Arsène Pint was niet alleen een gewezen topatleet, maar ook een politieman met grote verdiensten. Zo stond hij bijvoorbeeld aan de wieg de Groep Diane, de antiterreureenheid van de Rijkswacht, om later districtscommandant te worden en betrokken bij het Bendeonderzoek in Dendermonde. De aanslag op de Delhaize in Aalst, in november 1985, vormt een zwarte bladzijde in zijn politionele loopbaan. Toen Pint het slagveld op de parking van Delhaize zag, liet hij zich ontvallen: "Verdomme, het zullen toch die van ons niet zijn?" Pint werd daarover ooit geïnterviewd in Humo. Hij baseerde zijn uitspraak op wat hij toen in Aalst had zien liggen: 12 mm-munitie, 9 mm en .357. "Die gebruikten wij bij de groep Diane ook."
Pint belde nadien naar Rijkswachtgeneraal Bernaert: "Generaal, ik zit met een gevoel dat ik niet kwijt geraak. Ik wil een onderzoek naar al wat met de Groep Diane te maken heeft." Dat in alle discretie gevoerde interne onderzoek leverde niets op. Pint getuigde achteraf in de Tweede Bendecommissie: "Wetende dat er bij ons Beijers, Bouhouchen, Amorys en Lekeus waren, blijf ik deze hypothese in mijn hoofd houden." Pint noemt dus - en niet in zomaar een forum, maar wel degelijk in een parlementaire onderzoekscommissie - vier namen die als een jojo steeds opnieuw in het onderzoek terugkeren: Robert Beijer, Madani Bouhouche, Christian Amory en Martial Lekeu. Die laatste vluchtte, zoals bekend, halsoverkop naar de Verenigde Staten.
Een ander opvallend gegeven ligt in het feit dat de advocaten Graindorge en Magnée destijds - letterlijk - de namen noemden van maar liefst twintig rijkswachters en ex-rijkswachters die bij de Bende van Nijvel waren betrokken: van generaal Beaurir en de kolonels Lhost, Fastrez en Mayerus, tot een stuk gendarmerie te velde: Gringnez, Chang, Poncelet, Marbaix, Depaus, Gombert, Miévis, Maquet, Pattyn, Trotsaert, Galetta, Fievez en uiteraard de vier hierboven genoemden. Alweer enkele hardnekkig terugkerende namen, denk maar aan Mayerus (medeoprichter van Diane), Marbaix en Miévis.
En dat is niet alles. In een interne nota van 21 december 1988 stelt de toenmalige Gerechtelijke Politie dat bepaalde leden van de Brusselse BOB een dossier zouden hebben samengesteld na de inbeslagname van het adressenbestand van het Brusilia-netwerk, een namenlijst waarmee prominenten konden worden benaderd en gechanteerd op basis van videotapes. Die Brusselse BOB'ers (alweer de Rijkswacht dus) zouden Bouhouche, Lekeu, Marbaix, Millet, Stienon, Pattijn en Callens geweest zijn. Enkele namen worden dus op repetitieve wijze geciteerd: Bouhouche en Lekeu met stip, maar ook Lucien Marbaix. Die laatste was lid van de Groep Diane, zoals ook Lekeu dat een tijdlang is geweest.
Marbaix behoorde tot de wel zeer harde lijn en was lid van WNP. In november 1994 viel de Gerechtelijke Politie bij hem binnen in zijn appartement(en) in de Rue Vanderkindere in Ukkel en in de kelder van een van zijn andere huizen, in de Generaal Jacqueslaan in Elsene. Wat men te zien kreeg, tergde ieders verbeelding: oorlog- en handwapens in alle soorten en maten, munitie, explosieven, memorabilia over Hitler en Degrelle. Die laatste had een foto van zichzelf van een handgeschreven opdracht voorzien: "A mon ami Lucien Marbaix, 21.1.91". En last not least: een uitgebreide documentatie over de prestaties van de Bende van Nijvel.
