal dat wijlen koning Boudewijn zich verzet heeft tegen uw benoeming als burgemeester van Brussel?

Vanden Boeynants: ‘Dat is kwakzalverij. In tegendeel, hij drong erop aan dat ik kandidaat zou zijn voor het burgemeesterschap van Brussel. U moet eens goed kijken naar wat er allemaal is gebeurd rond mijn kandidatuur. De eerste keer dat ik op het punt stond burgemeester te worden, kwam – als bij toeval – mijn fiscaal dossier naar boven. Als u de rol van een zeker milieu zou kennen, dan zou u het allemaal beter begrijpen.’

‘De tweede keer had iedereen – op het FDF na – zijn handtekening gezet. Toen heb ik mij teruggetrokken. De derde keer was na de dood van burgemeester Brouhon. Die derde keer waren het de socialisten die niet wilden. Ze hadden mij aan het werk gezien in de Heizel. Ze wisten dat ik er werkte met sterke hand. Ik was te actief, hé. Na die mislukte poging ben ik na 43 jaar uit de gemeenteraad gestapt.’

‘Demanet werd toen burgemeester en is uiteindelijk ondermijnd door Deprez. Vergeet niet dat wij destijds als christen-democraten de belangrijkste groep waren geworden in Brussel en dit voor het eerst sinds 1940. Vandaag zijn wij echter zo goed als volledig van de kaart geveegd. Dat hebben wij te danken aan Deprez.’

Tijd: U sprak over een zeker milieu. Bedoelt u dat gekelderd bent door de loge?

Vanden Boeynants: ‘Beseft gij wat het burgemeesterschap betekent voor de vrijmetselarij? Eén: met uitzondering van het Edith Cavell-ziekenhuis zijn in alle Brusselse ziekenhuizen de geneesheren afkomstig van de ULB of de VUB. Twee: het OCMW. Dat betekent honderden jobs. Die hebben zij allemaal in handen. Drie: de politie. Vier: het onderwijs. Dat geven ze allemaal zomaar niet af. De broedertwisten die de voorbije jaren in de Parti Socialiste hebben gewoed, hebben te maken met afrekeningen tussen verschillende loges. Dat had niets met politiek te maken.’

Bonvoisin

Tijd: U bent niet de enige die gediaboliseerd werd: ook Benoît de Bonvoisin – vroeger een van uw trouwe luitenanten – is in de loop der jaren tot ‘zwarte baron’ uitgegroeid.

Vanden Boeynants: ‘De Bonvoisin, dat is een drama. Zijn vader lag bijna op zijn sterfbed toen hij mij heeft gevraagd om na zijn dood zorg te dragen voor zijn Benoît. Ik heb dat gedaan. Hij is me erg trouw geweest. Wat men over hem schrijft in verband met extreem-rechts… dat is complete onzin. Mijn ontgoocheling in hem zit in de manier waarop hij een aantal mensen geld heeft afgetroggeld.’

Tijd: Was CEPIC geen extreem-rechtse organisatie?

Vanden Boeynants: ‘Het CEPIC is opgericht om de middenstand en de burgers in de CVP-PSC een tegengewicht te geven tegen de overmacht van de Boerenbond en het ACW. In het CEPIC zaten brave burgers die vonden dat België te veel ambtenaren telde. Dat er te veel belastingen werden betaald. Dat de mis beter in het Latijn kon worden gelezen. Als ge iedereen extreem-rechts noemt die in de tijd van de oprichting van het CEPIC vond dat er te veel belastingen werden betaald en dat er te veel ambtenaren waren, dan was 80 procent van de bevolking extreem-rechts.’

Tijd: De Bonvoisin koppelt zijn problemen aan zijn rol in het conflict dat u eind de jaren 70 had met het hoofd van de Staatsveiligheid, Albert Raes. Dat had te maken met de oorlog in Shaba en het feit dat Raes u had verzwegen dat er in Luik huurlingen op het punt stonden naar Zaïre te vertrekken.

