Manipulatie: Ultieme spoor

Machinaties achter het ultieme spoor

Inleiding

De ontwrichting van de staat door extreemrechts, met medewerking van officiële en parallelle inlichtingendiensten. Dat is het spoor waarin Martine Michel, onderzoeksrechter naar de Bende van Nijvel zich heeft vastgebeten. Maar net zoals in het verleden botst die onderzoekspiste op gigantisch veel weerstand. Walter De Smedt, voormalig lid van het Comité I dat toezicht houdt op de inlichtingendiensten, belicht de machinaties achter de schermen die tot doel hebben de laatste kans op een doorbraak in het Bendedossier in de kiem te smoren.

Op vraag van onderzoeksrechter Martine Michel in Charleroi deed het NICC (Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie) nieuw onderzoek op de zakken met wapens en documenten die in het Bendeonderzoek door de Deltacel in Ronquières in 1986 uit het water werden gehaald. Conclusie van het NICC: de zakken kunnen hooguit één à twee maanden in het water hebben gelegen. Dat is flagrant in tegenspraak met de eerdere stelling van de Deltacel dat de zakken één jaar in het water hebben gelegen.

Onderzoeksrechter Michel lijkt voor het eerst in lange tijd beweging te krijgen in het dossier. Ze liet onder meer huiszoekingen uitvoeren in extreemrechtse milieus en bij voormalige toplui van de staatsveiligheid. Zo kwam ze terecht bij de mysterieuze vondst in het kanaal van Charleroi in Ronquières. Daar haalden duikers van het leger op 6 november 1986 enkele zakken met wapens, een mini-brandkast en een kogelvrij vest uit het water.

Een cruciale vondst, want het was het ultieme bewijs dat er een link bestond tussen de eerste reeks aan de Bende toegeschreven overvallen uit 1982-83 en de tweede reeks uit 1985. De duikwerken kwamen er op vraag van Freddy Troch, op dat moment onderzoeksrechter in Dendermonde. Troch werkte toen aan het onderzoek naar de Bende van Nijvel met de Delta-cel, een gemengd team speurders van de toenmalige gerechtelijke politie van Aalst en de rijkswacht van Dendermonde.

Vijandigheid

Om klaarheid te brengen in de zaak van de in Ronquières gevonden wapens, wenste onderzoeksrechter Michel de speurders van de Deltacel te verhoren. Maar deze gingen niet in op het verzoek of legden nietszeggende verklaringen af. Om Danny Collewaert, één van de speurders van de Deltacel, te verplichten als getuige voor haar te verschijnen, schreef onderzoeksrechter Michel uiteindelijk een zogenaamd “bevel tot medebrenging”. Daarbij moet desnoods de politie de getuige tot bij de rechter brengen. De wraking van onderzoeksrechter Michel komt wellicht nog deze week voor het hof van beroep. Wordt Michel gewraakt, dan kan het Bendeonderzoek definitief worden begraven.

Danny Collewaert verzette zich tegen dit bevel en legde op zijn beurt, bij de rechtbank van Charleroi een verzoekschrift neer om de nieuwe onderzoeksrechter Martine Michel in de zaak te wraken. Hij verwijt haar een schijn van partijdigheid en vijandigheid. Deze partijdigheid en vijandigheid zou blijken uit de inhoud van haar bevel tot medebrenging. Daarin zou sprake zijn van verdenking van roofmoord. Onderzoeksrechter Michel ging niet in op de wraking en zette haar onderzoek gewoon verder. Daardoor moet de wraking nu, wellicht nog deze week, voor het hof van beroep komen.

Beslist het hof dat er redenen voor een wraking zijn, dan heeft dat tot gevolg dat onderzoeksrechter Michel van het bendeonderzoek wordt gehaald en opnieuw een andere onderzoeksrechter het onderzoek moet overnemen. Gezien het om een gigantisch dossier gaat en de verjaringstermijn nadert, zou dat de facto de begrafenis van het gehele bendedossier betekenen.