De opeenvolgende parlementaire onderzoekscommissies hebben zich meermaals over de betrokkenheid van (ex-) rijkswachters bij de Bende gebogen. De Commissie stelde vast - het kon nauwelijks anders - dat binnen de Rijkswacht een extreemrechtse vleugel actief was, dat de BOB van Waver bezig was dit spoor grondig te onderzoeken vooraleer hun werkzaamheden van hogerhand werden afgeblokt door het verwijderen van de betrokken rechercheurs uit het onderzoek. "De commissie heeft [...] een verontrustend hoog aantal getuigenissen gehoord over het bestaan van uiterst rechtse groepen binnen de politiediensten en over een aantal plannen tot staatsgreep."
Nooit grondig onderzocht, deskundig afgeblokt enzovoort: "Het spoor van destabilisering gericht op een sterk regime én de hypothese van een staatsgreep", zo stelt de Bendecommissie vast, brachten in politie- en gerechtelijke kringen nogal wat nervositeit teweeg. Een gewezen agent van de Staatsveiligheid, Chevalier genaamd, had eerder al gesignaleerd: "Wij ontdekten in het begin van de jaren tachtig dat in de ledenlijsten van heel wat extreemrechtse groeperingen steeds vaker de namen voorkwamen van rijkswacht- en legerofficieren. De groeperingen waarvan zij lid waren, schuwden het geweld niet en waren in staat goed georganiseerde aanslagen te plegen." Het ging vaak ook om ex-huurlingen, aldus Chevalier, "die niet akkoord gingen met de gang van zaken in ons land en soms regelrecht tegen de Belgische staat optraden."
De Staatsveiligheid wist bovendien maar al te goed dat "miliciens, adjudanten en sergeanten niet in staat [waren] om grootscheepse destabilisatieoperaties te organiseren. Om zo feilloos te kunnen optreden en steeds opnieuw in het niets te kunnen verdwijnen, waren het inzicht en het organisatietalent nodig van hogere officieren. De daders van de bloedige Benderaids ontsnapten telkens op wonderbaarlijke wijze aan de handen van politie en gerecht."
De Groep G binnen de Rijkswacht hield zich bezig met paramilitaire oefeningen en was zelfs betrokken bij de training van een aantal leden van het Front de la Jeunesse. Sommige bronnen hebben het over maar liefst 60 (zestig!) rijkswachters die bij deze paramilitaire manoeuvres waren betrokken. De Groep G viel eind de jaren zeventig uiteen, maar men ging ervan uit dat een aantal extremistische ex-leden nog altijd bedrijvig waren en betrokken - "rechtstreeks of onrechtstreeks" - bij de misdaden van de Bende van Nijvel. De Deltacel van Dendermonde kon een tiental leden van de Groep G identificeren en opsporen. Naar verluidt waren zij betrokken bij WNP en werd door Dendermonde hun deelname aan de Bende-overvallen allerminst uitgesloten. Een van die ex-rijkswachters was Hubert Defourny uit Oupeye, eigenaar van een met die van Marbaix vergelijkbare collectie nazistische memorabilia en van een schietstand onder zijn woning.
De toenmalige elite-eenheid Diane telde in haar ledenbestand nogal wat agenten van extreemrechtse signatuur. Het was één van de zorgenkinderen van de latere grote baas van de gendarmerie, luitenant-generaal Willy De Ridder, door zijn rechterflank smalend "de rode ridder" genoemd. De Groep Diane bestond niet alleen uit scherpschutters en een interventie- en arrestatieteam: er was ook een schaduwteam, een groep onderhandelaars (in het geval van gijzelingen) en een groep die gespecialiseerd was in undercoveroperaties. Wie in welke eenheid circuleerde, is moeilijk uit te maken. We weten natuurlijk wel, door bepaalde specifieke acties op het terrein, dat iemand als Daniël Cirlande tot de scherpschutters behoorde. Als kolonel van het mobiel legioen, was het Gérard Lhost die in de woelige jaren de dagelijkse verantwoordelijkheid had over de Groep Diane.
Hieronder volgt een lijst met min of meer interessante namen van wie we weten dat ze in de bewuste periode (1980-1985) tot de elite-eenheid hebben behoord. In het Bendeonderzoek en in de periferie ervan valt een aantal namen te signaleren van toenmalige leden van de Groep Diane. Christian Amory is hier - alweer - één ervan. Andere Diane-leden waren onder meer: