Onderzoek

Het onderzoek naar Mendez

10 Januari 1986

Op 10 januari ’86 heeft de begrafenis plaats van Juan ‘Tony’ Mendez-Blaya. Er is een massa kennissen en verwanten toegestroomd. Een BOB-videoploeg filmt alle aanwezige en noteert alle nummerplaten. Na afloop wordt Bouhouche voorgeleid voor ondervraging. Er wordt een huiszoeking verricht in zijn bureau. Het is de BOB van Brussel die de huiszoeking verricht in de Lahaystraat in Jette. Het register van de wapenhandelaar wordt gecontroleerd en vergeleken met de stock aan wapens. Alles lijkt in orde. Bouhouche wordt ondervraagd. Hij vertelt dat hij Mendez leerde kennen ter gelegenheid van practical shooting-trainingen in Leopoldsburg, en erg bevriend raakte met het slachtoffer.

Hij vertelt dat hij de dag van de moord werd opgebeld door de vrouw van Mendez, nadat deze het overlijden van haar man had vernomen. Omtrent de morgen van de moord verklaart Bouhouche: “Eerst voerde mijn vrouw de kinderen naar school. Ik kon niet weg omdat mijn wagen gestolen was. Toen mijn vrouw terugkwam ben ik naar garagehouder Alain Weykamp gegaan.” Heeft Bouhouche een alibi? Advocaat Jean-Paul Dumont, verdediger van Bouhouche, verklaart: “Er blijft een gat tussen 7.40 uur, het moment waarop de vrouw van Bouhouche vertrekt om de kinderen naar school te brengen, en 9.03 uur, het moment waarop mijn klant zich in het gezelschap bevindt van een persoon wiens getuigenis onmogelijk in twijfel te trekken is.” De volgende dag wordt Bouhouche terug in vrijheid gesteld.

24 Januari 1986

14 dagen na de vrijlating van Bouhouche kondigt de RTBF-radio in de vroege morgen aan dat het wapen van de moord op Mendez werd gevonden bij een gewezen BOB’er en dat de man in kwestie werd aangehouden. Volgens het bericht werd een expertise verricht op een wapen dat bij een tweede huiszoeking, ditmaal verricht door de BOB van Waver, in beslag werd genomen. Bij die huiszoeking zou een 9 mm en Remington Hollow Point-kogels gevonden zijn.

De expertise zou uitgewezen hebben dat het gaat om het moordwapen. De resultaten van de expertise zouden de dag ervoor zijn meegedeeld aan de Nijvelse onderzoeksrechter. Het bericht komt te vroeg, haast als een verwittiging. Bouhouche is helemaal niet opgepakt en de resultaten van de expertise liggen nog ter beoordeling van de onderzoeksrechter. Ten gevolge van het voorbarig bericht wordt besloten tot de arrestatie van Bouhouche.

Legde Hennart onrechtstreeks een hypotheek op het Bende-onderzoek?

Pas na afloop van het proces Mendez in 1995 kreeg onderzoeksrechter Lacroix volledige toegang tot het dossier Mendez-Bouhouche-Beijer. Bij een confrontatie in de Bendecommissie bis met onderzoeksrechter Hennart, die het dossier Mendez behandeld had, wees Lacroix erop welke nadelige gevolgen dit voor het Bendeonderzoek had: “Zo hebben wij onder meer de verklaringen van Amory opgetekend. Men moet toch een correct geheugen hebben. U moet weten dat het Amory is, die ons is komen zeggen dat Bouhouche en Beijer bij hem kwamen informeren naar de plaatsen waar de scherpschutters zich op de daken van de supermarkten opstelden na de overvallen van 1985.”

“Het is toch Amory die ons bij een hoorzitting in Jumet is komen zeggen dat Bouhouche en Beijer een plan hadden voor het afpersen van grootwarenhuizen, dat het geld naar een huis zou worden gebracht waaronder men een tunnel zou graven naar de Zenne. Dat zijn een heleboel aanwijzingen die ons door Amory werden gegeven en die, volgens mij, in staat stelden ons minstens intellectueel voor Bouhouche en Beijer te interesseren. Op een bepaald ogenblik beseften we dat we in sommige processen-verbaal heel goed inlichtingen konden vinden die voor ons onderzoek van belang waren, zonder dat de Nijvelse magistraat dat merkte.”

