Personen

De vrienden van Patrick Haemers

Een orkaan van bloed

In november 1985 moordde de reus van de Bende van Nijvel op de parking van de Delhaize in Aalst een volledig gezin uit: vader, moeder en dochter werden koudweg afgemaakt. Alleen het zoontje van negen overleefde per toeval de slachting. De reus liep het op de grond liggende kind toe, richtte zijn jachtgeweer en schoot het been van de jongen weg. Elf jaar na de feiten herkende een getuige van de slachting die reus: Patrick Haemers.

Sommige ‘Bende-specialisten’ keken moeilijk toen ze dat verhaal hoorden. Zij vinden het weinig waarschijnlijk dat Patrick Haemers iets met de Bende van Nijvel te maken had. Maar die specialisten lijken niet altijd te weten waar ze het over hebben. Zoals de vroegere Nijvelse onderzoeksrechter Christian Baeyens, die aan Tony Van Parys kwam vertellen dat Patrick Haemers niets met de Bende te maken kon hebben, want dat Haemers op de dag van de overval in Overijse in de gevangenis zat. Maar dat is pertinent niet waar.

Er zijn integendeel heel wat aanwijzingen die Patrick Haemers en zijn criminele vrienden, die in het Brusselse nachtleven op het raakvlak zaten van zware misdaad, extreem-rechts en criminele burgerij, in verband brengen met de slachtingen die de Bende in 1985 in drie Delhaize-filialen aanrichtte. Het weekblad Humo kon in 1997 al aantonen dat Patrick Haemers loog toen hij zei dat hij Philippe De Staerke niet kende, de man die de Dendermondse Bende-onderzoekers in beschuldiging hadden gesteld voor de medeplichtigheid aan de Bende-overval op de Delhaize van Aalst op 9 november 1985.

De eerste uitgave van de bende-Haemers, met Patrick Haemers, Philippe Lacroix en Thierry Smars, blijkt bijzonder goede contacten te hebben gehad met onder meer lieden uit het Brusselse rechts-criminele milieu, en met kerels die hoog op de verdachtenlijst staan in verband met de Bende van Nijvel en de onopgeloste misdaden die in de jaren ’80 in de marge van de Bende werden begaan. Zoals bijvoorbeeld de naar Zuid-Afrika uitgeweken gewezen adjunct-gevangenisdirecteur Jean Bultot, de extreem-rechtse moordenaar Eric Lammers en zijn vader Maurice, de wapenhandelaar Robert Darville, en de grote Bende-verdacht en ex-rijkswachter Madani Bouhouche en zijn collega Robert Beijer.

Oefenen met oorlogswapens

Een rijkswachter die in de onderzoeken naar de criminele bezigheden van Madani Bouhouche en zijn rijkswachtmaatje Robert Beijer heeft gezeten, zegt daarover: “Er is één grote fout gemaakt in de onderzoeken omtrent Bouhouche en de Bende van Nijvel, we hebben te weinig aandacht besteed aan het verband dat in Brussel tussen de onder- en de bovenwereld bestond en nog altijd bestaat.

Het is bijna ongelofelijk hoe die werelden, in hoofdzaak via het rauwe nachtleven, door elkaar heen lopen en in elkaar klikken. In het criminele milieu zelf kent iedereen ook iedereen. De criminelen helpen elkaar aan wapens en andere misdaadinfrastructuur: auto’s, autoboxen, nummerplaten en onderduikadressen en appartementen om wapens en buit in op te slaan. Men heeft die connecties en aanwijzingen grotendeels genegeerd. In het Bende-onderzoek zaten te veel politiemensen die Brussel gewoon niet kenden.”

“Een heel intrigerend voorbeeld daarvan is Maurice Lammers en zijn zoon Eric. Wat mij betreft speelden zij een cruciale rol in de Brusselse misdaad, en mogelijk zelfs in de Bende. Eric Lammers was één van de kopstukken uit de extreem-rechtse Wetland New Post van Paul Latinus, die door Benoît de Bonvoisin en Paul Vanden Boeynants werd gebruikt om de Staatsveiligheid, die toen nog onder de leiding van Albert Raes stond, in opspraak te brengen. En tegelijkertijd was Eric Lammers, die Het Beest werd genoemd en die later voor de moord op twee Antwerpse diamantairs zou worden veroordeeld, de boezemvriend van Madani Bouhouche en een goede kennis van Patrick Haemers.”