Vanden Boeynants: ‘Mijn problemen met Raes hebben niets te maken met De Bonvoisin. Raes heeft mij twee keer bedrogen. De eerste keer had dat te maken met Shaba. Wij stuurden Belgische troepen om het Zaïrese regeringsleger bij te staan en tegelijk stonden er huurlingen vertrekkensklaar om aan de andere kant mee te vechten. Dat kon niet. ‘Ce n’est pas votre problème’, zei Raes dan. De tweede keer had dat te maken met de benoeming van een adjunct directeur-generaal op de Staatsveiligheid.’

Bende

Tijd: We hebben documenten kunnen inkijken blijkt dat een aantal Belgische journalisten betaald is geweest voor de verspreiding van bepaalde informatie in verband met de Staatsveiligheid.

Vanden Boeynants: ‘Dat is hoogstwaarschijnlijk al van bij het ontstaan van België het geval. In elk land is dat zo.’

Tijd: Maar de Bendecommissie-bis heeft haar werkzaamheden wel gebaseerd op persverhalen die mogelijk gedicteerd zijn door mensen die belang hadden bij een desinformatie van de publieke opinie.

Vanden Boeynants: ‘Wat hebben die journalisten gepubliceerd? Hypothesen. Ik verwacht nog altijd dat iemand mij klaar en duidelijk komt zeggen: voilà, de Bende, dat zijn die mannen!’

Tijd: Er is even sprake van geweest dat de Bendecommissie-bis u zou hebben opgeroepen als getuige. Zou u zijn gegaan?

Vanden Boeynants: ‘Vanzelfsprekend.’

Tijd: U hebt vaker gezegd niets over de Bende van Nijvel te weten.

Vanden Boeynants: ‘Ik heb nooit gezegd dat ik niets over de Bende had te vertellen. Ik heb altijd gezegd dat de Bende een groep bandieten is en niets anders dan dat. Gevaarlijke, goed georganiseerde bandieten waren het. En zie, deze week zie ik op de televisie die twee experts uit de Bendecommissie, en die zeggen precies hetzelfde. Wat zeggen ze over de protectie? Dat ze niets hebben gevonden. Er is niets.’

Tijd: Als het om gewone bandieten ging, dan is het des te vreemder dat ze nooit werden ontmaskerd.

Vanden Boeynants: ‘Ik ben ook ontgoocheld dat de Bende niet is ontmaskerd. Maar ik vraag u: hoeveel zaken zijn er die nooit zijn opgehelderd? De helft? Wie kent de waarheid over de moord op Kennedy? Wat is daar allemaal over gezegd en geschreven? Ze hadden weliswaar de dader, maar men is nooit achter het motief gekomen. Zat er trouwens een complot achter? Ook dat is nooit duidelijk geweest.’

‘Allez, neem nu mijn ontvoering. Dat was allemaal militair georganiseerd. Zonder de vrouw van Basjrami zouden ze wellicht nooit geweten hebben wie mij werkelijk had ontvoerd. Zonder de opnamen die ze van haar telefoongesprekken hebben gemaakt was dat onmogelijk geweest. Dat ze de identiteit van de daders hebben gevonden, is puur een kwestie van geluk geweest.’

‘De BOB is hier geweest met het verhaal dat mogelijk de CIA of de Mossad achter de ontvoering had gezeten. Ik heb het hun duidelijk gezegd. Als u daar naar op zoek bent, dan kan u nog jaren zoeken, u zal niets vinden. Ge moogt nu denken van politiekers wat ge wilt, maar waarom zou ik zo’n bandieten beschermen? Laten we redelijk blijven.’

Tijd: Mogen wij u enkele sporen in verband met de Bende voorleggen? Een van de meest geloofwaardige lijkt ons dat het gaat om een reeks afrekeningen van personen die een gevaar betekenden voor het verdere verloop van wapentrafieken, drugsleveringen, en witwassen achteraf. Belgische handelaars waren betrokken bij trafieken die het daglicht niet mochten zien.

Vanden Boeynants: ‘Luister goed. Een goede journalist moet weten wat hij schrijft en mag alleen datgene schrijven waarover hij iets weet of dat hij op een grondige basis heeft onderzocht. Op welke basis spreekt u van afrekeningen?’

