Onderzoek

Manipulaties: Bouhouche en Beijer

Soms een loopje nemen met de waarheid

In de loop van het onderzoek trad Bouhouche nog op als informant van zowel BOB-adjudant Guy Goffinon, GPP-commissaris Doraene als van kapitein Rousseau. Bob Beijer is eveneens informant geweest van Goffinon, Doraene en Rousseau, maar daar bovenop ook van GPP’er Elise en van de ex-BOB’er en huidig GPP’er Callens. Onderzoeksrechter Hennart stelde op 20 september 1994 tijdens het proces Mendez vast dat de speurders Beijer gedurende twee jaar als een waardevol informant beschouwden en hem inzage gaven in het dossier waarin hij zelf verdacht was.

Om hun informant te beschermen, hebben de speurders zelfs op zijn verzoek verschillende gerechtelijke stukken buiten de normale procedure gehouden. Ze maakten enkel vertrouwelijke verslagen voor het parket. Pas na enig aandringen gaf de Nijvelse procureur Deprêtre op 22 september 1994 tijdens het proces Mendez toe te hebben geweten dat speurders in hun pv’s soms een loopje namen met de waarheid, maar dat dit enkel ter bescherming was van hun informanten. En toen informanten Bouhouche en Beijer plots verdachten bleken te zijn, werden deze stukken door de advocaat van Beijer ingeroepen om de onderzoeksdaden op basis van procedurefouten te laten nietig verklaren.

In 1989 had Beijer zelfs aan onderzoeksrechter Lacroix voorgesteld om een officieuze geheime expertise op een wapen te laten uitvoeren, wat die geweigerd heeft. Een andere verdachte in de zaak Mendez was ex-BOB’er Christian Amory. Onderzoeksrechter Wezel verklaarde aan de Bendecommissie bis dat Amory betrokken was bij de eerste huiszoekingen rond de Bende, daar waar sprake was van het wapen van de Borains. Dit wapen, deze Ruger, lag aan de basis van de lancering van de piste van de Borains. Amory kreeg in 1987 de opdracht om Bouhouche in de gevangenis van Nijvel te gaan verhoren, zonder dat hier ooit een rapport over werd opgesteld.

Betreffende het spel van de informanten Bouhouche-Beijer sprak onderzoeksrechter Hennart in de Bendecommissie bis over processen-verbaal die niet met de realiteit overeenstemmen en goedgekeurd werden door zijn voorganger, onderzoeksrechter Schlicker. Hij pleitte voor een strikte toepassing van de procedure en verwees naar het spaghetti-arrest in de zaak Dutroux, waar onderzoeksrechter Connerotte voor veel minder afgezet werd.

Hennart voelde zich verlpicht om de GPP-leden uit het onderzoek te weren omdat zij van procureur Deprêtre het bevel hadden gekregen hem telkens verslag uit te brengen over de onderzoeksdaden. Hennart zag dit niet zitten omdat hij delicate zaken zoals de huiszoeking bij de Staatsveiligheid moest leiden, terwijl de gezagstrouwe Deprêtre van oordeel was dat de Staatsveiligheid hier vooraf moest van verwittigd worden. Bouhouche wilde enkel buiten pv praten. Als ex-BOB’er kende hij de zwakke punten van de procedures om zo procedurefouten uit te lokken.

Schlicker, die eerst als onderzoeksrechter bevoegd was in de zaak Mendez, aanvaardde dit aanvankelijk. Bouhouche zelf praatte enkel wanneer hij er belang bij had, bijvoorbeeld om zich op voorhand in te dekken tegen verklaringen en beschuldigingen van medeverdachten. Of om politiediensten tegen elkaar uit te spelen. In 1986 was Beijer nog geen verdachte in de zaak Mendez. Hij stelde toen voor om informatie te leveren over Bouhouche, op voorwaarde dat hij niet als bron werd vermeld. Andere speurders hebben scenario’s opgezet die Beijer nadien aangeklaagd heeft als valse pv’s.