“Vader Lammers was een ex-leraar met rechtse sympathieën en een practical pistol shooter, die bevriend was met de al even rechtse adjunct-gevangenisdirecteur Jean Bultot. Samen frequenteerde ze de Target 121, de schietclub die gebruik maakte van legerschietstanden in Leopoldsburg, waar ook Bouhouche vaste klant was. Leopoldsburg was de enige plek waar je met oorlogswapens mocht oefenen. En heel opvallend, in Anderlecht aan de Welzijnsstraat dreef Maurice Lammers een garage samen met Murat Kaplan, autodief, overvaller en ontsnappingskoning van Albanese oorsprong, en een tweede Albanees, een opvallend grote jongen. Het was een garage die in twee delen was opgedeeld: een voor het publiek toegankelijke ruimte en een stuk achterin waar buiten het gezichtsveld van iedereen auto’s illegaal konden worden omgebouwd.”

“De klanten van die garage waren niet mis: Claude Leroy, de veroordeelde magistraat, Basri Bajrami van de bende-Haemers, de prostitue Denise Tyack, de vrouw van Patrick Haemers, en Patrick Haemers zelf. In de nacht van 1 oktober 1983 werd Jacques Van Camp vermoord, de eigenaar van het restaurant Aux Trois Canards in Ohain. De verdachten waren Philippe De Staerke, die die avond in een café in de buurt werd gesignaleerd, en Patrick Haemers. Eerder, op 25 april 1983, was in Parijs een Porsche 924 teruggevonden, die in Brussel gestolen was. Op die auto hing het plaatnummer BEL-310 van Jacques Van Camp.”

“Op 29 maart 1983, zes maanden voor de moord, werd Van Camps eigen Porsche gestolen in Sint-Lambrechts-Woluwe, waar Van Camp woonde. Hij werd de volgende dag teruggevonden. De dief was Murat Kaplan, die vaak naar Parijs ging. De politiemannen die Van Camp kwamen vertellen dat Kaplan zijn auto had gepikt vonden dat Van Camp zenuwachtig en ongemakkelijk reageerde. Verdacht zenuwachtig, vertelden ze. Later zou Kaplan, die een tijdlang beschouwd werd als mogelijke leverancier van auto’s aan de Bende van Nijvel, een verklaring afleggen waarbij hij Brusselse misdadigers en de ‘rechtse crimineel’ Eric Lammers in verband bracht met de overvallen op de Delhaize-filialen. Dertien jaar later zou privé-detective André Rogge in zijn boek De riolen van België diezelfde groep misdadigers ook in verband brengen met de Bende.”

Onvermijdelijke toevalligheden

De rijkswachter vervolgt zijn verhaal: “Kaplan was een belangrijk misdaadcontact van Pierre Maréchal. Maréchal was in 1985, het jaar van de meest bloedige Bende-aanslagen, de rechterhand van Robert Beijer in diens detectivekantoor ARI, dat die samen met Madani Bouhouche had opgericht, nadat ze in 1983 allebei de rijkswacht hadden verlaten. Maréchal was een ex-paracommando, een elite-schutter, een rallyrijder – hij reed zelf met een Golf GTI – en een gespecialiseerd mecanicien. In 1983 was hij samen met een kerel van het WNP van Latinus lid van de schietclub CTR in Anderlecht. Op de achterkant van Maréchals lidkaart stonden de nummerplaten van vier auto’s. Ze waren alle vier gestolen, en een van die wagens was gestolen door Murat Kaplan.”

“Een paar maanden na de laatste Bende-overval in november 1985 in Aalst ging Maréchal er hals over kop vandoor. Hij verdween naar Spanje. Bij een huiszoeking vond de politie zware Legia-munitie, zoals gebruikt bij het bloedbad in Aalst, nummers van autoplaten en een groot aantal autosleutels. Uiteindelijk zou Kaplan, samen met Philippe Lacroix en Basri Bajrami van de bende-Haemers, in 1993 op spectaculaire manier ontsnappen uit de gevangenis van Sint-Gillis met de hulp van mensen uit de bende van nieuwe koning van het Brusselse zware banditisme, Hassan Maâche.”

“De bedoeling was Patrick Haemers en Maâche, die in de nabijgelegen gevangenis van Vorst zaten, mee te nemen. Maar omdat er net relletjes in de gevangenis waren geweest, was de controle op het verkeer tussen Vorst en Sint-Gillis een stuk scherper en besloot men om Haemers en Maâche te laten zitten. Even later pleegde Haemers zelfmoord. Op 6 januari 1994 werd aan de Gentsesteenweg in Sint-Agatha-Berchem een wapenopslagplaats van Murat Kaplan ontdekt. Daarin werd een gestolen Audi 100 gevonden, granaten, raketlanceerders, explosieven, wapens, kogelvrije vesten, dynamiet en een pak vermommingen.”

De rijkswachter stelt zich hierbij een paar vragen. “Zijn dit allemaal toevalligheden die voortvloeien uit het feit dat het Brusselse misdaadmilieu klein is, iedereen iedereen kent en iedereen met iedereen te maken heeft, en dus niet relevant voor de Bende van Nijvel? Dat is mogelijk. We weten het gewoon niet, omdat we die toevalligheden en relaties tussen die mensen nooit hebben uitgezocht. Maar je zou de redenering ook kunnen omdraaien, omdat het milieu in Brussel zo klein is, moesten de organisatoren van de Bende van Nijvel wel bij steeds dezelfde mensen – gangsters en criminele politiemannen – terecht, en dan zijn die toevalligheden geen toeval meer, maar onvermijdelijke noodzaak.”

De krachtmeting

Ook heel opvallend zijn de gelijkenissen tussen de manier waarop de Bende van Nijvel, de bende van Philippe De Staerke, de bende-Haemers en de groep rond Madani Bouhouche hun overvallen, diefstallen en aanslagen aanpakten. Zowel de Bende van Nijvel als de groep-Bouhouche maakten gebruik van gestolen auto’s waarop valse nummerplaten werden gezet die werden gekopieerd van naar model, kleur en jaar identieke auto’s uit het normale verkeer. Philippe De Staerke deed dat ook. De bende-De Staeke gebruikte eveneens auto’s die waren omgebouwd tot rijdende schietstanden en na gebruik in brand werden geschoten, net zoals de Bende van Nijvel dat deed.

En De Staerke paste voor zijn overvallen op geldtransporten de techniek toe die wapenspecialist Robert Darville voor de bende-Haemers had ontwikkeld: springladingen werden achter op het geldtransport vastgemaakt en tot ontploffing gebracht. Op 31 mei 1985 pleegt De Staerke op die manier een overval op een geldwagen in Marseille, samen met zijn Griekse kompaan Apostolos Papadopoelos, ook van betrokkenheid bij de Bende verdacht, en Rosario Pulci, een familielid van De Staerke uit het Italiaanse milieu rond de Barrière in Sint-Gillis. Philippe De Staerke bleek in Marseille trouwens de criminele milieus te frequenteren waar Philippe Lacroix en Patrick Haemers kind aan huis waren.

De banden tussen De Staerke en Haemers leidden in het begin van de jaren tachtig zelfs tot een diplomatiek incident. Patrick Haemers, die toen al met een zwaar drugprobleem zat, ging zich bevoorraden in de snackbar L’Oeuf à la Coque aan de Charleroisteenweg, waar Philippe De Staerke de drugsdistributie controleerde. In 1981 was Haemers’ broer Eric, cafébaas en ook een stevige jongen met veel branie die met lede ogen moest aanzien hoe Patrick steeds dieper wegzakte in de drugs, dat te weten gekomen. Hij ging naar L’Oeuf à la Coque en liet er weten dat er moeilijkheden zouden komen als ze zijn broer bleven bedienen. Hij werd uit de snackbar gegooid. Woedend schoot Eric Haemers daarop vanuit zijn auto met een kaliber .22 door de etalage van L’Oeuf à la Coque.

