Interview scherpschutters

De scherpschutters van het SIE

Een interview met twee scherpschutters

In juni 2000 gijzelde de dolgedraaide Neji Bejaoui 46 kinderen en 5 opvoeders in het kinderdagverblijf van Wasserbillig. De ijzingwekkende ontknoping ging de wereld rond: de man werd naar buiten gelokt en met twee kogels in het hoofd doodgeschoten door een scherpschutter van de Luxemburgse interventie-eenheid. Op de gebruikelijke zegebulletins volgde snel een forse kater. De pers voelde zich misbruikt omdat de politie drie RTL-jassen en een wagen van de omroep leende om Bejaoui te gaan ‘interviewen’. Maar ook woordvoerders van diverse Europese interventie-eenheden fronsten de wenkbrauwen.

Is een tweede Wasserbillig mogelijk in België? Voor het eerst vertellen scherpschutters van het Speciaal Interventie Eskadron van de rijkswacht over de schok na een schot en de delicate kunst om de trekker niet over te halen. Yves, coördinator van de scherpschutters, en Rudy, specialist-scherpschutter, willen liever niet op de foto uit vrees voor represailles van het criminele milieu.

Het risico is niet gering: het interventieteam van het SIE, de voormalige Brigade Diane, rukt immers nooit uit om caféruzies te beslechten, maar treedt alleen op bij gijzelingen, gewapende verschansingen en andere vormen van zwaar banditisme. Er staan nog een paar rekeningen open, maar daar zouden we het in de kazerne van Etterbeek niet over hebben.

Een sluipschutter van een Speciaal Interventie Eskadron.

Een sluipschutter van een Speciaal Interventie Eskadron.

Volgens jullie baas, kolonel Liévin, hebben gangsters, als ze met het SIE te maken krijgen, de meeste kans om een confrontatie met de politie te overleven. Klopt dat?

Yves: “Ja, dat kun je statistisch nagaan. De gangsters die we sinds 1972 hebben moeten neutraliseren, kun je op de vingers van één hand tellen. Als je weet dat we tegenwoordig wekelijks drie, vier keer uitrukken, dan begrijp je wel dat we nooit als cowboys in het rond schieten. Het probleem is dat onze operaties in de media zo worden uitvergroot dat je ze niet gauw vergeet. Iedereen herinnert zich nog het dodelijke schot dat we in 1985 afvuurden, toen de directeur van Leuven Centraal gegijzeld werd.”

“Twee criminelen – een terdoodveroordeelde en nog een zware jongen – waren tot aan de poort van de gevangenis geraakt en gebruikten de directeur als schild, terwijl ze een pistool tegen zijn slaap hielden. Na urenlange onderhandelingen was de situatie zo uitzichtloos dat we het bevel kregen te vuren. Kijk, we zijn absoluut geen Rambo’s of macho’s, integendeel. Onze erecode dicteert dat een operatie pas geslaagd is, als er geen slachtoffers zijn. Dat leidt soms tot bizarre situaties: de media en het gerecht omschrijven een operatie als ‘succesvol’ en zwaaien ons alle lof toe, terwijl wijzelf met een een wrang gevoel achterblijven. Als we de trekker moeten overhalen om een gangster te doden, geven we eigenlijk onze onmacht toe.”

Er zijn toch geen vierenveertig alternatieven om een wilde schutter tot rede te brengen?

Yves: “Wel, je zou versteld staan wat we allemaal kunnen doen voor de ultieme oplossing overwogen wordt. Om te beginnen, putten we heel ons arsenaal onderhandelingstechnieken en overredingsmethodes uit. Ik verzeker je dat alleen gekken en uitzonderlijk zware gevallen daarvoor niet zwichten. Vervolgens kunnen we een aanval met verdovend gas en aanvalshonden inzetten; pas als niets meer helpt, kunnen de scherpschutters zich klaarmaken.”

Krijgen die meteen een licentie om te doden?

Yves: “We zijn James Bond niet, hé. Onze tussenkomst wordt bevolen door de gerechtelijke overheden. De scherpschutters werken strikt volgens een schaal van geweldbeheersing: alleen in geval van wettige verdediging – als gegijzelden of wijzelf in acuut levensgevaar verkeren – mogen we een dodelijk schot lossen. Anders volstaat het de crimineel te neutraliseren met een schot in de benen of de schouder, of, indien mogelijk, op het wapen te schieten.”

