Disfuncties bij inlichtingendiensten moeten worden onderzocht

De klacht van de gewezen inspecteur van de Staatsveiligheid, Nicolas Ullens de Schooten, kan niet afgedaan worden als een interpersoneel conflict. Uit de aan de klacht gevoegde stukken blijkt dat de inspecteur, als lid van de economische sectie, deed wat hij voor de bescherming van ons wetenschappelijk en economisch potentieel moest doen. De klacht moet dan ook ernstig worden onderzocht.

Ullens stelde nota’s op over de door hem verkregen inlichtingen die mogelijks wijzen op inmenging. Die inlichtingen zijn bovendien samenlopend met wat in drie andere, gerechtelijke onderzoeken, wordt onderzocht: de gerechtelijk onderzoeken over de mogelijke corruptie bij de verkoop van het Rijksadministratief Centrum in Brussel, over Kazachgate, en over het vrijgeven van op vraag van de VN in beslag genomen miljarden van de gewezen Libische dictator Kadafi.

Bovendien werd over de bedenkelijke wijze waarop de zogeheten afkoopwet tot stand kwam, een wet die toeliet schuld en boete af te kopen, ook een langdurig parlementair onderzoek gevoerd. De zogenaamde Kazachgate-commissie. Dat onderzoek wees uit dat de werking van de drie grondwettelijke machten ernstig en op het hoogste niveau werd ontwricht.

Verder en ernstig onderzoek

In de klacht van de inspecteur worden ook elementen aangereikt die grote vragen oproepen over de werking van de burgerlijke inlichtingendienst. Mede gezien de aangehouden strijd tegen het terrorisme, maar ook tegen de toenemende bedreigingen voor ons wetenschappelijk en economisch potentieel, dwingen de door Ullens aangegeven elementen tot verder en ernstig onderzoek.

In dat onderzoek moet het onderscheid gemaakt worden tussen de elementen die aanleiding kunnen geven tot het optreden van de gerechtelijke overheden en deze die betrekking hebben op mogelijke “disfuncties” in de werking van de inlichtingendienst.

Voor het eerste facet is het de bevoegdheid van het openbaar ministerie om uit te maken of de in de klacht aangegeven aanwijzingen, voor een goede rechtsbedeling, al dan niet samenlopend zijn met de feiten die de onderzoeksrechter onderzocht, zodat zij er moeten aan toegevoegd worden.

Voor de beoordeling van de mogelijke “disfuncties” in de werking van de Staatsveiligheid heeft de wetgever een eigen orgaan ter beschikking: het Vast Comité I. Met de eigen enquêtedienst kan het Comité I onderzoek doen en daarover rapporteren aan het parlement.

Ook hier is het de vraag of binnen het korte tijdsbestek afdoende onderzoek is gevoerd om het verslag dat in de Kazachgate-commissie werd gegeven voldoende te kunnen onderbouwen. Op welke elementen van onderzoek steunde het verslag van het Comité I dat besloot dat er geen aanwijzingen van inmenging waren?

Structureel probleem

Er is de zwaarwichtige verklaring van Nicolas Ullens de Schooten dat hij door een lid van de enquêtedienst werd bedreigd zodat hij zijn verklaring niet durfde te ondertekenen, wat alweer tot de beoordelingsbevoegdheid van de gerechtelijke overheden behoort.

In de klacht zitten echter ook elementen die als een structureel probleem kunnen worden bekeken. Die elementen kunnen aanzetten tot een onderzoek over de goede werking van de dienst. De Staatsveiligheid is immers een overheidsdienst die onder het gezag van de minister van Justitie staat, maar ook, via het Vast Comité I, onder toezicht van het parlement.

De benoeming en de bevordering van de leden van deze dienst en de verhouding tussen de hiërarchie en de agenten is geen willekeurige aangelegenheid, maar dient te gebeuren volgens de reglementaire voorschriften.

Indien de verklaringen van de inspecteur naar waarheid mochten zijn en er inderdaad sprake is van een onreglementaire plaatsing en toewijzing van meerdere bevelsfuncties door een minister die er geen gezag over heeft, en er daarenboven sprake kan zijn van inmenging, zijn dat elementen die snel en accuraat kunnen worden onderzocht. Los van alle andere gegevens.

De bezorgdheid voor zowel de goede werking van de Staatsveiligheid als van het Vast Comité I gaat gepaard met ernstige vragen over de werking van de andere inlichtingendienst, namelijk de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV). Ook over deze militaire inlichtingendienst kwamen ernstige aanwijzingen van “disfunctie” naar buiten.

