Personen

De dood van Alexandre Gosselin

4 Juli 1995

Het is iets met steentjes in de borststreek geweest, of zoiets. In de dan nog anonieme Rue Daubresse in Jumet krijgen de buren in de zomer van 1995 van dochters Francine en Yvette te horen dat de operatie is mislukt en dat ze de lieve oude man nooit meer zullen zien. Een inwendige bloeding tijdens de operatie. Maar hun vader, zeggen ze, had toch een lang en mooi leven gehad.

Alexandre Gosselin had in de jaren dertig een lapje grond gekocht in de toen nog niets dan levenslust uitstralende straat in het centrum van Jumet. Hij had er zijn eigen atelier opgetrokken en het huisje verbouwd. Alexandre Gosselin bezat twee huizen in de Rue Daubresse, het grote met het bijbehorende atelier en de houten chalet op nummer 67. Na de dood van zijn vrouw beslist Gosselin om zijn atelier te verkopen.

De koper heette Bernard Weinstein. De Fransman wordt tot vandaag door Marc Dutroux omschreven als ‘de beste vriend die ik ooit had’. Ook al vermoordde Dutroux hem eind 1995 eigenhandig. “Mijn vader is een natuurlijke dood gestorven”, zegt Francine Gosselin. “Er is geen enkel element dat me doet denken aan een verdachte dood. Het is niet in de operatiezaal dat figuren als Dutroux of Weinstein zullen toeslaan.”

Toch denkt niet iedereen er zo over. Peter Rochow, een van de verdachten in het luik autozwendel van het dossier Dutroux en vader van een van de drie gegijzelde jongelui, was een oude kennis van Gosselin. Ook Dutroux kende hij en ook diens vaardigheden als self-made pillendokter. “Alexandre Gosselin verkeerde in goede gezondheid, zowel fysiek als mentaal”, zegt Rochow. “Volgens mij had hij honderd jaar moeten worden. Als ik nu de evolutie in de zaak Weinstein-Dutroux zie, stel ik me vragen over de doodsoorzaak van mijnheer Gosselin.”