Bepaalt de scherpschutter zelf wanneer hij de trekker overhaalt?

Yves: “Nee, dat zou iets te simpel zijn. De gerechtelijke overheid moet het licht op groen zetten. Vergeet niet dat we alleen bij bijzondere zware feiten optreden: hold-ups met gijzelingen, een gewapende huisvader die doorslaat of schutters die een menigte onder vuur willen nemen. Bij zulke operaties wordt snel een crisisstaf opgericht met de procureur des konings, de plaatselijke burgemeester, de rijkswacht en politieoverheden. Zonder dat bevel van de procureur kunnen we niets ondernemen.”

Zijn er situaties denkbaar waarin je toch weigert te vuren?

Rudy: “O ja, als er geen sprake meer is van wettige verdediging, hou ik me in. Dat is ook het moeilijkste onderdeel van deze job: in extreem stresserende omstandigheden moet je inschatten of een schot wel de beste oplossing is. Een vrijgeleide van het gerecht betekent niet dat een dodelijk schot per definitie legaal is.”

Yves: “Het commando van het SIE is alleen verantwoordelijk voor de uitvoering van de opdrachten. Als onze scherpschutters met de beste bedoelingen toch een escalatie van geweld veroorzaken, zal onze baas de rekening gepresenteerd krijgen.”

De interventieeenheid van het SIE telt 43 leden. Zijn dat allemaal gebrevetteerde scherpschutters?

Yves: “Absoluut, wie tijdens de opleiding de norm niet haalt, valt onherroepelijk af. Acht specialisten krijgen tweemaal per week nog eens een doorgedreven training met schietoefeningen tot 300 meter en verder. Ze zijn ook camouflagespecialisten en ze gaan geregeld op stage naar het buitenland.”

30 procent van de vacatures bij het SIE staan al jaren open. Is de selectieprocedure zo hard?

Yves: “De rijkswacht heeft zich in ’85 opengesteld voor vrouwen en toen zijn de fysieke proeven minder zwaar geworden om alle kandidaten een redelijke kans te geven. Alleen bij het SIE Is de lat even hoog blijven liggen, waardoor we vanzelf minder kandidaten kregen. Pas op, je moet geen atleet zijn om bij Interventie te werken, maar karakterieel en psychisch wordt héél veel geëist. Gezond verstand is ook een belangrijke factor. Maar de meesten hebben gewoon niet genoeg doorzettingsvermogen, ze haken zelf af of worden na een jaar opleiding negatief geëvalueerd.”

Is het voor vrouwen fysiek wel haalbaar om bij de interventie-eenheid van het SIE te werken?

Yves: “Tot nog toe zijn ze nooit door de proeven geraakt, maar dat heeft niets met gebrek aan karakter te maken. Om een deur in te trappen, moet je gewoon voldoende power hebben, hé. Ons materiaal is ook niet makkelijk te hanteren: een stormram weegt gauw dertig kilo, een ballistisch schild twintig kilo. Ik zie echt niet in hoe vrouwen daarmee behoorlijk kunnen werken. Bovendien hebben zware gangsters meestal alleen ontzag voor mannen: als een vrouw bij een bestorming in het deurgat verschijnt, nodig je hen eigenlijk uit domme dingen te doen. Pas op, in de observatie-eenheid van het SIE leveren vrouwen wel magnifiek werk.”

Rudy: “In het buitenland vind je ook uitstekende vrouwelijke scherpschutters, maar wij hebben nu eenmaal die hoge drempel: je moet vijf jaar alle technieken en tactieken bij Interventie aanleren voor je je kunt specialiseren.”

Is scherpschieten alleen een kwestie van oefening of moet je vooral talent hebben?

Rudy: “Zonder feeling red je het niet, maar zelfs de beste schutters moeten hun niveau met training op peil houden. Tweemaal per week oefenen we zo’n drie tot vier uur en dat is echt geen luxe.”

Yves: ” Er komt meer bij kijken dan in de schietstand pifpaf je lader leegschieten. Een scherpschutter moet desnoods urenlang in de de sneeuw kunnen liggen om op het cruciale moment doel te treffen.”

Durven jullie je na de Balkanoorlog nog “snipers” te noemen?

Yves: “Om het onderscheid te maken met scherpschutters die mikken op alles wat beweegt, gebruiken we liever het woord countersniper. Dat klinkt minder agressief en het drukt precies uit wat we doen: optreden tegen mensen met vuurwapens die een bedreiging vormen voor de samenleving.”