Welk gevolg werd er gegeven aan de ernstige aanwijzingen van mogelijke spionage in de eigen dienst? Op welke wijze wordt getracht een oud zeer, de verscheiden opvatting tussen de burgerlijke en de militaire leden, die nu tot hoogspanning heeft geleid, in goede banen te leiden?

Samen met de lezing van wat nu, gestaafd met documenten, naar buiten komt over mogelijke disfuncties in de werking van verschillende overheidsdiensten in de veiligheidssector volgt een ernstige bezorgdheid over de slagkracht en de behoorlijke werking ervan. Dit alles kan daarom niet voor ongezien gehouden worden.

Deze vragen over de werking van deze diensten hebben ook betrekking op de afwending van wat ons het meest bedreigd. Dat is niet enkel het terrorisme dat de rechtsstaat ondermijnt, maar ook de aanslagen op ons wetenschappelijk en economisch potentieel, en zo ook de instandhouding van de welvaartsstaat.

De rechtsstaat en de welvaarsstaat zijn de twee grote geschenken die wij in de naoorlogse periode van onze voorgangers hebben gekregen. Die brengen wij nu met een steeds verder gaande slordigheid in gevaar.

Bron » Apache | Walter De Smedt

De Decker stapt dan toch uit MR

Hoewel hij het aanvankelijk allerminst van plan was, is Armand De Decker dan toch opgestapt als lid van de Mouvement Réformateur (MR). Dat bevestigt partijvoorzitter Olivier Chastel op Twitter.

‘Armand De Decker is niet langer lid van de MR. Ik heb net nota genomen van zijn ontslag’, meldt Chastel maandagmiddag op de socialenetwerksite Twitter.

Armand De Decker bleef er tot op heden nochtans bij dat hem niets te verwijten valt bij het tot stand komen van de wet op de verruimde minnelijke schikking. In een reactie op het nieuws dat hij in verdenking werd gesteld, wees hij erop dat de raadsheer in Bergen hem er niet van verdenkt dat hij het wetgevend proces zou beïnvloed hebben. ‘Dat blijkt uit de mededeling van het parket, net zoals de parlementaire commissie Kazachgate al eerder vaststelde dat ik de wet niet heb beïnvloed.’

Bronnen melden aan persagentschap Belga dat De Decker de partij verlaat uit ontgoocheling om de geringe steun die hij binnenskamers nog zou ervaren. Hij zou er ook gewezen hebben op het gebrek aan respect voor het vermoeden van onschuld en het werk dat hij tijdens zijn politieke carrière voor de liberale partij heeft verricht.

‘Hoe kan ik minister beïnvloeden?’

De Decker bleef ook ontkennen dat hij door ongeoorloofd politiek gelobby geprobeerd heeft een minnelijke schikking uit de brand te slepen voor de Oezbeekse miljardair Patokh Chodiev. Daar wordt hij door het gerecht wel officieel van verdacht.

‘Men verwijt mij dat ik een minnelijke schikking ben gaan vragen voor Chodiev aan de toenmalige minister van Justitie Stefaan de Clerck (CD&V). Maar hoe kan ik een minister beïnvloeden van wie ik weet dat het niet zijn bevoegdheid is een minnelijke schikking toe te kennen? Het enige wat ik heb gedaan – in mijn rol als advocaat van Chodiev – is vragen aan de minister hoe het zat met de vooruitgang van het wetsvoorstel op de verruimde minnelijke schikking. Niet meer, niet minder.’

Nog in Brussels Parlement

In zijn maandagmiddag gepubliceerde mededeling repte De Decker met geen woord over de eis van MR-voorzitter Oliver Chastel. Die vroeg vanochtend dat de Decker zich zou terugtrekken uit al zijn functies als politicus. De Decker zit vandaag nog in het Brussels Parlement en in de Ukkelse gemeenteraad.

Minder dan een uur na het verschijnen van De Deckers mededeling maakte Chastel via Twitter bekend dat de voormalige Senaatsvoorzitter dan toch uit de MR was gestapt.

Bron » De Standaard

MR-voorzitter vraagt De Decker ontslag te nemen

MR-voorzitter Olivier Chastel vraagt oud-Senaatsvoorzitter Armand De Decker ontslag te nemen uit al zijn mandaten, zoniet wordt De Decker uit de partij gezet. Chastel reageert daarmee op de inverdenkingstelling van de minister van Staat in het dossier Kazachgate.

Gerechtelijke bronnen bevestigden maandag aan De Standaard dat Minister van Staat en oud-senaatsvoorzitter Armand De Decker (MR) door het gerecht in Bergen in verdenking gesteld werd wegens ‘ongeoorloofde beïnvloeding’ in de Kazachgate-zaak.

De Decker zou 740.000 euro gekregen hebben van de miljardair Patokh Chodiev en diens zakenpartners om de wet op de verruimde minnelijke schikking op hun maat te laten goedkeuren.