Intussen werden ook andere oud-speurders van de Deltacel zoals Fons Van Riel, Walter De Moerloose, Eric Sack, Daniël Pandolfi en Philippe Vermeersch opgeroepen om als getuige te worden verhoord. En ook Freddy Troch, de intussen gepensioneerde Dendermondse onderzoeksrechter die de leiding had over de Deltacel, liet opnieuw van zich horen. Aan De Morgen verklaarde hij:

“Het is een schande dat men de Deltacel manipulatie verwijt. De speurders hebben met hart en ziel gewerkt op dit dossier, dag en nacht, en ten koste van hun gezinsleven. Ik kan formeel stellen dat er van manipulatie geen sprake is. Er zijn twee getuigen die gezien hebben dat er zaken in het water gegooid zijn. De dag nadien is men er oppervlakkig gaan zoeken. Wij zijn een jaar later opnieuw gaan zoeken en hebben de zaken die daar lagen aangetroffen. We stellen ons de vraag of de conclusies van het NICC wel zo formeel zijn. Er zouden zelf stukken overgemaakt zijn aan het NICC die niet afkomstig zijn uit Ronquières.”

Manipulatie

In zijn column in De Tijd van 28 september verwijst Rik Van Cauwelaert naar “De Onzichtbare hand in het Bendedossier”. Dezelfde vaststelling maakte Hugo Coveliers, destijds secretaris van de eerste parlementaire onderzoekscommissie, door zijn boek daarover de titel Een Schimmenspel te geven. Het parlementair onderzoek omschreef dit fenomeen dan weer als “de duistere macht”. Het is wellicht de enige zekerheid die wij met betrekking tot het bendeonderzoek hebben: alles wijst er op dat het onderzoek, van bij het begin, de verkeerde richting werd ingestuurd.

De vraag wie het onderzoek heeft gemanipuleerd is daardoor bijna even belangrijk geworden als de vraag wie de daders waren van deze overvallen. De eerste vraag kan immers helpen bij het oplossen van de tweede: welke macht is zo groot dat ze er in is geslaagd gedurende al die jaren en ondanks de verschillende onderzoeksrechters, enquêteurs en parlementaire onderzoeken, de zoektocht naar de waarheid te blijven dwarsbomen?

Het buitenland

Zowat alle westerse democratieën hebben tijdens de bewogen jaren ’80 gelijkaardige aanslagen gekend. Dat wijst er op dat de sturende macht niet één lokale bende was, maar een internationaal en gestructureerd gegeven. In Italië, het land dat het zwaarst werd getroffen, heeft het onderzoek het duidelijkst aangetoond welke de meest voor de hand liggende piste is: deze van de ontwrichting van de staat door uiterst rechts met medewerking van officiële en parallelle inlichtingendiensten.

Intussen wijzen ook recente onthullingen in Luxemburg in die richting. Het verslag van de Luxemburgse parlementaire commissie die het onderzoek naar de zogenaamde bommenlegger (die terreur zaaide in Luxemburg, WDS) voerde, leert hoe en waarom gesprekken tussen de eerste minister en verantwoordelijken van zijn eigen inlichtingendiensten stiekem werden opgenomen.

In het verslag staat te lezen dat de agenten van de SREL (Luxemburgse inlichtingendienst) in 2006 en na grondig onderzoek tot het besluit kwam dat zich, naast de structuur gekend onder de benaming Stay Behind (groep die het verzet zou moeten organiseren voor het geval de communistische vijand het gebied zou bezetten) nog een andere structuur moest bevinden. Ze verdachten deze tweede ploeg ervan verantwoordelijk te zijn voor de bomaanslagen van de jaren tachtig. Conclusie: parallelle inlichtingendiensten speelden (in Luxemburg) een rol bij de georganiseerde terreur.

De Belgische piste

De mogelijke betrokkenheid van Belgische inlichtingendiensten bij de Bende van Nijvel, vooral dan van de militaire SDRA, is ook hier van bij het begin een geloofwaardige onderzoekspiste geweest. Niet alleen ernstige onderzoeksjournalisten als Walter De Bock, Frank Demoor en René Haquin geloofden er rotsvast in. De ontdekking van het bestaan van een Belgische afdeling van het Stay Behind netwerk, als onderdeel van de niet-militaire tak van de NAVO, leidde zelfs tot een afzonderlijke parlementaire commissie Gladio.

Die commissie stuitte echter op een belangrijke hinderpaal: het volstond niet om de leden van het netwerk te ontlasten van hun nationale zwijgplicht, de leden van Gladio waren ook gebonden door een eed van getrouwheid aan de internationale organisatie die na de oorlog werd opgezet, en die een afstand van souvereiniteit door ons land aan die organisatie inhield.

