Wie gelooft de leugendetector nog? Deze drie technieken zijn betrouwbaarder (maar niet perfect)

Kijkers van De mol ondervinden elke zondagavond hoe lastig het is om te achterhalen of iemand liegt. Op zoek naar een beter alternatief dan de omstreden polygraaf letten wetenschappers alvast op drie opvallende eigenschappen van leugenaars.

Eigenschap 1: leugenaars zijn gestrest

Een zwetende verdachte die via talloze sensoren en draden verbonden is met een mysterieuze machine, dat is het clichébeeld van een leugendetector: de polygraaf. Een polygraaf meet de lichamelijke reactie van een verdachte tijdens een verhoor. Veranderingen in ademhaling, bloeddruk en zweetsecretie kunnen wijzen op stress.

Ondervragers gebruiken de polygraaf onder meer in de zogeheten controlevragentest. Een examinator stelt dan delictvragen (heb je de moord gepleegd?) en controlevragen (heb je in de afgelopen vijf jaar iemand pijn gedaan?). Het idee is dat daders gestrester reageren op delictvragen omdat ze liegen als ze die ontkennen. Onschuldige verdachten kunnen de delictvragen terecht met nee beantwoorden. Daarom maken zij zich meer zorgen om de controlevragen en reageren daar heftiger op.

De praktijk is weerbarstiger. Gershon Ben-Shakhar is emeritus hoogleraar psychologie aan de Hebrew University of Jerusalem en wijdde zijn carrière aan de polygraaf. Volgens hem is het lastig om geschikte controlevragen te bedenken. Daardoor schrikken niet alleen daders, maar ook onschuldige verdachten vooral van delictvragen. Zo kunnen zij onterecht als leugenachtig uit de test komen.

Ben-Shakhar noemt de controlevragentest ‘zeer problematisch’ en ‘niet wetenschappelijk onderbouwd’. Toch wordt de techniek veelvuldig toegepast, onder meer in de Verenigde Staten, Canada en Israël. Ook dicht bij huis nam de Belgische politie tot de coronapandemie elk jaar honderden verhoren af met de controlevragentest.

Ook de Japanse politie gebruikt de polygraaf, maar dan op een andere manier. Verdachten krijgen meerkeuzevragen voorgeschoteld over het misdrijf. Bijvoorbeeld: hoe heb je de moord gepleegd? Met een mes, een pistool, een hamer of een touw? Omdat mensen lichamelijk reageren op bekende informatie geeft de test aan of een verdachte daderkennis heeft.

Deze zogeheten verborgeninformatietest is gestoeld op een belangrijke aanname: dat onschuldige verdachten geen daderkennis hebben. Het grootste risico voor de test is dan ook het uitlekken van informatie over het misdrijf, bijvoorbeeld via de media.

Volgens Ben-Shakhar is dat geen onoverkomelijk probleem. Uit recent onderzoek van zijn groep blijkt dat je dit kunt oplossen door gedetailleerdere vragen te stellen. Dus niet: heb je de moord gepleegd met een mes of een pistool? Maar wel: heb je een broodmes of een schilmes gebruikt?

De verborgeninformatietest is onder wetenschappers breder geaccepteerd dan de controlevragentest. Het grote voordeel is dat de verborgeninformatietest bescherming biedt aan onschuldige verdachten. De kans is klein dat zij per toeval een sterke lichamelijke reactie vertonen op het juiste antwoord van alle vragen.

Universitair docent forensische psychologie aan de Universiteit Maastricht Ewout Meijer beaamt dit. “Net als de controlevragentest heeft de verborgeninformatietest een foutmarge, maar die zit aan de andere kant: de test beschuldigt minder onschuldige verdachten, maar mist meer daders. Dat is beter, want in het Nederlandse strafrecht hebben we liever tien daders vrij dan één onschuldige in de gevangenis.”

Eigenschap 2: leugenaars bewegen (waarschijnlijk) meer

De polygraaf is al een eeuw oud. Hebben wetenschappers in die tijd niets beters bedacht? Zeker wel, zegt Sophie van der Zee, die aan de Erasmus Universiteit onderzoek doet naar de lichaamsbeweging van leugenaars. Volgens de universitair docent is het automatisch analyseren van lichaamsbeweging een potentieel betere manier om leugens te ontmaskeren dan de polygraaf. Een polygraaf meet namelijk alleen stress, maar negatieve emoties, waaronder stress, zijn slechts een van de redenen waarom leugenaars zich anders gedragen dan mensen die de waarheid spreken.

