Oorlog onder spionnen: machtsstrijd verteert militaire inlichtingendienst ADIV

De Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) dreigt te imploderen. Het hoofd van de afdeling Contraspionage is op non-actief geplaatst na een opeenstapeling van incidenten. Dat vernam De Morgen van meerdere bronnen.

Hoofdcommissaris Clement Vandenborre, die veertig jaar voor de inlichtingendienst werkt, zou zichzelf onmogelijk hebben gemaakt bij zijn jongere collega’s. Bovendien wordt hij ervan verdacht vertrouwelijke documenten te hebben vernietigd in een papierversnipperaar. Zolang er geen duidelijkheid is, moet Vandenborre thuis blijven. Zijn bureau werd eind januari verzegeld. Vandenborre betwist de beschuldigingen formeel. De top van ADIV bekijkt de zaak.

Binnen ADIV ettert het al langer. De laatste jaren heeft de negativiteit zich opgestapeld tussen de afdeling Inlichtingen, die wordt bevolkt door militairen, en de afdeling Contraspionage, waar hoofdzakelijk burgers aan de slag zijn. De twee afdelingen leven intussen in openlijke onmin. Het regent klachten en beide kampen betichten elkaar van machtsspelletjes.

Zo loopt er een klacht tegen de afdeling Inlichtingen, die zou zijn gestuurd vanuit de afdeling Contraspionage – of dat is toch de lezing van militaire inlichtingenofficieren. Een van hun collega’s, een majoor, wordt beschuldigd van medewerking aan Russische spionage. Tijdens een operatie in Servië in 2016 zou hij een Servische vrouw toegang hebben gegeven tot vertrouwelijke informatie. Die bron werkte mogelijk als dubbelagent voor Rusland. Het federaal parket en toezichthouder Comité I voeren nu samen een onderzoek. Een interne doorlichting pleitte hem eerder vrij.

Omgekeerd kunnen binnen de afdeling Contraspionage een aantal anciens moeilijk leven met de actie tegen Vandenborre. Zij zien dit als een poging om hem naar zijn pensioen te dwingen, zodat de aangekondigde hervorming van de afdeling zonder tegenstand kan doorgaan. De topman van ADIV, luitenant-generaal Claude Van de Voorde, werkt aan een hervormingsplan om de twee rivaliserende afdelingen binnen zijn inlichtingendienst te laten samensmelten. Hij hoopt dat zo ook de interne machtsstrijd zal luwen. Vandenborre verzet zich echter fel tegen dit verlies aan onafhankelijkheid voor de afdeling Contraspionage. En zolang hij het been stijf blijft houden, zit het dossier muurvast.

Brief aan Vandeput

“We hebben inderdaad een aantal maatregelen moeten nemen”, reageert Van de Voorde op de gedwongen stap terug van Vandenborre. Hij beklemtoont dat de afdeling Contraspionage verdergaat zonder hem. De generaal is ook niet van plan om zijn hervorming in het koelvak te stoppen. “In deze hervorming is al vele honderden uren werk gestoken”, zegt Van de Voorde. “Het gaat om ingrijpende veranderingen, maar die zijn ook noodzakelijk. Uit audits door het Comité I is duidelijk gebleken dat de militaire inlichtingendienst op een aantal vlakken beter moet gaan werken.”

Eind 2017 bleek uit zo’n audit dat de afdeling Contraspionage vierkant draait. Die audit grepen acht officieren van de afdeling, onder wie Vandenborre, aan om een zeer kritische brief te schrijven aan oud-defensieminister Steven Vandeput (N-VA) over het beleid van hun baas, luitenant-generaal Eddy Testelmans. Die besloot daarop om met pensioen te gaan. Claude Van de Voorde werd vervolgens aangeduid om de boel te ontmijnen. Tot nu zonder succes.

Bron » De Morgen

Elk bedrijf moet info geven aan Staatsveiligheid

Elk bedrijf en elke beroepsgroep moeten informatie geven aan de Staatsveiligheid als die daarom vraagt. Alleen een arts, advocaat of journalist hebben die verplichting niet. Dat blijkt uit een onderzoek van het Comité I.