Er was ook een ander element dat verder onderzoek belette: de Gladiatoren waren echte patriotten die uit overtuiging meewerkten aan de bescherming van onze samenleving tegen de communistische bedreiging. Hun opleiding en training bestond grotendeels uit radiocommunicatie en in- en exfiltratie operaties. Deze goede burgers wisten, wegens de interne geheimhouding, nooit wat de grotere betekenis was van hun activiteiten, noch wie en waarom ze bepaalde personen exfiltreerden en op afgeschermde wijze het land uit hielpen.

Het onderscheid tussen de Belgische leden van Gladio, die enkel voor steun en exfiltratie zorgden, en de buitenlandse speciale eenheden die de werkelijke operaties leidden, werd duidelijk bij de fameuze Operatie Oesling. Daarbij beroofde een commando het wapendepot van de kazerne van Vielsalm. De officiële werkelijkheid schrijft de raid toe aan gangsters of terroristen. Op het forum van de site www.bendevannijvel.com beschrijft een schijnbaar oudere Amerikaanse militair die meedeed aan Oesling de operatie echter als volgt:

“De Stay Behind oefening Oesling ’84 was een Lux/Belg-oefening en onderdeel van een “Flintlock” oefening. De 10th SFG (Amerikaanse special forces, red) assisteerde Lux/Belg met de training van hun Stay Behind agenten. Het geheel werd vermomd door een officieel gedeelte dat eruitzag als een klassieke contra-infiltratie oefening met het Luxemburgse en Belgische leger.”

Bij de aanval op de kazerne te Vielsalm werden Belgische militairen die de kazerne bewaakten ernstig verwond doordat de aanvallers met scherp schoten. Uit de verklaringen van de slachtoffers en de summiere vaststellingen bleek duidelijk dat er in de kazerne een permanentie van Amerikaanse radio operateurs was en dat het om een “oefening” van bevriende speciale eenheden ging, gesteund door Belgische para’s en Gladiatoren. Wat gebeurde er met dit onderzoek over de aan de Luxemburgse grens gehouden oefeningen?

De oude piste komt terug

Nadat alle mogelijke andere pistes werden onderzocht, gaat de onderzoeksrechter in Charleroi nu (opnieuw) op de enige nog overblijvende piste verder: die van de buitenlandse special forces achter de officiële militaire tak van de militaire inlichtingendienst, SDRA-8. Dat gebeurde nadat de onderzoeksrechter had gepraat met de Dendermondse onderzoeksrechter Troch en de leden van zijn Deltateam. Het overleg gebeurde in het begin in normale omstandigheden maar mondde uiteindelijk uit in een tweestrijd over de nieuwe vaststellingen van het NICC.

Omdat de Deltacel de wetenschappelijkheid van die vaststellingen betwist, is de voornaamste vraag intussen of de zak waarin de stukken zaten, op het moment dat hij uit het water werd gehaald, geopend of gesloten was. Lag de zak geopend in het water dan is er geen betwisting mogelijk: dan is de goede staat waarin het materiaal verkeerde ondenkbaar.

Onderzoeksrechter Michel wil daarover de verklaringen van de leden van de Deltacel horen. Meerdere speurders wensten niet in te gaan op de uitnodiging tot verhoor, wilden geen verklaring afleggen of legden een nietszeggende verklaring af. Ze voelen zich vernederd en behandeld als verdachten, wat ze niet zijn. Maar heeft de onderzoeksrechter een andere keuze? Wie niet wil komen, moet wel met een bevel tot medebrenging verplicht worden om te verschijnen. Dat is wat er nu is gebeurd.

Verzet

Meerdere oud-Deltaleden hebben het erg moeilijk met het door de onderzoeksrechter uitgeschreven bevel tot medebrenging. Voor die houding kan, menselijk gezien, begrip opgebracht worden. Maar hun tegenreactie roept vragen op. Het gaat over een collectief verzet door gepensioneerde, maar ook nog steeds in functie zijnde politieambtenaren die daarover regelmatig met elkaar overleg plegen. Is er hier geen sprake van samenspanning van ambtenaren?

Het bezoek van de raadsman van de Deltacel aan de minister van justitie is ongebruikelijk. Hoe kan een justitieminister, op vraag van een betrokken partij, tussen komen in een lopend gerechtelijk onderzoek? Ook het bezoek van hun raadsman aan de minister van justitie is ongebruikelijk. Hoe kan een justitieminister, op vraag van een betrokken partij, tussen komen in een lopend gerechtelijk onderzoek? En wat werd er door de inmiddels verhoorde getuigen verklaard? Lopen hun verklaringen gelijk of zijn ze tegengesteld?