Er zijn nog twee manieren waarop liegen een indirecte invloed heeft op ons gedrag. Liegen is moeilijker dan de waarheid vertellen, waardoor leugenaars meer automatisch gedrag vertonen. Een voorbeeld daarvan is spiegelgedrag: leugenaars kopiëren meer bewegingen van hun gesprekspartner dan mensen die de waarheid spreken. Daarnaast passen leugenaars hun gedrag bewust aan om eerlijk over te komen. Veel mensen denken bijvoorbeeld dat leugenaars wegkijken van hun gesprekspartner. Daarom doen leugenaars in werkelijkheid vaak het omgekeerde: ze maken zoveel oogcontact dat het onnatuurlijk wordt.

Alle drie de factoren beïnvloeden lichaamsbeweging. Daarom kun je er in theorie beter leugens mee opsporen dan met de polygraaf.

Andere experts zijn terughoudend als het gaat om het ontrafelen van leugens door te kijken naar lichaamstaal. Volgens Ewout Meijer leverde decennia aan onderzoek naar non-verbaal gedrag teleurstellend weinig op. Om diezelfde reden is ook Bruno Verschuere, universitair hoofddocent forensische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, ‘heel sceptisch’.

Voor Van der Zee was de wetenschappelijke consensus dat lichaamsbeweging niets zegt over leugenachtig gedrag juist een motivatie om het bestaande onderzoek tegen het licht te houden. Ze besefte dat de bestaande conclusies gebaseerd waren op handmatige analyses van videobeelden. “Op die manier laat je veel informatie weg, bijvoorbeeld kleine bewegingen en informatie over de richting en snelheid van bewegingen. Ik was jong en enthousiast en vond dat het beter kon.”

De onderzoeker ontwikkelde een preciezere methode om lichaamsbeweging in kaart te brengen. Ze trok liegende en de waarheid sprekende mensen een ‘full body motion capture suit’ aan: een elastisch pak vol sensoren op gewrichten en ledematen die zelfs de subtielste bewegingen nauwkeurig vastleggen.

Het onderzoek met die pakken heeft Van der Zee ervan overtuigd dat de hoeveelheid lichaamsbeweging wel degelijk iets zegt over leugenachtig gedrag. “Wij zien dat vier op de vijf mensen over hun hele lichaam meer bewegen als ze liegen dan als ze de waarheid spreken. Een op de vijf mensen beweegt juist minder als die liegt dan als die de waarheid spreekt.”

Ook wanneer mensen het geheim van de leugendetector kennen, blijven de resultaten overeind. In een recent herhaalexperiment vertelde Van der Zee haar proefpersonen van tevoren dat leugenaars vaak meer bewegen dan mensen die de waarheid spreken. Het gevolg: leugenaars gooiden hun gedrag om en gingen expres weinig bewegen. Maar dat deden ze zo overdreven dat onderzoekers hen alsnog relatief vaak konden herkennen als leugenaar.

De vertaalslag van het laboratorium naar de praktijk is lastig. Leugenaars bewogen volgens de sensoren weliswaar meer dan mensen die de waarheid spraken, maar Van der Zee kon dat verschil niet terugzien in de videobeelden. Waarschijnlijk gaat het om kleine bewegingen, maar het is ondoenlijk om iedereen een pak aan te trekken om die bewegingen te meten. Daarnaast moeten onderzoekers in andere laboratoria de Rotterdamse studie nog herhalen om te kijken hoe solide de resultaten zijn.

Eigenschap 3: leugenaars vertellen minder details

Hoe kun je er dan achterkomen of je gesprekspartner liegt? Simpel, volgens universitair hoofddocent Bruno Verschuere. Leugenaars zijn volgens deze psycholoog te ontmaskeren door te letten op de hoeveelheid details in hun verhaal.

In samenwerking met Ewout Meijer voerde Verschuere een reeks experimenten uit. Proefpersonen moesten ofwel een tentamen ‘stelen’ ofwel een onschuldig rondje lopen op de universiteitscampus. Bij terugkomst vertelden de onderzoekers aan de proefpersonen dat ze verdacht werden van een diefstal. Na een ondervraging van de proefpersonen beoordeelde een tweede groep proefpersonen wie van hen de waarheid sprak.

Wat bleek: proefpersonen die de verklaringen beoordeelden op de mate van detail waren het best in staat om leugens en waarheden uit elkaar te houden. Dat deden ze beter dan proefpersonen die geen instructies kregen en zelfs beter dan proefpersonen die naar de mate van detail én andere signalen keken.

Het succes van de methode valt te verklaren vanuit het leugenaarsdilemma. Aan de ene kant beseffen leugenaars dat ze met details moeten komen om geloofwaardig over te komen. Aan de andere kant weten ze ook dat hoe meer details ze verzinnen, hoe groter de kans is dat ze in de knoop komen en dus door de mand vallen.