Op het internet vind je een paar gedetailleerde snipersites van Amerikaanse makelij met handleiding, trainingsprogramma’s, wapenadvies en zo meer …

Yves: “Och, ik ken ze hoor. Je hoort me niet zeggen dat daar alleen maar bullshit staat, maar ik lees toch vooral veel blabla. Voor het soort werk dat wij doen, zijn die sites eigenlijk waardeloos.”

Over één punt zijn ze het toch eens: je urenlang concentreren op één doel is veel moeilijker dan raak schieten.

Rudy: “Dat klopt, maar wij liggen nooit vijf uur lang op de loer om iemand neer te schieten. Het is zelfs fysiek onmogelijk zo lang door een kijker te turen. Wij werken nauw samen met het observatieteam dat ons onmiddellijk inlicht als het target zich verplaatst. We nemen het doelwit meestal zeer kort in ons vizier. Soms heb je gewoon geen tijd om uitgebreid te mikken.”

Wat is de reactiesnelheid van een goede schutter?

Rudy: “Als een gijzelnemer één tot twee seconden aan een raam verschijnt, is dat theoretisch voldoende om hem te treffen met een ‘zeker schot’. In de praktijk komt dat niet voor, omdat je in één seconde nooit een situatie precies kan inschatten.”

Hoe precies is zo’n zeker schot?

Rudy: “Dat hangt af van de afstand, de windrichting en de stand van de zon. Als we door een ruit schieten, speelt de glasstructuur en de impacthoek van de kogel ook een rol. Daar trainen we allemaal op. Over het algemeen kunnen we vanop vierhonderd meter met grote zekerheid een lichaam raken. Geloof vooral de indianenverhalen niet dat je over een kilometer iemands rechteroog kan uitschieten.”

Yves: “Ik spreek niet graag over schietprestaties, omdat het onvermijdelijk zo opschepperig klinkt. Maar als je toch een idee wil hebben: vanop honderd meter zouden we met één kogel een dikke sigaar uit iemands mond kunnen schieten. Dat is een zéér zeker schot.”

Is het technisch gewoon een kwestie van goed mikken en de adem inhouden, zoals ze in het leger leren?

Yves: “Iedereen kan zijn ademhaling controleren, een wapen in positie brengen, door een vizier kijken en de trekker volgens de regels van de kunst overhalen. Het wordt pas aartsmoeilijk als je het allemaal tegelijk moet doen. In de stageperiode zien we meestal heel snel wie nooit een goede schutter zal worden. Dit is echt een vak apart hoor.”

Welke wapens gebruiken jullie?

Yves: “Elke schutter heeft vijf, zes persoonlijke wapens, repeteervuurwapens, die niemand anders aanraakt en die alleen hij door en door kent. Je moet weten dat elk geweer zijn karakter heeft, geen twee trekkers hebben precies dezelfde weerstand. Volautomatische wapens zijn uit den boze, omdat je ze onmogelijk precies kan richten. De eerste kogel zal misschien doel treffen, de rest van het salvo belandt hoogstens ergens in de buurt. In een oorlog is dat geen bezwaar, maar tijdens een politieactie richt je daarmee ravages aan.”

Rudy: “Als je voor elk schot het wapen moet ontgrendelen, word je gedwongen telkens opnieuw te mikken. Dat is ook de bedoeling. Een geoefende schutter kan vijftien keer per minuut raak schieten.”

De gemiddelde leeftijd in het SIE is 28. Kunnen jullie leven met zo’n korte carrière?

Rudy: “Specialist-scherpschutters gaan langer mee hoor. Onze oudste collega is 51. Die leeftijd vind ik zelfs een voordeel: met de jaren word je rustiger, je kijkt er minder tegenop om uren in stelling te liggen en je hebt voldoende ervaring om te reageren op onvoorziene wendingen. Om een huis binnen te vallen, doe je weer beter een beroep op de jongeren. Meestal houden die van wat actie.”

Yves: “Oudere scherpschutters zijn mentaal ook veel weerbaarder. Als je iemand in het vizier neemt en de mogelijkheid bestaat dat je hem moet neerschieten, geeft dat psychisch een ongelooflijke schok. Zelfs het droogste, hardste karakter zal dat achteraf moeten verwerken. Het blijft moeilijk, maar de kans dat oudere agenten daardoor met zichelf in de knoop geraken, is veel kleiner.”