Philippe De Staerke reageerde meteen en zette een contract op het hoofd van Eric Haemers. Toen vader Haemers dat te weten kwam was hij in alle staten. Radeloos liep hij naar zijn vriendin Simone Menin, de weduwe van de vroegere peetvader van het Brusselse milieu, Michel De Wit. Zij belde meteen Philippe De Staerke en gaf hem opdracht om de zaak bij te leggen. De Staerke gehoorzaamde en een vredesconferentie werd belegd in het café Le Corbeau. Achille Haemers: “Ik ging er met Eric naartoe. Simone Menin was er ook. En toen kwamen twee mannen binnen die zwijgend aan de trap gingen staan. Eén van hen was Philippe De Staerke. Menin praatte met hen. De Staerke wilde dat Eric zijn verontschuldigingen aanbood. Eric weigerde en keek de gevaarlijke De Staerke recht in de ogen, tot die zijn blik neersloeg. En de hele zaak werd bijgelegd.”

Directeur en gevangenen, één strijd

Een politieman die het onderzoek naar de Bende van Nijvel heeft gezeten, zegt dat er nog een man was die contacten legde tussen Haemers en De Staerke: de adjunct-directeur van de gevangenis van Sint-Gillis Jean Bultot, wapenmaniak en notoir extreem-rechts denker. “Haemers heeft Bultot leren kennen toen hij in 1982 in Sint-Gillis in de gevangenis zat. Bultot was heel dik met Philippe De Staerke en diens broer Julien. De gevangenisdirecteur Bultot draaide gewoon mee in hun criminele activiteiten. Uiteindelijk is hij daarvoor ook voor veroordeeld. Bultot heeft Haemers ook bij zijn vrienden-rijkswachters geïntroduceerd, onder meer bij Madani Bouhouche.”

Nog een goede vriend van Bouhouche en Bultot, die geregeld werd gesignaleerd in de nachtclub Le Jonathan, waar Bultot door de confituur partouzeerde, was de wapenmaker en trafikant Robert Darville. Darville werkte zelfs een tijdje als buitenwipper in Le Jonathan. In 1990 bekende Darville zelf dat hij Madani Bouhouche vaak ontmoette in de Brusselse schietclub The Black Rose.

Darville zei dat hij Bouhouche en zijn in januari 1986 vermoorde vriend Juan Mendez, een kaderlid van de Luikse wapenfirma FN, had leren kennen in de schietclub Target 121 in Leopoldsburg. Ook Darville onderhield meer dan goeie relaties met de familie Haemers, via zijn vriendin Anne Boucher. Boucher, die zelf diep in het milieu zat, had een niet onbelangrijke functie in de Happy Few, de nachtclub aan de Louisalaan van Patrick Haemers en vader Achille Haemers, waar de Brusselse criminelen en het meer ranzige deel van de burgerij verzamelden.

Achille Haemers: “Ik kende Darville inderdaad, maar niet echt goed. Ik weet nog dat hij in de Happy Few altijd aan de tap stond. Hij dronk er whisky uit zijn persoonlijke fles. Ik vond het een vreemde gast. Hij zei nooit wat. Hij stond daar alleen maar Anne Boucher in de gaten te houden.” Dat Darville nooit wat zei in de Happy Few werd tegengesproken door Eric Haemers.

Volgens Eric Haemers kletste Darville meer dan genoeg. Vooral met Thierry Smars, ook een lid van de bende-Haemers tot hij in 1986 dood in zijn bed werd teruggevonden met een kogel door zijn hoofd. Zij hadden het vooral over wapens en explosieven. Want Robert Darville was de wapenspecialist van de bende-Haemers. Hij leverde het schiettuig en de gesofistikeerde ladingen met afstandbediening die de bende voor haar overvallen op geldtransporten gebruikte.