Tijd: We weten toch dat de christen-falangisten in Libanon in de jaren 70 onder meer vanuit België zijn bevoorraad? En dat deze milities hun wapens financierden met de export van drugs? Dat de KGB daarbij was betrokken? Dat heel wat buitenlandse inlichtingendiensten hier infiltraties – en mogelijk liquidaties – hebben uitgevoerd?

Vanden Boeynants: ‘Natuurlijk zijn we geïnfiltreerd geweest. België was een platform. Wat de spionagediensten hier allemaal hebben uitgericht, hoho. We zouden er een boek kunnen over schrijven. Maar wees ervan overtuigd: geheime diensten waren echt geheime diensten. In de politieke sfeer was daar weinig van geweten. Eens in de politieke sfeer zouden geheime diensten niet meer geheim zijn. Het ging om parallelle circuits, hoewel ze tegelijk natuurlijk officieel waren.’

Tijd: Sluit u uit dat die geheime diensten betrokken geweest zijn bij moorddadige afrekeningen?

Vanden Boeynants: ‘Ik sluit niets uit. Maar wees toch maar voorzichtig met die geheime diensten. Ze zijn niet wat men er op televisie van maakt. In het algemeen bestaan geheime diensten uit plichtsbewuste mensen. Dat zijn geen cowboys. De beste zijn trouwens de mensen van wie je het zeker niet zou verwachten. Ogenschijnlijk zijn het halve snullen. Ze houden zich van den domme. Dat zijn de gevaarlijkste. Dat ze hier aanwezig waren is toch logisch. De NATO is in Brussel gevestigd.’

Tijd: Nog een Bendespoor: de zedendossiers. De Roze Balletten en de zogenaamde ring van Fortunato Israel zijn de meest geciteerde voorbeelden. Wellicht zijn het gemanipuleerde verhalen, maar toch zijn er in de jaren 70 en 80 vaker bijeenkomsten geweest met een – laten we het voorzichtig stellen – losbandig karakter. Een aantal deelnemers waren notoire persoonlijkheden. Malafide deelnemers aan deze bijeenkomsten dachten daarom mogelijk dat ze zich zowat alles konden permitteren.

Vanden Boeynants: ‘Ah, etten. Ik heb de indruk dat ge werkelijk geïntoxiceerd zijt. Ge weet iets te vinden en ge bouwt daar maar hypothesen op. Ik heb enkele keren horen spreken van – hoe heet die man weer? – Piron of zoiets.’

Tijd: Pinon.

Vanden Boeynants: ‘Wat is daar van gekomen? Niets! Ge spreekt over de Tuna-ring. Hoe moet ik u dat uitleggen? De Tuna-ring, dat was voor de public relations van grote maatschappijen. Arabieren kwamen naar hier. Bon, ze hadden 15 jonge dames nodig en die dames konden er nog veel geld aan verdienen. Maar de Tuna-ring heeft niets te maken met officiële kringen. Men schrijft de politici veel toe, ik weet het. Maar men moet een beetje redelijk blijven.’

Gladio

Tijd: De Bendespeurders hebben ook naar Gladio gekeken.

Vanden Boeynants: ‘Gladio… nog maar eens die vraag.’

Tijd: Bent u als minister op de hoogte gebracht van het bestaan van Gladio? Voor de Gladio-commissie verklaarde de ene gewezen premier dat hij het wist, de andere deed alsof zijn neus bloedde. Wist u het?

Vanden Boeynants: ‘Ja en neen. Ja, ik wist dat er een organisatie bestond van burgers en vrijwilligers die klaar stonden om bij een eerste nieuwe invasie als steunpilaar te dienen. Ja, dat heeft men mij verteld. Ge kunt echter goed begrijpen dat men mij de namen niet heeft gegeven. Het enige wat ik wist, was dat het prima mensen waren. Het waren mensen die we echt dankbaar zouden moeten zijn.’

Tijd: Wie kon Gladio in werking doen treden?

Vanden Boeynants: ‘De stafchef van het leger.’

Tijd: Kon de eerste minister op één of andere wijze het mechanisme in werking doen treden?

Vanden Boeynants: ‘Neen. Dat was niet onze opdracht. Ik neem echter wel aan dat in geval van een oorlogsverklaring de eerste minister en de minister van Landsverdediging wel op de hoogte zouden gebracht worden.’

