Onderzoek

Casino-piste

Geld, macht en drugs

1979 wordt een rampjaar voor Cams. De consumentenvereniging Verbruikersunie verricht een onderzoek naar de praktijken van medische labo’s. De resultaten van die enquête worden gepubliceerd in het juni-nummer van het ledenblad Testaankoop. Het Medisch Laboratorium van Ganshoren is één van de onderzochte instellingen en maakt, zoals het merendeel van de labo’s, geen goede beurt. Over de aangerekende prijs per analyse stellen de samenstellers van het blad: ‘De RIZIV-uitgaven voor labo-onderzoeken bedragen zowat 10 miljard frank, als alle laboratoria tewerk gaan zoals die welke wij beproefden en gemiddeld 15 procent teveel aanrekenen, beloopt het onrechtmatig betaalde supplement 1,5 miljard frank’.

Het labo van Cams is terzake geen koploper, maar zit met z’n 25 procent toch een goed stuk boven het gemiddelde. Na de zomervakantie, op 11 september 1979, worden de twee dokters-beheerders van het labo van Cams geschorst door de Orde van Geneesheren. Zij hebben de deontologische regels geschonden, hebben via de uitbetaling van hoge commissies aan dokters het onnodig laten uitvoeren van analyses gestimuleerd. Cams voelt zich zwaar beledigd door die beslissing van de Orde. Hij daagt de doktersorganisatie zelfs voor hel Europees Gerechtshof in Straatsburg. Maar die rechtbank wijst op 10 juli 1981 zijn klacht tegen de Orde van de hand.

Om zijn blazoen wat op te poetsen had Cams in 1979 inmiddels ook al een tweede labo, Medicoinfor,opgericht. Wat de enquête in Testaankoop liet vermoeden,komt onomstotelijk vast te staan na de gruwelijke moord op de labo-eigenaar. De hele administratie wordt gewoontegetrouw in beslag genomen en duchtig gecontroleerd. Zo komt aan het licht dat er op gigantische wijze met de boekhouding is geknoeid ten nadele van de ziekteverzekering en de fiscus. Twee dokters die met Cams samenwerkten, worden een tijd in hechtenis genomen om uitleg te kunnen verschaffen over de fiscaal onfatsoenlijke manier waarop de laboratoria werden geleid.

Paul Cams heeft zich echter niet enkel op commerciële manier met gezondheidszorg beziggehouden. Zo wordt onder zijn impuls op 9 december 1977 een naar hem genoemde stichting opgericht die het wetenschappelijk onderzoek inzake kankerziekte en sclerosis multiplex wil aanmoedigen. Naast Cams behoren tot de oprichters ook zijn levensgezellin Odile Pannecoecke, zijn boekhouder Théo De Bouvere, een geneesheer-professor aan de VUB (tevens lid van de nationale raad van de Orde van Geneesheren), een wetsdokter en enkele anderen.

De pauselijke zegen

Maar voor Cams dient die stichting eigenlijk in de allereerste plaats om zijn prestige op te poetsen. Het is overigens dezelfde reden die Cams drijft in de richting van allerhande organisaties, waar kwistig wordt omgesprongen met ronkende titels. Zo wordt hij in 1979 Grootofficier in de Patriarchale Orde van het Heilig Kruis van Jeruzalem, een ridderorde die niet wordt erkend door het Vaticaan. Datzelfde jaar raakt hij eveneens in het bezit van een document waaruit moet blijken dat hij op 20 april de pauselijke zegen heeft gekregen van Johannes Paulus II. Daarop draagt hij de naam van ‘Signor Barone Paoul José Cams de Vanderberg’.