Anderhalf jaar geleden diende de gedelegeerd bestuurder van een accountancybedrijf een klacht in bij het Comité I, het orgaan dat onze inlichtingendiensten controleert. De klacht was tegen een inspecteur van de Staatsveiligheid gericht. Die had druk uitgeoefend op de topvrouw van het kantoor, stelde haar advocaat. Ze zou gedwongen zijn haar beroepsgeheim te schenden en informatie aan de Staatsveiligheid te bezorgen, luidde het.

Het Comité I onderzocht de klacht en ontdekte dat de inspecteur van de Staatsveiligheid inderdaad in juli vorig jaar, een maand voordat de klacht was ingediend, naar het accountancykantoor had getelefoneerd. Hij wilde spreken met de gedelegeerd bestuurder, maar die bleek afwezig. De inspecteur van de Staatsveiligheid gaf wel contactgegevens door, maar hij deed alsof hij een medewerker van de federale overheidsdienst Justitie was die een witwasonderzoek voerde.

De gedelegeerd bestuurder van het accountancykantoor belde de man terug en er volgde een afspraak voor begin augustus. Daar onthulde de man zijn ware identiteit en toonde hij zijn dienstkaart als inspecteur van de Staatsveiligheid. Hij onthulde ook dat de dienst in het kader van een onderzoek naar mogelijke spionage geïnteresseerd was in een van de klanten van het accountancykantoor.

De inspecteur vroeg allerlei info over de geviseerde klant: hoe de contacten met hem waren ontstaan, inzage in de aan- en verkoopboeken, kopies van e-mails, enzovoort. Maar al gauw na de overhandiging van de info diende de topvrouw van het accountancykantoor haar klacht in bij het Comité I. Ze meende dat de inspecteur haar had gezegd dat ze ‘verplicht’ was de Staatsveiligheid de gevraagde informatie te geven. De inspecteur sprak dat tegen en zei dat hij alleen had verwezen naar de wet op de inlichtingendiensten. Daarna is er geen enkel contact meer geweest met de firma.

Het Comité I ziet geen graten in de manier waarop de inspecteur contact opnam met het bedrijf. Wie bij de Staatsveiligheid werkt, is stricto sensu ‘een personeelslid van Justitie’. Dat hij loog over het witwasonderzoek dat hij voerde, was een ‘coverstory’ om bij het eerste contact geen vertrouwelijke informatie te moeten prijsgeven over het spionagedossier. De kaarten hadden anders gelegen als de inspecteur vervolgens diezelfde smoes zou hebben gebruikt om de medewerking van de gedelegeerd bestuurder te bekomen.

De hamvraag is natuurlijk of de Staatsveiligheid zomaar een accountancykantoor of welk ander bedrijf of welke andere beroepsgroep ook kan verplichten informatie over klanten prijs te geven. Het Comité I kon niet meer achterhalen of de man van de Staatsveiligheid had gesproken over een verplichting om mee te werken. In elk geval zou de inspecteur niet intimiderend of onbeleefd zijn geweest.

Het Comité I besluit ook dat de gedelegeerd bestuurder zich niet kon verschuilen achter een beroepsgeheim om te weigeren met de Staatsveiligheid samen te werken. Sinds een wetswijziging in maart vorig jaar bevat onze wet op de inlichtingendiensten een artikel dat privépersonen en -organisaties informatie ‘mogen meedelen’ aan de Staatsveiligheid als die nuttig kan zijn voor de opdrachten van de dienst.

Dat is ook het geval als daar toevallig financiële gegevens tussen zitten, die de Staatsveiligheid normaal alleen via een strikte procedure kan bekomen. In dit geval zaten er ook bankgegevens in de boeken die het accountancykantoor aan de Staatsveiligheid bezorgde.

Er is geen wettelijke beperking voor mensen of organisaties die een beroepsgeheim hebben. De enige uitzonderingen gelden voor advocaten, artsen en het bronnengeheim van journalisten. Daaruit besluit het Comité I ‘a contrario’ dat geen enkel ander beroepsgeheim ingeroepen kan worden om de Staatsveiligheid wandelen te sturen als die voor info aanklopt. Dat betekent dat alle bedrijven en beroepsgroepen – behalve de drie wettelijk vastgelegde uitzonderingen – alle informatie, ook over klanten en zakenpartners aan de Staatsveiligheid moeten geven.

Het Comité I beseft dat dat een belangrijke beknotting van de privacy is. De toezichthouder vindt dat het parlement beter expliciet in de wet zou bepalen welke andere vormen van beroepsgeheim de Staatsveiligheid niet mogen hinderen, al is de wet op dat punt nog maar vorig jaar aangescherpt.