En dan is er nog nu en toen: stroken de huidige verklaringen met de destijds in het proces-verbaal over de vondst van de overtuigingsstukken gerelateerde omstandigheden? Wat werd door de leden van het Deltateam indertijd op schrift gesteld? Werden de zakken als ‘gesloten’ of ‘open’ beschreven? Dergelijke belangrijk gegevens moeten in de beschrijving van de toen gedane vaststellingen terug te vinden zijn. En wat verklaren de toenmalige vaststellers daar nu over?

De frustraties van een onderzoeksrechter

Blijkbaar heeft oud-onderzoeksrechter Troch de frustraties over zijn toenmalige verwijdering uit het bendeonderzoek nog steeds niet verteerd. Over de reden waarom dat indertijd gebeurde, is heel veel en langdurig getwist. Het meningsverschil leek echter opgelost toen uit een door de heer Troch aan de justitieminister geschreven brief bleek dat hij akkoord ging dat zijn promotie tot ondervoorzitter van de Dendermondse rechtbank tot gevolg had dat hij andere opdrachten zou krijgen dan het onderzoek naar de Bende.

Wat werd, onder leiding van voorzitter Troch, door het Comité P ondernomen om disfuncties in het Bendeonderzoek te onderzoeken? Bij nalezing van de jaarverslagen is daarover niets terug te vinden: nihil. Maar er zijn ook andere relevante elementen, die een rol spelen bij de demarches van Troch en de leden van zijn Deltacel. De heer Troch werd, nadat hij tot ondervoorzitter in Dendermonde werd gepromoveerd ook de eerste voorzitter van het vast Comité P. Dat Comité P dat tot doel heeft de politie te controleren, werd opgericht in de nasleep van het eerste parlementair Bendeonderzoek dat disfuncties bij zowel de politie- als inlichtingendiensten aan het licht bracht.

Het Comité P kreeg een eigen onderzoeksbevoegdheid, uitgebreide middelen en mocht zelf een onderzoeksdienst samenstellen. Het Comité P had met andere woorden voldoende bevoegdheden en werkingsmiddelen om, zo nodig, ambtshalve de feiten te onderzoeken die aan de basis lagen van haar eigen oprichting: de disfuncties in het Bendeonderzoek. Maar wat werd, onder leiding van voorzitter Troch, ondernomen om deze disfuncties te onderzoeken? Bij nalezing van de jaarverslagen is daarover niets terug te vinden: nihil.

Een (laatste) kans

De huidige onderzoeksrechter Michel heeft het recht om de onderzoekspiste die haar de juiste lijkt te volgen en dus te doen wat oud onderzoeksrechter Troch blijkbaar niet wil. Dat de oud-leden van het Deltateam daarbij als getuige moeten worden verhoord, is voor hen wellicht niet prettig, maar in het licht van de zwaarwichtigheid van de onderzochte feiten, is dat element totaal onbelangrijk.

Indien de huidige onderzoeksrechter van het onderzoek wordt gehaald, wordt de meest plausibele piste van destabilisatie door extreemrechts definitief begraven. Bovendien, als de nu gevolgde onderzoekspiste tijdens het voorlopig en geheim onderzoek wordt ontweken, zal deze nooit in openbare zitting komen. Een nieuwe klap voor wat onze justitie nog rest aan geloofwaardigheid.

Het gehele bendegebeuren mag dan, voor wie nadien is geboren een erfenis uit een ver verleden lijken, dat is het niet. Recente onthullingen over hoe inlichtingendiensten onze privacy ondermijnen, zowel in het buitenland als in ons eigen land, tonen hoe belangrijk toezicht op de activiteiten van de inlichtingendiensten is.

Bovendien is er het voorstel van een liberale en een socialistische minister om, bij koninklijk besluit, telecombedrijven te verplichten om al onze gegevens over telefoon-, internet en mailverkeer bij te houden voor de mogelijke aanwending door gerechtelijke- en inlichtingendiensten. Dat één van die ministers de raadsman van de Delta cel heeft ontvangen, versterkt de vrees dat het gerechtelijk bendeonderzoek zijn elan en de piste van de laatste kans zal kwijt raken.


Bron » Apache | 16 oktober 2013