Op 14 juli 1981 wordt Cams officieel gehuldigd als nieuwe ereconsul in Brussel voor het Afrikaanse land Senegal , weer een titel die indruk maakt. Over de manier waarop hij het zover kon brengen, bestaat weinig duidelijkheid. Volgens De Morgen van 27 februari 1986 zou dit wel eens verband kunnen hebben met de schenking van een ziekenwagen en automatische rolstoelen aan dit land, een gift waarbij Cams’ vriend Hilaire Beelen eveneens betrokken is geweest. Met diezelfde Beelen maakt Cams deel uit van de zeer conservatieve vrijmetselaarsvereniging, de Grootloge. waar veel uiterlijk vertoon tot de geplogenheden behoort.

Voor Paul Cams is nu eenmaal elk middel goed om te kunnen doordringen tot de Brusselse High Life, of wat daar moet voor doorgaan. Geregeld ontmoet hij personen uit dat milieu in goktenten, die officieel nochtans als eerbiedwaardige drank- en eetgelegenheden geregistreerd staan. Er wordt daar illegaal voor grof geld gespeeld, maar de politiediensten doen vaak alsof er niets aan de hand is. De belangrijkste speelzalen zijn gelegen in de chique buurt rond de Brusselse Louisalaan. Daar is ook sinds jaar en dag het hotel-restaurant Carlton gevestigd dat eigendom is van de nabestaanden van verzekeringsmakelaar Josi.

De Carlton is een ontmoetingsplaats voor Brusselse prominenten als de politicus Paul Vanden Boeynants, de parking- en wolkenkrabbenbouwer Charly De Pauw, die inmiddels is overleden , en nog tal van anderen die men wel eens als ‘les amis de VDB’ omschrijft. Cams wil daar ook bij horen. Vermits hij geld zat heeft, koopt hij zich gewoon in dat milieu in. Op 19 juli 1978 wordt onder zijn impuls de naamloze vennootschap New Carlton opgericht met de bedoeling om de uitbating van het hotel-restaurant in handen te nemen. De groep Josi zit aanvankelijk ook nog in de boot. Als afgevaardigde-beheerder wordt Rik Van Aerschot aangeduid, die een topkaderlid is van de verzekeringsmaatschappij Josi. Van Aerschot, evenals Cams en Beelen lid van de Grootloge, is in het verleden nog de nationale schatbewaarder van de PVV geweest.

Grootheidswaanzin

Maar al heel vlug ontstaan er wrijvingen. Op 16 oktober 1978 neemt Van Aerschot ontslag als afgevaardigd-beheerder. Hij wordt vervangen door Cams’ vriendin Anionella Pannecoecke, die enige tijd nadien die functie afstaat aan Théo De Bouvere, de trouwe boekhouder van Cams. Maar de zaken lopen niet zo gesmeerd als Cams had verwacht. Midden 1980 kampt de vennootschap al met een verlies van om en bij de 10 miljoen. Cams probeert het tij alsnog te keren . Hij trekt een nieuwe beheerder, de restauranthouder Renato Iaione, aan. Het baat niet, want op 21 januari 1981 gaat de vennootschap in faling.

Théo De Bouvere pleegt diezelfde dag zelfmoord in zijn appartement aan de kust. Voor hem is het allemaal teveel geworden. Renato Iaione probeert de scherven te lijmen en richt op 3 februari een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid op. Maar ook deze nieuwe vennootschap brengt geen baat . Op 12 april 1982 rijdt Iaione zich met zijn wagen te pleiter in de Brusselse Van Praetlaan. Voor de politie is dit ongeval een raadsel want de genoemde laan is immers erg breed. Nochtans wordt geen enkel spoor gevonden van een mogelijke sabotage van de auto.

De oorzaak van de debácle van de New Carlton ligt ongetwijfeld bij de grootheidswaanzin van Cams. Het hotel-restaurant was economisch niet zo rendabel, maar de eergierige Cams wilde het tegendeel bewijzen. Maar in de eerste plaats was het zijn bedoeling om via de uitbating ervan door te stoten naar de top. Om die reden stelt hij de ruimte ook enkele malen ter beschikking van het financieel comité van Willy De Clercq, waarvan Cams deel uitmaakt. Een voormalig werknemer van Cams in de Carlton herinnert zich er ooit ook Wilfried Martens, Hugo Schiltz, de vrouw van de gewezen Duitse president Walter Scheel en veel belangrijke buitenlandse diplomaten te hebben gezien.