Een accountancykantoor diende klacht in bij het Comité I omdat het info over een van zijn klanten moest doorspelen aan de Staatsveiligheid. Dat staat te lezen in het jaarverslag over 2017 van het Comité I. Maar het Comité I besluit dat de Staatsveiligheid recht had op de info. Alleen voor artsen, advocaten en journalisten gelden er beperkingen, voor andere bedrijven of beroepsgroepen niet.

Bron » De Tijd | Lars Bové

Militaire Veiligheidsdienst draait vierkant

Ondanks een wissel van de macht, werkt de Militaire Veiligheidsdienst (Adiv) niet goed, schrijft het comité I. In tijden van terreur is dat meer dan verontrustend. Geen visie, geen planning, een gebrekkige organisatie, personeelsgebrek, een mank lopende samenwerking zowel intern als met andere inlichtingendiensten, en tenslotte ook nog een verouderde infrastructuur.

Het comité I, dat de inlichtingendiensten controleert, is in een nieuwe audit van 59 bladzijden dik bijzonder kritisch voor de werking van het Adiv, de militaire tegenhanger van de beter bekende Staatsveiligheid. Net als bij die laatste, werken bij Adiv zeshonderd mensen.

Adiv staat onder andere in voor de veiligheid van onze militairen bij buitenlandse missies, maar speelt ook een belangrijke rol bij de bestrijding van het terrorisme. Al was het maar door de geprivilegieerde contacten die ze onderhoudt met buitenlandse militaire inlichtingendiensten die actief zijn in onder andere Syrië en Irak. Het comité I nam de werking van Adiv een jaar lang – tussen januari 2017 en februari 2018 – onder de loep. Het vertrouwelijke rapport werd recent overgemaakt aan het parlement. De Standaard kon het inkijken.

Interne kritiek

De aanleiding voor de audit was een zeer kritische brief die enkele leden van de afdeling Contraspionage (CI) van Adiv eind 2016 schreven aan bevoegd minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA). De briefschrijvers hadden het over interne concurrentiedrang, foutieve doorstroming van informatie en verwarrende communicatie met binnen- en buitenland. Het uitlekken van de brief in De Standaard, in juni vorig jaar, leidde al tot het ontslag van luitenant-generaal Eddy ­Testelmans als baas van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (Adiv). Hij werd opgevolgd door luitenant-generaal Claude Van de Voorde.

Diep wantrouwen

Het comité I heeft tijdens de doorlichting weinig elementen gevonden die de klachten ontkrachten. Volgens het rapport heerst er bij het Adiv een ‘diepgeworteld wederzijds wantrouwen’ tussen de verschillende directies. Met name de dienst CI, die uit honderd man – vooral burgers – bestaat, kan niet door één deur met de andere directies, waar militairen de plak zwaaien. De taak van de dienst CI is, volgens een eigen intern document, in de eerste plaats bedreigingen van ‘buitenlandse inlichtingendiensten, andere organisaties en individuele personen in het kader van spionage, terrorisme, sabotage en subversie’ te voorkomen.

Het comité I stelt veel goede wil en toewijding vast bij de medewerkers, maar vindt ook dat Adiv en CI hun taak niet naar behoren vervullen: ‘De nationale veiligheid vergt een sterke en betrouwbare veiligheidsdienst. De Dienst CI heeft belang bij een organisatie en een sturing die beantwoorden aan de standaarden van een doelmatige overheidsdienst. Die zijn er momenteel niet.’

Nog volgens het comité I werkt Adiv te weinig samen met de andere veiligheidsdiensten. ‘Er moeten dringend formele afspraken komen met de Staatsveiligheid en de andere Belgische diensten over samenwerking, zodat de dienst een betrouwbare en waardevolle partner kan zijn in het Belgische antiterrorismebeleid.’

De onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart, onder leiding van Patrick Dewael (Open VLD), drong in haar eindverslag van juni vorig jaar aan op een gemeenschappelijke strategische sturing van de beide inlichtingendiensten. Sommige partijen drongen al aan op een samensmelting tussen Staatsveiligheid en Adiv. De kritische audit van het comité I zou die discussie opnieuw op de agenda kunnen plaatsen.