Doet het je nog iets, Rudy?

Rudy: “Als het me niks deed, zou ik een robot zijn. Maar ik zal er niet van wakker liggen. Het is gewoon mijn werk. De dag na het schot kijk ik uit nieuwgierigheid wel eens in de kranten naar wat die crimineel nog op zijn kerfstok had. Zonder me echt in de zaak te verdiepen, hoor.”

Yves: “Na zware operaties gaan onze mensen altijd langs bij het stressteam van de rijkswacht om na te gaan of ze psychologische bijstand kunnen gebruiken. Een goede verwerking is erg belangrijk.”

Jullie hebben mensen verloren in een helikopterongeval, een schietoefening en een aanrijding met een spookrijder. Zijn de trainingen gevaarlijker dan de operaties zelf?

Yves: “We hebben wekelijks twee grote operaties, maar de trainingen hebben dag in dag uit plaats. Omdat we tijdens die oefeningen de realiteit zo dicht mogelijk benaderen, is het risico op ongevallen veel groter. Vergeet niet dat beklimmingen van gebouwen en fast trooping uit helikopters zonder beveiliging getraind worden! Zelfs al beheers je de technieken perfect, een dom ongeluk is nooit ver weg. Ook dat schietongeval was een kwestie van brute pech: een collega struikelt tijdens de training en valt middenin de vuurlijn. Zulke drama’s kun je met de beste wil van de wereld niet uitsluiten. Onze gevaarlijkste vijand is de routine. Als je deze job uitvoert zoals een bandwerker, wordt het levensgevaarlijk.”

Rudy: “Je mag de risico’s ook niet overdrijven: havenarbeiders en bouwvakkers hebben statistisch veel meer kans op een ongeval tijdens de werkuren.”

Op jullie badge prijkt nog altijd Diana, de godin van de jacht. Zijn jullie ook in je vrije tijd jagers op levende doelwitten, al was het maar om te oefenen?

Yves: “We jagen alleen op misdadigers. Niemand van het SIE jaagt in zijn vrije tijd en daar ben ik blij om. Hoe minder je gewend bent op een levend wezen te schieten, hoe beter. In Elsenborn en Leopoldsburg trainen we op een soort etalagepoppen die kunnen bewegen. Die ervaring volstaat. Ik ben er honderd percent zeker van dat mijn acht scherpschutters op het cruciale moment de trekker zullen overhalen. Die garantie moet ik hebben, maar ik wil niet dat ze het normaal vinden dat je een mens of een dier afmaakt. Wie er anders over denkt, is bij ons niet op zijn plaats.”

Zijn jullie lid van practical shooting-clubs?

Yves: “Onze erecode dicteert discretie, dat is al één goede reden om schietclubs te mijden. Bovendien vind je in dat milieu veel mensen met extreme politieke opinies. In dat gezelschap laten we ons liever niet zien, want als de publieke opinie aan onze neutraliteit gaat twijfelen, hebben we een zwaar probleem. Let op, een SIE-lid mag zich aansluiten bij een schietclub, maar we moedigen het zeker niet aan.”

Rudy: “Mij trekt het totaal niet aan. Als je tijdens je dienst al uren getraind hebt, staat je hoofd niet naar nog meer lawaai van kogels.”

Is jullie werk als SIE-lid geen aanslag op je privé-leven?

Rudy: “Tja, je begrijpt dat we buiten de diensturen vaak beschikbaar moeten zijn. Vier van de acht snipers zijn permanent stand-by en moeten binnen het uur in de kazerne kunnen staan. De helft van het jaar leven we dus met de druk dat een etentje of een familiefeest op elk moment afgebroken kan worden. Iemand die van 8 tot 4 werkt, zou even slikken, maar wij zijn dat gewend. Bovendien is de verstandhouding onder de snipers uitstekend. We beseffen goed dat we een ongewone stiel hebben, en we doen niet kinderachtig over die permanentie.”

En wat vinden jullie echtgenotes daarvan?

Rudy: “Als je met een SIE-lid trouwt, weet je goed waaraan je begint.”

Is de rest van de familie op de hoogte van je werk?

Rudy: “Nee, alleen in heel intieme kring weten ze min of meer wat mijn job inhoudt. Na 22 jaar bij het SIE kun je niet blijven liegen, hé. Voor de anderen ben ik gewoon een rijkswachter en dat is maar goed ook.”