Paul Cams heeft nog andere bedoelingen als hij zich inkoopt in de Carlton. Hij weet dat nogal wat Brusselaars maar al te graag een casino in de hoofdstad willen oprichten. De Carlton zou daartoe een geschikte plaats kunnen zijn. Maar volgens een wet uit 1905 is het in België verboden om een casino uit te baten. Ten uitzonderlijke titel zijn er wel acht vergunningen afgeleverd en die acht casino’s vertegenwoordigen gemiddeld 300 miljoen frank per jaar inkomsten voor de schatkist. Brussel valt terzake echter uit de boot. Velen zijn nochtans van mening dat de hoofdstad als vestigingsplaats van de Europese Gemeenschappen en de NAVO recht heeft op zo’n casino.

Wraak

In 1977 kaart de Brusselse industrieel Jean De Broux het probleem aan bij de nationale overheid. De Broux, beheerder van talloze vennootschappen waaronder de verzekeringsmaatschappij AG en de bewakingsfirma Sccuritas, is al jarenlang begaan met het toeristisch aantrekkelijk maken van Brussel. Hij is ook lid van de elitaire en oerconservatieve Cercle des Nations. Hij polst eveneens de uitbaters van de acht casino’s van het land, maar zijn vraag naar een vorm van samenwerking wordt afgewezen.

Ondanks het verbod op bepaalde kansspelen wordt er in de hoofdstad natuurlijk duchtig gegokt, ook door Cams. Op 15 maart 1977 valt de rijkswacht binnen in de Piccadilly te Sterrebeek. Alle speeltoestellen en de boekhouding worden in beslag genomen. Uitbaters van deze goktent zijn Albert Vandenborre en de Nederlander Baptist Andries. Deze inval veroorzaakt heel wat heisa, die uiteindelijk zal leiden tot de ontbinding van de sectie kansspelen van de Brusselse BOB.

Tijdens het daarop volgend proces voor de correctionele rechtbank gebeuren er enkele vreemde dingen. Substituut Claude Leroy stelt dat de inval in de Piccadilly ingegeven is door weerwraak van de BOB’er, die het jaar voordien ook al eens in de clinch is gegaan met Vandenborre. Aanleiding daartoe was een inval in een andere club van Vandenborre, waarvoor op een bepaald ogenblik niemand minder dan oud-voetbalspeler Jef Jurion gaat pleiten bij de BOB.

Op het Piccadilly-proces wijst substituut Leroy eveneens naar de dubbelzinnige wetgeving: enerzijds verbod op kansspelen, anderzijds acht uitzonderingen en belastingen heffen op de speelwinsten. Twee jaar later, in 1979, vestigt de Fransman Gilbert Zemour zich in Brussel . Hij is een van les frères Z, een beruchte clan uit de Franse onderwereld. Gilbert Zemour, ooit nog vertegenwoordiger voor een financiële instelling, bouwt in de hoofdstad een net van speelzaken uit.

In één van deze zalen is Paul Cams een trouwe klant. Cams raakt bovendien bevriend met Gilbert Zemour, die heel wat vooraanstaanden onder zijn cliënteel rekent. In datzelfde jaar wordt het van overheidswege toegelaten casino van Namen overgenomen door Jouph Khafda, een bekend financier van de Franse onderwereld. Volgens de gewezen Franse politiecommissaris Le Taillanter is Zemour daar ook bij betrokken.