Nihoul

Tijd: Iets heel anders: Michel Nihoul. Volgens bepaalde bronnen was Michel Nihoul al van in de jaren 70 een notoire nachtvlinder met stevige contacten in de Brusselse beau monde. Hebt u in die jaren ooit van die man gehoord?

Vanden Boeynants (licht ontstemd): ‘Ten eerste zal ik u zeggen dat ik nooit een nachtvlinder ben geweest. Ik heb die man in nachtkringen dan ook nooit ontmoet. Wat ik mij herinner – enfin, het is Viviane die zich dat heeft herinnerd, ik weet daar zelf niets meer van – is dat wij op een dag waren uitgenodigd op een kleine handelsfoor op de markt van Laken. Dat was naar aanleiding van een kiescampagne van Deleuze. Viviane zegt dat Nihoul daar ook aanwezig was en dat we waarschijnlijk samen met hem op een foto staan. Dat was wat hij zocht. Foto’s tonen en laten uitschijnen dat hij de mensen kende met wie hij daarop was te zien. Zijn eigen advocaat heeft verteld dat hij dergelijke trucs gebruikte.’

Tijd: Men blijft maar spreken over de protectie die Nihoul vanwege de PSC zou genieten.

Vanden Boeynants: ‘Enkele dagen geleden keken wij naar RTL en we hoorden een politieker – hoe heet die ook weer? – boudweg verklaren dat de PSC druk uitoefende. En natuurlijk zat VDB daar weer achter. Hoe durft men? Ik ken die Nihoul niet eens. Er is geen druk. Niets. Niets.’

Cools

Tijd: U hebt André Cools destijds goed gekend. Er wordt nog steeds gevist naar het hoe en waarom van de moord die op hem werd gepleegd. Enig idee in welke richting men zou moeten zoeken?

Vanden Boeynants: ‘Wat ik op dit ogenblik vooral niet begrijp is het volgende: men heeft nu de daders van de moord vast, maar men krijgt ze niet aan het praten.’

Tijd: José Happart beweerde onlangs dat hij meer zou weten…

Vanden Boeynants: ‘Hecht liever geen geloof aan Happart. Wat zegt hij? Ik weet alles, maar ik zal niets zeggen. Happart zou zijn vader en moeder vermoorden om in de belangstelling te staan. Ik heb nog nooit een zaak geweten waarbij hij iets aan het licht bracht. Wat zou Happart zijn zonder de Voerstreek? Het enige waar hij goed in is, is mensen op te hitsen.’

Tijd: Happart suggereert dat Cools is vermoord omwille van het grote geld…

Vanden Boeynants: ‘Wacht, ik kom ertoe. Cools was een vriend. Op een zekere dag, het was misschien wel ’s nachts, waren we samen op stap. Eerst moet u weten: Cools was een force de la nature. Na 12 uren onderhandelen kon hij ’s nachts op zwier gaan, 12 tot 15 whisky’s drinken en twee pakjes sigaretten roken. Je zag niets aan Cools. ’s Anderendaags was hij weer fit. Wat wel gebeurde, was dat zijn tong wat losser werd.’

‘Op zo’n nachtelijke uitstap, zei hij me iets dat me altijd sterk is bijgebleven. ‘Nom de dieu VDB’, zei Cools plots, ‘c’est fini! Vous les calotins, vous recevez du fric de l’église, des banques, des gros. Et avec le fric vous payez les campagnes. Nous aussi, on aura du fric.’ En ik geloof dat Cools iets had opgebouwd waarmee hij aan geld kon geraken voor de partij. Dat was ofwel de investeringsmaatschappijen Neos en Meusinvest, ofwel iets anders misschien…’

Tijd: Wanneer heeft Cools u dat gezegd?

Vanden Boeynants: ‘Dat was in de periode voor 1966. Dat was voor ik minister was.’

Tijd: Zou hij zich ook persoonlijk hebben willen verrijken? Happart zei dat Cools niet vies zou geweest zijn van een vuil zaakje.

Vanden Boeynants: ‘Cools was een man voor wie persoonlijk fortuin niet belangrijk was. Geld interesseerde hem niet echt. Er waren drie dingen die belangrijker waren dan geld. Cools dat was boire, bouffer et baiser. Cools was werkelijk een idealist. De vraag blijft dus waarom hij zou zijn neergeschoten? Heeft hij iemand op de tenen getrapt? Heeft hij iets ontdekt?’