Kijk in eigen huis

De rijkswachter Madani Bouhouche kende de groep criminelen rond Patrick Haemers als sinds het einde van de jaren zeventig, begin jaren tachtig. Zowel Bouhouche als Philippe Lacroix en Thierry Smars huurden toen appartementen op de campus van de Brusselse universiteiten VUB/ULB, die ze als onderduikadressen gebruikten. En ze werden er alle drie van verdacht vanop die campus de moordaanslag op rijkswachtkolonel Herman Vernaillen te hebben georganiseerd. Op het proces Bouhouche-Beijer werd Bouhouche niet veroordeeld voor die aanslag, maar veel politiemannen en magistraten blijven verdenkingen koesteren tegen hem en tegen Lacroix en Smars. Want er zijn een aantal elementen die op hun betrokkenheid bij die aanslag wijzen:

Philippe Lacroix lijkt sprekend op de man die kort voor de aanslag op Vernaillen in diens huis in Affligem aan iemand die over straat liep vroeg waar kolonel Herman Vernaillen woonde. De politie van Sint-Lambrechts-Woluwe herkende meteen de robotfoto van de man die de Mazda had gestolen waarmee de aanslag op Vernaillen werd gepleegd. Wat hen betrof was het Thierry Smars, die in hun fichebak zat opgeslagen als een notoir autodief. En twee dagen na de moordaanslag werd de Mazda teruggevonden op de campus in een ondergrondse parking waar Bouhouche, Smars en Lacroix appartementen huurden.

Op dat moment was de rijkswachter Bouhouche nog lang geen verdachte van de aanslag op Herman Vernaillen. Integendeel, hij werd opgenomen in het onderzoeksteam dat Smars en Lacroix aanwees als mogelijke daders. De twee werden een tijdlang opgepakt in dat verband en uiteindelijk weer vrijgelaten. Na zijn veroordeling in 1994 zocht een aantal rijkswachters contact met Philippe Lacroix in zijn cel. Ze vroegen hem opnieuw uitleg over de aanslag op Vernaillen. ‘Kijk in eigen huis’, zei Philippe Lacroix cryptisch. Hoe dan ook, wat de Bende-overval op 9 november 1985 betreft zijn er drie verdachten, tegen wie een aantal aanwijzingen speelt: Patrick Haemers, die effectief aan het bloedbad zou hebben deelgenomen, en Madani Bouhouche en Philippe Lacroix, die mee instonden voor de organisatie en de logistiek.

Verdacht: Patrick Haemers

Haemers werd herkend, zowel bij de voorbereidingen door een caissière van de Delhaize, als bij de slachting zelf door een eerstelijnsgetuige. Ook werden in de weken voor de overval op twee plaatsen achter de Delhaize in een doek gewikkelde wapens, geladen en klaar voor gebruik, en kapmantels gevonden. Die vondsten wezen erop dat iemand iets van plan was met de Delhaize van Aalst. Een van die wapens, een Smith and Wesson .38, bleek een politiewapen te zijn dat in de Verenigde Staten was gestolen. Het gebeurt niet echt vaak dat gestolen handwapens uit de Verenigde Staten in België terechtkomen.

Uitgerekend toen de Bende in 1985 haar tweede carrière begon en drie overvallen op Delhaize-filialen organiseerde die in tegenstelling tot haar bezigheden in 1983 wel duidelijk de bedoeling hadden het land op zijn kop te zetten, had de bende-Haemers — en vooral Thierry Smars – een nieuwe vriend: de Italiaan Elio Ciolini, een duistere figuur uit het Italiaanse rechtse terrorisme van de jaren zeventig en de ondergrondse wereld van de geheime diensten, die toen geld probeerde te verdienen met afpersing en oplichting.

Toen de Belgische justitie in het onderzoek-Haemers in Italië Ciolini ondervroeg, verklaarde die dat de bende-Haemers in het midden van de jaren tachtig illegale wapens uit de Verenigde Staten naar België smokkelde. Bij de huiszoekingen die op 14 oktober 1986 plaatsvonden bij Haemers in Chaumont-Gistoux en Philippe Lacroix in Sint-Lambrechts-Woluwe, vond men bij Lacroix een Smith and Wesson .38 die uit Monrovia, California kwam. Bovendien kwam Thierry Smars aan zijn einde door een kogel uit een Smith and Wesson die door Robert Darville aan de bende-Haemers was geleverd. De bende-Haemers had wel meer contacten met Amerikanen.