Geregeld brengt de al genoemde substituut Leroy, vaak samen met de oude dame Yvonne De Schuyteneer, een bezoek aan het casino van Namen, zonder zich echter zelf aan het spel te wagen. Begin november 1979 wordt het casino in geheimzinnige omstandigheden door brand vernield. Vanuit Brussel worden aan Khaïda voorstellen gedaan om zich in Brussel te komen vestigen, maar zover komt het niet. Gilbert Zemour blijft inmiddels goede zaken doen met zijn goktenten, ook al heeft hij er officieel niets mee te maken. Hij maakt nog geregeld een reisje naar Frankrijk, waar hij ook nog belangen heeft. Na de linkse verkiezingsoverwinning en de benoeming van François Mitterrand tot president in 1981, begint het te rommelen in het Franse gokwereldje.

De noodzaak van een casino

De welbekende Cercle Hausman in Parijs, eigendom van de inmiddels vermoorde Marcel Francisci, een vriend van Gilbert Zemour, wordt door de overheid gesloten. Francisei die nauw aanleunt bij de Gaullistische partij van Jacques Chirac, tekent natuurlijk bezwaar aan tegen deze maatregel. Hij kan daarbij rekenen op de steun van zijn politieke vrienden, waaronder Charles Pasqua, voormalige chef van de beruchte gaullistische privé-militie Service d’Action Civique en oud minister van Binnenlandse Zaken.

Ook rond het bekende maar gesloten casino Ruhl in Nice ontstaat weer beroering. Talloze kandidaat-overnemers dienen zich aan. Eén van hen is Gilbert Zemour. Maar enkele weken later, op 28 juli 1983, wordt Zemour, tijdens een kortstondig verblijf in Parijs doodgeschoten. Op 8 april van dat jaar was ook al zijn broer Edgard, die in het Amerikaanse Miami verbleef, door onbekenden vermoord. De daders zijn tot op heden nog niet gevonden.

De omstandigheden waarin zowel de broeders Zemour als Paul Cams vermoord werden lijken sterk op elkaar. De moordenaar moet in beide gevallen bijzonder goed op de hoogte geweest zijn van de levensgewoonten van zijn slachtoffer. Het ‘gelobby’ voor een casino in Brussel werd intussen onverminderd voortgezet. Het CEPIC, de georganiseerde rechterzijde van de Franstalige christen-democraten, is in 1981 van oordeel dat een casino voor Brussel een noodzaak is. In datzelfde jaar, op 15 november wordt de vereniging zonder winstoogmerk Les Amis du Casino de Bruxelles opgericht.

De spilfiguur is Yvonne De Schuyteneer alias Bobonne Champagne, die wil ijveren voor de oprichting van een casino in de gebouwen van het Carlton-hotel. Enkele weken na de oprichting van deze vzw wordt een regering van liberalen en christen-democraten benoemd. Jean Gol wordt minister van Justitie. Hij trekt als kabinetsmedewerker de Brusselse substituut Claude Leroy aan. Twee jaar later stelt de Justitieminister een aantal wijzigingen op de wetgeving inzake kansspelen en casino’s voor. Bedoeling zou zijn elke aanvraag tot oprichting van een casino nader te onderzoeken.

Dit wetsontwerp lokt fel protest uit bij de bestaande casino-uitbaters, die bevreesd zijn voor kapers op de kust. Vreemd genoeg trekt de minister van Justitie zijn voorstellen weer in. Inmiddels is Claude Leroy als kabinetsmedewerker van Gol aan de deur gezet. Hij zet zijn carrière binnen het Brusselse parket voort. Maar op 25 maart 1985 wordt Leroy gearresteerd. Hij wordt er onder andere van beticht dat hij via Baptist Andries van de Piccadilly gegevens uit gerechtelijke dossiers heeft doorgespeeld naar de onderwereld.

Leroy moet zich datzelfde jaar nog voor de rechtbank verantwoorden. Tijdens dat proces wordt ook Yvonne De Schuyteneer ten tonele gevoerd. Zij blijkt een zeer goede vriendin van de beschuldigde substituut te zijn. Maar ook zij is gewikkeld in allerhande duistere zaakjes, waar veel geld mee gemoeid is. Leroy zelf wordt op 4 december 1985 tot 18 maanden cel veroordeeld, maar hij komt al vlug daarna weer vrij.