“Het beste bewijs is dat er nu speurders zijn die, terwijl wij het dossier hebben, het hele Mendez-dossier en de dossiers die ermee in verband staan, analyseren met betrekking tot elk van de feiten van de Bende van Nijvel. Er worden verbanden gelegd die wij waarschijnlijk hadden kunnen leggen, indien wij indertijd volledig toegang tot het dossier gehad.”

Onderzoeksrechter Hennart.

Onderzoeksrechter Hennart.

Geen verbanden

Hennart van zijn kant zag geen enkel verband tussen het dossier-Mendez-Bouhouche-Beijer en het dossier Bende van Nijvel. Hij was bevreesd voor de besmetting van zijn dossier door de veelvuldige manipulaties van Bouhouche-Beijer. De kans zat erin dat ze tijdens het proces met procedurefouten zouden zwaaien om de vrijspraak te bekomen. Enkele weken daarvoor had kolonel Sack dit conflict als volgt omschreven: “Ik begrijp de houding van de heer Hennart zeer goed, in die zin dat hij, wellicht uit de reflex om zijn dossier tot een goed einde te brengen, inmenging van buitenaf wou vermijden.”

De voorzitter: “Hennart had het dus bij het rechte eind?” De heer Sack: “Wat zijn dossier betreft, ja. Maar ik geef hem ongelijk wanneer hij zei dat het dossier geen betrekking had met het overige. Volgens mij wijzen te veel elementen op een bepaalde connectie, de wapens van Mendez die rondzwerven, de rol van Darville.” Volgens het uitgewerkte organigram van de Delta-groep van Dendermonde kwamen zowel Bouhouche als wapentrafikant Darville van de Bende Haemers in de Jonathanclub en werd er bij Darville een plan gevonden met de kortste route naar het huis van Mendez, bij wie een wapendiefstal werd gepleegd. En in de wapenbox van Haemers te Ukkel werden eveneens gestolen wapens van Mendez teruggevonden.

Een onopgeloste moord

Ingenieur Juan Mendez, wapenhandelaar en kaderlid van FN, werd in de ochtend van 7 januari 1986 – de dag waarop in Brussel het fraudeproces tegen Paul Vanden Boeynants van start ging – doodgeschoten aan het stuur van zijn wagen aan de oprit van de snelweg Brussel-Namen in Rosières. Mendez werd afgemaakt met zes dumdum-kogels, afgevuurd met pistool dat toebehoorde aan Madani Bouhouche. Volgens de speurders zou Bouhouche aan de oprit met Mendez hebben afgesproken omdat hij hem nog een paar geweren moest betalen. De ontmoeting zou uit de hand zijn gelopen omdat de FN-ingenieur erachter was gekomen dat Bouhouche een paar maanden eerder de wapencollectie gestolen had die Mendez sinds zijn studententijd met veel moeite bijeen gespaard had.

Tijdens de woordenwisseling zou Bouhouche zijn vriend in volle spitsuur aan de oprit van de drukke snelweg hebben doodgeschoten. Maar de assisenjury was niet overtuigd, en sprak Bouhouche vrij. En waarschijnlijk was dat niet onterecht. Er zijn veel aanwijzingen dat de moord niet het gevolg was van een uit de hand gelopen ruzie, maar wel degelijk was gepland en uitgevoerd door een – echt of vals – politiecommando, dat Bouhouche de schuld in de schoenen wilde schuiven. De vraag is dus: wie heeft er Mendez dan wel vermoord, als Bouhouche het niet heeft gedaan? Met die vraag heeft het Belgisch gerecht zich echter nooit beziggehouden. De moord op Mendez is nog altijd niet opgehelderd. Pierre Morlet, eerste advocaat-generaal te Brussel: “Na de vrijspraak van Bouhouche is het onderzoek niet meer hervat.”

Fort Knox

En hier komt Jean-François Buslik in beeld. Volgens ballistisch onderzoek werd Juan Mendez vermoord met het wapen van Madani Bouhouche. Een beetje speurder zou zich dus afvragen of iemand anders dat wapen misschien in handen had gekregen. Nu lag het niet voor de hand bij Bouhouche thuis binnen te dringen om diens pistool te bemachtigen. De woning was beveiligd als Fort Knox en Bouhouche bewaarde zijn wapens in een gepantserde kamer, achter muren van gewapend beton en met een gepantserde deur, de sleutel was verstopt in de open haard. Slechts een paar intimi kenden de waakhonden en de toegangscode van de alarminstallatie: enkele familieleden en … Jean-François Buslik, die het alarm had geïnstalleerd.