Yves: “Zelfs met mijn vrouw spreek ik nooit over de details van een operatie. Die discretie hoort bij mijn werk, en het is goed voor haar gemoedsrust. Het heeft geen zin je familie nodeloos ongerust te maken hé. Als mijn vrouw me vraagt waarom ik werd opgeroepen, vertel ik na afloop hoogstens wat algemeenheden: ‘Och, ’t was een gijzeling en alles is goed afgelopen.’ Sommige interventies zijn zo erg dat je er alleen met collega’s over kan praten.”

Wat is je donkerste nachtmerrie?

Rudy: “Heel concreet: een gijzelnemer bedreigt een kind met een pistool; ik neem hem in het vizier, schiet en dood het kind. Als me dat ooit zou overkomen, mogen ze me samenrapen.”

Tijdens de gijzeling in Wasserbillig werd de gijzelnemer met een smoes naar buiten gelokt en koudweg neergelegd. Waren jullie daartoe bereid geweest?
Yves: “Kijk, ik had in die situatie wellicht niet de trekker overgehaald. De Luxemburgse collega’s zitten ook verveeld met die toestand, maar eigenlijk moet je alle details kennen om de juiste conclusie te trekken. Meer kan ik daar eigenlijk niet over zeggen.”

Is het SIE echt de wereldtop, zoals een Amerikaanse journalist schreef nadat hij de bekendste interventie-eenheden vergeleken had?

Yves: “Dat wordt wel meer gezegd, ja. Maar hoe komt men tot zo’n conclusie? We zijn zowat de enige interventie-eenheid die ook op zee en vanuit de lucht opereert. Dat valt natuurlijk op. De laatste jaren nemen we zoveel mogelijk deel aan internationale competities, maar niet per se om te gaan bewijzen dat we de besten zijn. Bedoeling is ons stressniveau op te drijven, zodat we leren wennen aan crisissituaties. Door de adrenaline en verhoogde hartslag verliest een scherpschutter in kritieke omstandigheden gemiddeld 25 percent van zijn mogelijkheden. Het is goed dat je dat beseft.”

Kunnen jullie nog iets leren van de collega’s in de buurlanden?

Yves: “O ja, we gaan geregeld op stage om samen onze technieken en tactieken te oefenen. Zonder die uitwisseling evolueer je niet, en kom je vroeg of laat voor totaal onverwachte situaties te staan. Dankzij onze goede contacten met de Franse Groupe d’Intervention hebben we veel geleerd uit de vliegtuigkaping in Marseille. Maar we bespreken ook listen om verschanste gangsters uit een huis te lokken en dat soort dingen meer.”

Hoe kijken de “gewone” rijkswachters in de kazerne tegen het SIE aan?

Yves: “Voor ik in ’83 bij het SIE kwam, was ik gefascineerd door het mysterie dat rond die eenheid hing, alsof de SIE-leden op een ander niveau werkten. Ik denk dat de meeste rijkswachters ons nog altijd zo’n beetje bekijken. Misschien zijn ze ook wat jaloers op onze badges, maar over het algemeen hebben we toch een goede reputatie.”

Rudy: “Maar wij kijken zeker niet neer op onze collega’s. Op een goeie dag houdt het op bij het SIE en moeten we terug naar de brigades. Ik heb me altijd een gewone rijkswachter gevoeld met een specialiteit. Net zoals iemand die het verkeer kan regelen een specialist is, want ik zou het niet kunnen.”

Yves: “Weet je, ik heb het grootste respect voor een straatgendarm. Als wij op missie gestuurd worden, weten we precies wat ons te wachten staat: we kennen de plaats en de omgeving tot in de details, we hebben de beste wapens en de beste uitrusting: kogelwerende helmen, kogelvrije vesten, noem maar op.”

“Maar rijkswachters die in het holst van de nacht na een alarm een woning moeten controleren, hebben alleen het hoogstnodige verdedigingsmateriaal en weten nooit wat er aan de hand is. Een loos alarm zoals zo vaak? Best mogelijk, maar net zo goed botsen ze op twee gevaarlijke gangsters die de boel aan het leeghalen zijn. Begin er maar eens aan hé, terwijl je thuis een vrouw en kinderen hebt zitten. Echt waar, als er iemand als held moet worden opgevoerd, zijn het die jongens.”


Bron » Pascal Verbeken | Humo | Juli 2000