Bron » De Standaard

Zaak-Bende van Nijvel: Comité I ontving nog geen vraag om onderzoek te voeren

Het Comité I heeft tot dusver geen vraag gekregen van de overheden die het comité of zijn Dienst Enquêtes kunnen belasten met een gerechtelijk of een toezichtonderzoek. Dat zegt het comité woensdag, na de oproep van ex-leden voor een onderzoek door het Comité I naar wat de Staatsveiligheid wist over de Bende van Nijvel.

Het comité dat toezicht houdt op de inlichtingendiensten, zegt woensdag kennis te hebben genomen van de oproep van de voormalige voorzitter van het Comité I, Jean-Claude Delepière, en ex-comitélid Walter De Smedt in een gastbijdrage op de website van Apache.

“Tot op dit moment ontving het Comité geen vraag van de overheden die het Comité of zijn Dienst Enquêtes kunnen belasten met een gerechtelijk dan wel een toezichtonderzoek”, klinkt het woensdag.

Komt de vraag daartoe van de gerechtelijke overheden, zal de voorzitter van het comité overleg plegen met die gerechtelijke autoriteiten over de uitvoering van het onderzoek. Komt de vraag van het parlement of een bevoegd minister voor het openen van een toezichtonderzoek, zal het comité “ingaan op dit verzoek zoals bepaald door de wet op het toezicht”.

Bron » Het Nieuwsblad

‘Rol van staatsveiligheid in Bendedossier moet worden onderzocht’

Gewezen voorzitter van Comité I Jean-Claude Delepière en ex-comitélid Walter De Smedt willen dat het Comité I onderzoekt wat de Staatsveiligheid wist over de Bende van Nijvel.

Een nieuwe tip in het Bendedossier moet door het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden onderzocht. Dat schrijven gewezen voorzitter van het Comité I Jean-Claude Delepière en ex-comitélid Walter De Smedt in een gastbijdrage op Apache.

Jean-Claude Delepière, voormalig voorzitter van het Comité I en tot 2016 voorzitter van de antiwitwascel, en ex-lid van het Comité I Walter De Smedt willen dat het Comité I de rol van de Staatsveiligheid in het onderzoek naar de Bende van Nijvel onderzoekt.

Volgens een nieuwe tip die David Van de Steen, een slachtoffer van de Bende van Nijvel, binnenkreeg, zou een persoon binnen de Staatsveiligheid namelijk op de hoogte geweest zijn van de Bende-aanval op de Delhaize in Aalst.

“Een lid van de staatsveiligheid heeft tegen zijn zus en petekind gezegd dat ze niet naar de Delhaize mogen gaan”, vertelde Van de Steen aan VRT NWS. “In diezelfde week gebeurt de aanslag op Aalst. Dan lijkt het mij duidelijk dat de man op de hoogte was dat dit ging gebeuren.”

Deze nieuwe tip wijst er volgens de twee ex-leden van Comité I, voor het eerst op dat de Staatsveiligheid mogelijk meer wist. Vorige tips zoals over de vermoedelijke Reus en de ‘gouden tip’ over de bewaking van de Delhaize in Aalst die op bevel van Brussel werd opgeheven, wezen volgens Delepière en De Smedt al op een mogelijke betrokkenheid van de Rijkswacht.

Comité I

Delepière en De Smedt menen dat niet enkel het Federaal Parket in Brussel, dat onlangs het Bendedossier in handen kreeg, en de onderzoeksrechter in Charleroi deze nieuwe piste moeten onderzoeken, maar dat ook het Comité I een rol te spelen heeft in dit onderzoek.

“Het zou erg nuttig kunnen zijn indien het Comité I zijn onderzoek zou hernemen en zou nagaan of de nu gereveleerde piste naar waarheid is: wat wist de Staatsveiligheid en wat gebeurde er mee?” schrijven Delepière en De Smedt.

Volgens de ex-leden heeft het Comité I in het verleden al haar nut bewezen door het bestaan van een geheime cel bloot te leggen binnen de dienst die onderzoek deed naar extreemrechts en de mogelijke betrokkenheid van de “zwarte baron” Benoît de Bonvoison, zakenman en ex-politicus bij de PSC (nu cdh).

De nieuwe tip zou volgens hen kunnen bevestigen wat het Comité eerder al openbaarde: het bestaan van een geheime ploeg binnen de Staatsveiligheid die infiltreerde in extreemrechtse groeperingen.

Bron » Apache