Tijd: Was u verbaasd toen het Agusta-schandaal losbarstte?

Vanden Boeynants: ‘Ja en neen. Ik vond het enerzijds zeer eigenaardig dat socialisten geld zouden hebben gekregen van wapenmarchands. Anderzijds wist ik uit zeer goed bron bij de generale staf van de luchtmacht dat Agusta niet was wat de luchtmacht nodig had. De hele staf was ertegen. Dat had de luchtmacht ook aan minister Coeme ook laten weten. Het antwoord van Coeme was kort en duidelijk: het is Agusta of het is niets.’

‘Persoonlijk ben ik geneigd te denken dat Cools van deze zaak niet veel afwist. De relatie tussen Cools en Spitaels was in die tijd ook bijzonder slecht. Zoals vaak, als je lang in functie bent geweest, probeer je het pad te effenen voor je opvolger. Cools wou eigenlijk niet dat Spitaels hem zou opvolgen. Na een jaar of twee is Spitaels Cools overal buiten gaan houden. Ooit heeft Cools zich over Spitaels het volgende laten ontvallen: Spitaels denkt dat hij alles beter weet. We zullen wel zien.’

Tijd: Men zegt dat Cools mogelijk vermoord werd omdat hij dreigde iets te onthullen. Denkt u dat Cools zou hebben gesproken?

Vanden Boeynants: ‘Ja, Cools zou hebben gesproken. En met plezier. De vraag is dan wie er belang bij had dat Cools zou zwijgen. Had het iets te maken met de schemerzone rond de investeringsmaatschappij Neos? Is daar iets mee gebeurd? Iets van grote omvang? Wat mij in ieder geval uitgesloten lijkt, is dat het iets met die 60 miljoen van Agusta zou te maken hebben. Voor 60 miljoen vermoord je geen staatsman als Cools. Neen, neen. Het moet iets anders zijn. Iets veel groter.’

‘Wat ik zeer eigenaardig vond, was dat de opvolger van Cools in Neos Philippe Moureau is geweest. Wat was Neos? Wat was Meusinvest? Dat waren Waalse zaken voor de Waalse economie. En plots duikt daar een Brusselaar op. Moureau is zogezegd een econoom, maar dan wel een slechte. Hij is een marxist. Hij offert plots anderhalf jaar op in Neos. Dat heb ik altijd vreemd gevonden. Moest Moureau zaken opruimen?’

Tijd: Nog een spoor in de zaak-Cools is het superkanon voor Irak en de moord op ingenieur Gerald Bull. Cools en Bull kenden elkaar.

Vanden Boeynants: ‘Ik heb veel contacten gehad met de Mossad. Die waren op de hoogte van de bouw van het superkanon. Misschien was het superkanon iets wat ooit kon worden gerealiseerd, maar toch voelde Israël zich niet echt bedreigd. Het superkanon heeft enorm veel geld gekost aan de Arabieren. Er zijn veel mensen die aan deze zaak geld hebben verdiend. Heeft Gerald Bull te weinig betaald? Heeft hij te veel geld op zak gestoken?’

Tijd: Ook het OMOB-schandaal wordt soms met de zaak-Cools in verband gebracht. Cools was topman van deze verzekeringsmaatschappij. Opvallend is dat in dit dossier de naam van Wathelet, ten tijde van Cools ondervoorzitter van OMOB, zo weinig aan bod komt. Hoe was de relatie Cools-Wathelet?

Vanden Boeynants (diepe zucht): ‘Daar kan ik niet op antwoorden. In zulke zaken wil ik alleen spreken over dingen die ik met zekerheid weet. Tot nu toe heb ik twee zaken verteld waarvan ik zeker ben. Dat is wat Cools mij in de periode voor 1966 heeft gezegd over geld voor zijn partijcampagnes, en van de luchtmachtstaf die tegen Agusta was. Ik blijf het eigenaardig vinden dat wapenhandelaars aan de PS geld hebben gegeven.’

