Onderzoek

De zwendel met waardepapieren

De zoveelste zwendel

Onderzoeksrechter Connerotte buigt zich samen met enkele speurders over het dossier van de zwendel in gestolen waardepapieren. De zaak is eind november ’91 aan het licht gekomen als ondernemer Paul Beaujean bij de BOB van Bastogne gaat melden dat hij zich bedreigd voelt. Hij doet het hele verhaal van de mislukte transactie in Vaduz. Het gaat om in hoofdzaak buitenlandse waardepapieren, die op 13 september 1991 gestolen zouden zijn op Brucargo, de vrachtluchthaven van Zaventem. Niemand heeft na de diefstal een klacht ingediend.

De rijkswachter uit Bastogne

Jean-Marie Van Mullen is een voormalig rijkswachter, die in de midden jaren tachtig beroepshalve betrokken raakte in een gerechtelijke affaire rond de oplichter Pierre Bauloye. Hoewel het gerecht hem van alle blaam had gezuiverd, werd hij later door de leiding van de rijkswacht aan de deur gezet. Van Mullen speelt eveneens een rol in de zwendel met gestolen waardepapieren. Hieronder volgt een relaas van deze zwendel op basis van de dagboeknotities van Van Mullen.

31 oktober 1991. Van Mullen zit met zijn vrouw in een café van een vriend. Zij vertelt hem in de loop van de dag een telefoontje te hebben gekregen van Paul Beaujean, de directeur van een bedrijfje in Bastogne en de bestuurder van de lokale zetel van de Cera-bank. Van Mullen, die nog rijkswachter is geweest in Bastogne, kent Beaujean al verscheidene jaren. Hij beschouwt hem zelfs als een vriend. Rond 19.30 uur stapt ook Beaujean het café binnen. Van Mullen en Beaujean praten eerst over koejes en kalfjes.

En dan stelt Beaujean aan Van Mullen de vraag of hij nog contacten heeft met Menon, een in Nederland verblijvende Indische financier. Beaujean vraagt ook of Menon eventueel geïnteresseerd zou zijn in een aankoop van een grote hoeveelheid van waardepapieren. Het gaat om obligaties van Sears Canada Inc. en Xerox Canada Finance Inc. met een totale waarde van 780.000 Canadese dollars. Volgens Beaujean zijn ze afkomstig van klanten, die hem hadden gevraag ze ten gelde te maken. Van Mullen beloofd de vraag voor te leggen aan Menon. De financier heeft er wel belangstelling voor, op voorwaarde dat de waardepapieren niet op een illegale manier zijn verworven door de verkopers. Menon stelt voor de zaak in Vaduz, de hoofdstad van het belastingparadijs Lichtenstein, te regelen.

Op 4 november ’91 rijden Van Mullen en Beaujean naar Luik. Op het parkeerterrein van de winkelhallen in Coronmeuse zullen de verkopers de waardepapieren aan Beaujean overhandigen. Vanuit zijn voertuig heeft Beaujean met een zekere Simon gebeld om de plaats van afspraak te melden. Een grijze BMW komt het parkeerterrein opgereden. De bestuurder stopt zo’n tien meter achter de wagen van Beaujean, die ernaartoe stapt. Hij krijgt een bruine zak in de handen gestopt en komt terug naar Van Mullen. Die heeft inmiddels wel de nummerplaat van de BMW genoteerd, DJX313. De nummerplaat, zo blijkt uit een controle achteraf, behoort toe aan Maria Romeo uit Grâce-Hollogne, de moeder van Carlo Todarello.

Met z’n allen naar Lichtenstein

Daarna rijden Van Mullen en Beaujean naar Nederland om er met Menon een aantal concrete afspraken te maken. In de namiddag van 11 november ’91 nemen Van Mullen, Menon en Beaujean hun intrek in het hotel Real in Vaduz. Beaujean vertelt dat hij nog niet alle waardepapieren in zijn bezit heeft. Maar geen nood, zijn klanten hebben hem beloofd die elk ogenblik te zullen brengen. Menon gaat alvast met de waardepapieren waarover hij nu al beschikt naar de bank om ze er te laten controleren. Er is niets aan de hand, zo verzekert de bank.

De waardepapieren zullen minstens vier keer gecontroleerd worden. Pas vier dagen later arriveert Carlo Todarello, een van Beaujeans cliënten, in het hotel in Vaduz. Van Mullen schrijft in zijn logboek: ‘Rond 10 uur was Menon naar de Landesbank gegaan terwijl ikzelf een wandeling in de stad maakte. Toen ik terug in het hotel kwam, zat een kleine man met snor, die zich Carlo noemde, aan de receptie op mij te wachten.

VM: “U bent toch niet van de familie?” (lees: de maffia)
Carlo: “Ja!”
VM: “Is alles dan wel in orde met die waardepapieren?”
Carlo: “Heeft Beaujean het u dan niet verteld? U bent toch zijn vriend?”
VM: “Maar nee! Waar komen die papieren dan vandaan?”
Carlo: “Uit mijn linkerhand!” (lees: gestolen)
Het werd me plotseling allemaal te veel en ik begon te wenen. Todarello probeerde me te kalmeren en bood me een whisky aan.
VM: “Het is niet waar! Ik heb al zoveel problemen en nu ook dat nog!”

Menon is inmiddels van de bank teruggekeerd. Todarello vraagt hem de cheque. Maar Menon wil die alleen maar aan Beaujean zelf geven. Vervolgens verdwijnt Todarello met een onbekende in een kleine wagen met een nummerplaat uit Milaan. De hele transactie is in het honderd gelopen.

Een zoveelste controle heeft aan het licht gebracht dat er met de waardepapieren iets niet klopt. Bijgevolg dient Menon tegen Beaujean een klacht in bij een onderzoeksrechter. In de daaropvolgende dagen hebben Van Mullen en Beaujean geregeld contact met elkaar. Beaujean vertelt dat hij zich bedreigt voelt. Van Mullen geeft hem de raad de BOB van Bastogne in te lichten.

Ook Van Mullen biedt er zich ’s anderdaags aan, als getuige weliswaar. Op 28 november ’91 worden zowel Beaujean als Van Mullen aangehouden door onderzoeksrechter Connerotte van Neufchâteau. De magistraat heeft een gerechtelijk dossier geopend met de referenties 51/91, zwendel met gestolen waardepapieren. Het is in dit dossier dat later ook Taxquet en Di Mauro worden opgepakt.