Bron » De Standaard

Armand De Decker verdacht van corruptie in zaak Kazachgate

Minister van Staat en oud-senaatsvoorzitter Armand De Decker (MR) is door het gerecht in Bergen in verdenking gesteld wegens ‘ongeoorloofde beïnvloeding’ in de Kazachgate-zaak. Dat bevestigen gerechtelijke bronnen aan De Standaard.

Een raadsheer-onderzoeksrechter in Bergen meent dat er genoeg aanwijzingen zijn dat senator Armand De Decker (MR) in 2011 en 2012 aan ongeoorloofde politieke lobbying heeft gedaan om de wet op de verruimde minnelijke schikking te laten goedkeuren op maat van miljardair Patokh Chodiev en twee van diens zakenpartners.

De Decker kreeg voor zijn diensten 740.000 euro van Chodiev en co. Zelf blijft de oud-senator tot op vandaag beweren dat hij in de Kazachgate-zaak enkel heeft gewerkt als advocaat van Chodiev en dat de 740.000 euro zijn honorarium waren. Maar hij slaagde er dus niet in de speurders te overtuigen.

Olivier Delmarche, raadsheer bij het hof van beroep in Bergen, stelde Armand De Decker heel recent in verdenking wegens ‘ongeoorloofde beïnvloeding.’ Dat vernamen De Standaard, Mediapart, Le Soir, en Le Vif. ‘Ongeoorloofde beïnvloeding’ is een vorm van corruptie waarbij een ambtenaar ‘tegen betaling zijn invloed gebruikt om de overheid tot een handeling aan te zetten.’ In dit geval zou De Decker zijn politieke invloed hebben aangewend voor de belangen van Chodiev te dienen.

Dat De Decker in verdenking is gesteld, betekent dat hij op het eind van het onderzoek voor de raadkamer moet verschijnen. Die moet dan op haar beurt beslissen of hij naar de rechtbank wordt verwezen.

Bron » De Standaard

Hoge Raad voor Justitie: “Maak de afkoopwet transparanter”

Als iemand zijn of haar proces afkoopt, dan moet het publiek daar meer informatie over krijgen. Dat schrijft de Hoge Raad voor Justitie (HRJ) in een advies. De Raad wil onder meer dat de rechter bekend maakt hoeveel een verdachte betaald heeft. Minister van Justitie Geens (CD&V) zegt dat hij rekening houdt met het advies.

De wet op de verruimde minnelijke schikking, zoals de zogenaamde afkoopwet officieel heet, lag al vaker onder vuur. Politici spraken geregeld over klassenjustitie, waarbij rijke verdachten de kans kregen om hun proces af te kopen. Zeker bij grote ophefmakende zaken, zoals de processen tegen diamantbedrijf Omega Diamonds, holding Bois Sauvage of ondernemer Glenn Janssens, kwam er kritiek op de weinig transparante manier van werken.

Om die reden zette het Grondwettelijk Hof de wet in juni 2016 even on hold. Het Hof vond dat de rechter te veel buitenspel werd gezet, en dat die eigenlijk meer controle zou moeten krijgen over afgekochte zaken.

Daarnaast kwam er de laatste maanden veel kritiek op de manier waarop de wet tot stand was gekomen. Die zou zonder veel discussie door het parlement gejaagd zijn, op vraag van de Oezbeekse zakenman Chodiev. Die gang van zaken wordt nog onderzocht.

“Een goed instrument, als het goed gebruikt wordt”

Toch is de Hoge Raad voor Justitie niet tegen de wet. “Het kan een goed instrument zijn voor een rechtvaardig strafrechtelijk beleid,” zegt Christian Denoyelle van de HRJ, “maar dan moet het wel op de juiste manier toegepast worden. Het mag alleszins niet zo zijn dat het openbaar ministerie steevast de minnelijke schikking toepast omdat er capaciteitsproblemen zijn bij politie of justitie.”

De HRJ vraagt wel meer transparantie. “Het parket moet motiveren waarom het iemand de kans biedt om een minnelijke schikking te betalen. Daarnaast zou de zitting van de rechtbank én het vonnis openbaar moeten zijn.” Nu verloopt alles achter gesloten deuren, en moet iedereen het bedrag van de minnelijke schikking geheim houden. Om het vertrouwen van de burger te herwinnen, vragen we het parlement om het wetsontwerp nog te verbeteren”, besluit Denoyelle.

Minister van Justitie Geens zegt dat het nieuwe wetsontwerp voor de afkoopwet intussen in het parlement behandeld wordt, en dat het advies van de HRJ er al in opgenomen is.

Bron » VRT Nieuws