Tijd: Was dat zo vreemd? De Waalse socialisten werkten zich toch steeds in het zweet voor de Waalse wapenindustrie?

Vanden Boeynants: ‘Er is een verschil tussen de Waalse wapenindustrie verdedigen en geld krijgen van grote wapenfabrikanten.’

Tijd: Simonet, een socialist, was betrokken in onfrisse dossiers over wapenhandel.

Vanden Boeynants: ‘Zijn vrouw! Dat was mevrouw Simonet. Dat had met de partij niets te maken. Ik blijf erbij dat er een groot verschil is tussen het verdedigen van FN, PRB, Sabca enzovoort en de partij geld te laten ontvangen. Trouwens, de verdediging van FN en andere is in alle openheid gebeurd. Ik heb de indruk dat dat niet aan de basis ligt van de zaak-Cools. Er is iets groter dan dat gebeurd.’

Tijd: U geeft soms de indruk een vrij concreet vermoeden te hebben.

Vanden Boeynants: ‘Neen, maar ik heb de indruk dat OMOB belangrijk zou kunnen zijn. Cools was voorzitter van OMOB. Velen begrepen niet dat Cools zich op die leeftijd terugtrok uit de politiek en zich nog enkel met OMOB ging bezighouden. Ik zeg niet dat de oplossing van de moord op Cools bij OMOB moet worden gezocht. Het is waarschijnlijk iets van een andere omvang. Ik maak maar othese, namelijk van een financiële nébuleuse.’

‘Wat heeft Happart gezegd? Cools s’est tué lui-même. Wat kan dat betekenen? Is het omdat Cools die nébuleuse heeft opgebouwd, dat hij is gesneuveld? Met die stelling kan ik akkoord gaan. Maar dat Happart daar iets zou van weten, geloof ik niet. Cools haatte Happart. Hij beschouwde hem als een gevaarlijke clown. Cools zou zeker Happart niets hebben verteld.’

Tijd: Als u over financiële schemerzones spreekt, dan zat het parket van Neufchâteau er met zijn aandelenonderzoek misschien wel dichtbij?

Vanden Boeynants: ‘Neufchâteau was niet competent en had niet de middelen om zo’n zaak op te helderen. En gelooft gij dat de cel-Ancia daar wel zal in slagen? Het lijkt er niet op. Vandaag zitten de daders ergens in Tunesië. De tijd begint te korten. De Tunesische wet zegt dat een zaak binnen de negen maanden na de aanhouding van de verdachten moet zijn afgesloten.’

Tijd: Ze moeten zich alleen nog even gedeisd houden en de moordenaars zijn vrij. Is het dat wat u suggereert?

Vanden Boeynants: ‘Het is een hypothese, maar een die voor Tunesië niet onwaarschijnlijk is. Met een paar goedgemikte miljoenen is veel mogelijk. Mannen, u moet mij excuseren, maar om kwart over twee heb ik een andere afspraak.’

Paul Vanden Boeynants begeleidt ons naar de voordeur. Hij houdt halt voor een dressoir vol foto’s van de ‘groten der aarde’ die hij in zijn carrière heeft gekend: De Gaulle, Heath, Pius X, Churchill… Van ergens op de laatste rij haalt hij met een vingervlug gebaar een kader te voorschijn. ‘Herkent u hem?’ vraagt hij met een scheve glimlach. Het is wijlen de ex-president van Zaïre, in een schitterend uniform en jong genoeg om nog voluit Joseph-Désiré Moboetoe te heten.

VDB ontkent niet in het verleden een zekere relatie met de staatsman gehad te hebben. Hem verdedigen is er al lang niet meer bij, maar hem afbreken zal hij zeker ook niet doen: ‘Wat ik de laatste tijd allemaal heb horen verklaren over Moboetoe, heeft mij geschokt. Ik heb een aantal mensen voor de camera onwaarschijnlijk negatieve dingen horen verklaren, terwijl die 20 jaar lang voor Moboetoe hebben gebogen als een knipmes.’ Bedoelt hij Leo Tindemans, zo vragen we. Vanden Boeynants, met een brede grijns: ‘Laat mij niet zeggen wat ik niet wil zeggen.’


Bron » De Tijd | René de Witte & Dirk Selleslagh | 4 Oktober 1997