Feiten

De Agusta-affaire

De lange weg naar een schandaal

In 1988 blijven slechts drie kandidaten over: de Ecureuil van het Franse Aétospatiale, de BK 117 van het Duitse Messerschmitt-Bölkow-Blohm en de A109 van het Italiaanse Agusta. Om onduidelijke redenen raakt het Duitse toestel uitgerangeerd: het advies van de aankoopdienst van het leger houdt geen rekening met de BK 117, hoewel de evaluatiecommissie van het leger hem de beste had genoemd en de inspectie van Financiën ‘de enige die op lange termijn voldoening geeft’. En ook de Franse helikopter raakt op het zijspoor ondanks de duidelijk voorkeur van de landmacht zelf voor dit toestel wegens zijn lage werkingskosten, een argument waarmee Landsverdediging geen rekening houdt.

Knack-journalist Frank De Moor schrijft vlakaf dat het PS-gezinde kolonels zijn geweest die de keuze voor Agusta er hebben doorgeduwd. Daarenboven zijn ook de betalingsvoorwaarden allesbehalve interessant en is het commercieel succes van het Agusta-toestel weinig indrukwekkend. Agusta pakt wel uit met de grootste economische compensatiebestellingen en zelfs met investeringsbeloften, maar van meetaf aan bestaat er veel twijfel over het nut en vooral over de betrouwbaarheid van die beloofde compensaties en investeringen. In april 1993 zal Agusta laten weten dat er van de investeringen niet veel in huis zal komen, er komt dus geen composietfabriek in het Limburgse Lummen en geen onderhoudscentrum voor helikopters in Zaventem. En het verdeelcentrum van onderdelen in het Luikse Bierset blijft piepklein, veel kleiner dan voorgespiegeld.

En er zijn nog redenen om Agusta te wantrouwen. Het bedrijf boert slecht, zeult een forse schuldenlast mee en er verschijnen in 1988 zelfs artikels over een dreigend faillissement. Minder publiek is op dat ogenblik de betrokkenheid bij corruptie van een bedrijf als Agusta. In de jaren negentig zullen de anticorruptie-onderzoeken in Italië overduidelijk aantonen hoe de regeringspartijen een invloedssfeer uitbouwen in de staatsholdings en de bedrijven van die holdings en hoe de politici er tientallen miljarden frank smeergeld uit wegslepen. Agusta maakt deel uit van de holding EFIM die gecontroleerd wordt door de Italiaanse socialisten (PSI) en vooral door hun toenmalige leider en eerste minister van 1983 tot 1987, Bettino Craxi.

Hij en de PSI maken ook gebruik van Zwitserse rekeningen om geld van bedrijven te innen. Op 11 februari 1993 ziet Craxi zich verplicht ontslag te nemen als PSI-voorzitter, er lopen een pak gerechtelijke onderzoeken tegen hem wegens corruptie, bedrieglijk bankroet en overtreding van de wet op de partijfinanciering. Craxi vlucht naar Tunesië waar hij nog steeds verblijft. Een rechtbank in Milaan veroordeelt hem op 29 juli 1994 bij verstek tot acht en een half jaar gevangenisstraf voor zijn betrokkenheid bij het bedrieglijke bankroet van de Banco Ambrosiano in 1982.