Bouhouche zei dan wel aan de onderzoeksrechter dat hij die mensen absoluut vertrouwde, maar hij voegde er aan toe dat Buslik, met wie hij in het Hilton oudjaar had gevierd, een dag later ‘zomaar’ langsgekomen was, net toen de Bouhouches vertrokken om in de McDonald’s te gaan eten. Een paar dagen werd Mendez doodgeschoten. En er zijn nog andere elementen die erop wijzen dat Mendez het slachtoffer is geworden van een moordcomplot. Allerlei getuigen hadden in de periode voor de moord mensen opgemerkt die, achteraf bekeken, de plek van de misdaad leken te verkennen.

Zo hadden buurtbewoners omstreeks 7 januari gezien hoe nabij de oprit grote wagens geparkeerd stonden waarin mensen zomaar leken te zitten. En een paar uur voor de moord was een postbode in Rosières de snelweg opgereden en bijna tegen een wagen aangebotst die die met gedoofde lichten op het midden van de rijbaan stond. Wat verderop had een tweede wagen gestaan.

Als een rat in de val

In april 1989 ging onderzoeksrechter Hennart op zoek naar getuigen die dagelijks rond het tijdstip van de moord via de bewuste oprit naar hun werk reden. De meesten herinnerden zich drie jaar na de feiten niks meer, maar een paar waren er absoluut zeker van dat er net op het moment van de moord op die plek een politiecontrole had plaatsgevonden. De gerant van een bank had twee correct achter elkaar geparkeerde wagens opgemerkt, waar rond mensen stonden die eruitzagen als militairen. “Ze leken helemaal niet op garagehouders, of op mensen die een chauffeur met autopech kwamen helpen.”

Een andere man was nog preciezer. Hij werd zelf tegengehouden door “politiemensen of rijkswachters” met een witte of fluo regenjas aan, een paar meter voorbij het kruispunt aan de oprit. Volgens de man gebeurde dat op de ochtend van de moord, en niet erna. Diezelfde avond, dat herinnerde hij zich haarscherp, had het RTBF-televisiejournaal melding gemaakt van de moord. “Als de controle pas de dag daarna zou hebben plaatsgevonden, had ik meteen het verband gelegd …” En een vrouw snapte niet waarom de politie mensen controleerde, want er was geen ongeval gebeurd. De controle was afgelopen voor zij aan de beurt was.

Een week na de moord op Mendez was een vrouw bij de politie van Waver spontaan een anonieme verklaring komen afleggen. Op 7 januari rond acht uur ’s ochtends, ongeveer twintig minuten na de moord, had ze haar kinderen afgezet aan de halte van de schoolbus vlak bij de oprit. Daarna was ze terug naar huis gereden. Kort voor de oprit dook er een man voor haar op die wanhopig gebaren maakte en duidelijk wilde meeliften. Hij was klein maar niet mager, zijn donker haar zat in de war en hij had een opvallende hangsnor. Ze weigerde commentaar te geven bij de foto’s die haar getoond werden.

Een speurder: “Maar de man die zij beschreef had veel weg van Bouhouche.” Al die getuigen schetsen een scenario dat sterk afwijkt van de versie die onderzoeksrechter Hennart aan de assisenjury had opgediend. De moord op Mendez lijkt opeens niet het gevolg van een uit de hand gelopen ruzie, maar een daad die van tevoren zorgvuldig was gepland, was uitgevoerd door een groepje al dan niet valse politiemensen, en daarna in de schoenen van Madani Bouhouche geschoven.

Daarom had men zijn pistool ‘geleend’ om Mendez te liquideren, en was Bouhouche omstreeks het tijdstip van de moord met een smoes naar de parking gelokt. Het was de bedoeling dat hij in paniek zou raken en de voorbijgangers zou opvallen. En zo geschiedde. Bouhouche zat als een rat in de val, zo leek het, maar werd uiteindelijk toch vrijgesproken door de assisenjury. Over de eventuele rol van Jean-François Buslik in de moord is het sindsdien stil.