Tijdens de ontvoering van Paul Vanden Boeynants in 1989, die in een villa in het Franse Le Touquet werd bewaard, belden de jongens van Haemers voortdurend nummers in California en in Florida. En een week voor de huiszoeking van 14 oktober 1986 werd in de Noorse hoofdstad Oslo een Amerikaanse bankovervaller, de zoon van een Amerikaans legerofficier, gearresteerd die met een Mercedes van Haemers rondreed. Haemers had aan de politie verteld dat die auto was gestolen. Toen men hem vertelde dat hij in Zweden was teruggevonden, krabbelde hij terug en zei dat hij helemaal vergeten was dat hij die auto aan zijn Amerikaanse vriend had uitgeleend.

Verdacht: Madine Bouhouche

Tijdens een huiszoeking bij Robert Beijer, de spitsbroeder van Madani Bouhouche, werd een foto van de Delhaize in Aalst gevonden die een paar maanden voor de overval genomen was. Beijer praatte zich uit dit wel heel toevallige toeval door te beweren dat hij die foto had genomen in opdracht van een vrouw die hem had ingehuurd als privé-detective in een echtscheidingszaak. Anderhalf uur voor de overval in Aalst werd Madani Bouhouche door een getuige gezien terwijl hij zich klaarmaakte om met een donkere Ford Granada te vertrekken. Tijdens de overval zelf werd Bouhouche gezien in een café in de buurt van de Delhaize van Aalst. Twee getuigen herkennen hem op een foto als de man die samen met een geblokte kerel met een ringbaard op het moment van de overval in het café geheimzinnig stond te doen en duidelijk op iets stond te wachten.

Ze waren daar heel zeker van, maar toen ze Bouhouche door een doorkijkspiegel moesten identificeren lukte hen dat plotseling niet meer. Bouhouche kende hun namen uit het dossier. De gewezen rijkswachter Bouhouche en vooral zijn vriend Juan Mendez kenden Aalst goed. Bouhouche haalde zijn speciale munitie in een wapenwinkel in Aalst, en Mendez werkte er in zijn studentenjaren in een garage. Daar zat het latere FN-kaderlid niet alleen aan motoren te knoeien, maar ook met wapens, waaruit hij de serienummers vijlde. Toen al was Mendez bezig met illegale wapentrafiek.

Verdacht: Philippe De Staerke

Tegen De Staerke heeft het Delta-team van onderzoeksrechter Freddy Troch en substituut Willy Acke heel wat bezwarend materiaal verzameld in verband met Aalst. Ten eerste is er de verklaring van de toenmalige vriendin van Philippe De Staerke. Die vertelde dat ze Philippe De Staerke op de dag van de overval op de Delhaize rond drie uur ’s middags naar Aalst moest rijden. Samen met haar dochter maakten zij en De Staerke een verkenningstocht door de Delhaize en over de parking achter het warenhuis. Om vijf uur ’s middags vertrokken ze terug naar huis. Nadat de vrouw haar dochter in Lembeek bij haar ouders had afgezet, reed ze met De Staerke naar Halle, waar ze Philippe Eckhardt oppikten, en daarna verder naar de Barrière in Sint-Gillis.

Daar hadden De Staerke en Eckhardt een afspraak met iemand in een kruidenierswinkel aan de Alsembergsesteenweg. Philippe De Staerke gaf de vrouw de opdracht haar rond tien uur ’s avonds op te pikken bij Eckhardt thuis in Halle. In de buurt van de Barrière hadden getuigen al een paar keer een donkerkleurige Golf GTI zien staan bij een garagebox. Die avond om 19.35 uur begon de slachtpartij in Aalst. Om 21 uur, anderhalfuur later, liep Philippe De Staerke in Anderlecht bij zijn Griekse maat Sotirios Papadopoelos langs, de broer van Apostolos. Hij had een Samsonite-koffer bij zich waarvan de Griek dacht dat er wapens in zaten. De Staerke liet de koffer achter bij Papadopoelos.

De volgende dag kwam hij ze ophalen en begroef ze in een bos in Pepingen, waar hij ze een paar dagen later weer ging opgraven. De lege koffer bracht hij uiteindelijk naar zijn broer Julien. In het begin van de jaren negentig beschuldigde Philippe De Staerke zichzelf. Hij zei dat hij betrokken was geweest bij de Bende-inbraak in een Colruytfiliaal in Nijvel in september 1983, waarbij drie mensen werden vermoord. Even later trok hij die verklaringen weer in.