Tot nu toe was de focus te veel gericht op het combineren van verbale aanwijzingen die leugenaars kunnen ontmaskeren, stelt Verschuere. Onderzoekers letten dan bijvoorbeeld op consistentie, emotie én plausibiliteit van een verhaal.

Aan die traditionele methode zitten haken en ogen. Zo vinden mensen het lastig om op meerdere signalen tegelijkertijd te letten. Signalen komen niet altijd met elkaar overeen, dus wat te denken als iemand wel een plausibel verhaal vertelt, maar het verhaal niet consistent is?

Daarnaast hebben de meeste verbale signalen een zwak effect of zijn ze slechts in een paar studies gevonden. “De mate van detail is het enige signaal dat een robuuste analyse over vele studies overleeft”, stelt Meijer.

Van de drie leugendetectiemethodes is het beoordelen van de mate van detail het makkelijkst toe te passen in de praktijk. “Als iemand een vaag verhaal vertelt, moet dat een signaal zijn om door te vragen”, licht Verschuere toe. “Als iemand dan nog niet met details komt, is dat wel een teken dat er iets aan de hand is.”

Toch is ook deze manier van leugens spotten niet zaligmakend. De proefpersonen van Verschuere maakten in zes tot acht van de tien verklaringen een correct onderscheid tussen leugen of waarheid. De aanpak werkt dus beter dan het opgooien van een muntje. Tegelijkertijd is de foutmarge nog te groot om bijvoorbeeld met zekerheid moordenaars en onschuldigen aan te wijzen.

Hetzelfde geldt voor de polygraaf en het meten van lichaamsbeweging. Beide methoden scoren beter dan het toeval, maar ze zijn verre van perfect.

Alle benaderde leugenexperts benadrukken: een leugendetector met 100 procent nauwkeurigheid is niet mogelijk, alleen al omdat er zoveel soorten leugens zijn. Leugenaars kunnen een beetje overdrijven, belangrijke informatie achterhouden of een totaal onzinverhaal vertellen.

Bron » De Morgen

Vier ongemakkelijke waarheden over de leugendetector

België is het enige West-Europese land dat de leugendetector gebruikt in gerechtelijke procedures. De politie verdedigt de test met vuur, experts kraken haar af. ‘Het Belgische gebruik van de polygraaftest is pseudowetenschappelijk.’

‘De sfeer in de regering is momenteel goed’, zegt minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) lachend. Meent hij het? Gezien hij net aan de leugendetector of polygraaf hangt, weten we het zo. ‘De waarheid’, zegt polygrafist Gregorio Cornelis. Dat is een leugentje om bestwil: op basis van één vraag kan de polygrafist niet achterhalen of iemand liegt.

Van Quickenborne bracht gisteren een bezoekje aan de federale gerechtelijke politie waar de tests plaatsvinden. In een nieuwe ­rondzendbrief zet hij de puntjes op de i over het gebruik ervan. Op­merkelijk is dat geen enkel ander West-Europees land de test gebruikt. ‘Dat is omdat wij slimmer zijn’, grapt polygrafist Kurt ­Devilder. Is dat echt zo? Of gaan we als enige land de mist in door een onbetrouwbare test te gebruiken?

De test is te omzeilen

De test maakt gebruik van de techniek van de vergelijkende vraag. Er worden twee types ja/nee-vragen voorgelegd. Het ene type omvat de relevante vraag: heeft iemand het misdrijf begaan? Het andere type is een controlevraag. Bij seksuele misdrijven is dat bijvoorbeeld: vond je het ooit nodig om te liegen over een seksuele activiteit? Wie onschuldig is, krijgt meer stress van die laatste vraag. Wie schuldig is, reageert sterker op de relevante vraag. Althans, dat is de theorie. De reactie wordt gemeten met sensoren. Ze registreren bloeddruk, hartslag, bloedvolume, adem­haling en zweetafscheiding.

Die sensoren flakkeren niet ­alleen op wanneer je een leugen vertelt. Je kunt de reactie nabootsen door tijdens de vraag aan iets ­anders te denken, op je tong te bijten of je sluitspier op te spannen. Wil je de test omzeilen, dan doe je dat bij de controlevragen zodat je daar sterker op reageert (zoals bij onschuldige mensen het geval is).

De test valt te manipuleren, zo blijkt uit onderzoek. Maar poly­grafisten kunnen misleidende ­gedragingen onderscheppen. ­‘Onze stoel meet ook bewegingen, op het zitvlak en de leuning’, zegt ­Cornelis. Hij stelt vast dat ook doorwinterde leugenaars falen. Zo was het oordeel na de test van ­Abdallah Ait-Oud, die Stacy en ­Nathalie vermoordde: ‘leugen­achtig’. Dat was ook zo bij seriemoordenaar Ronald Janssen.

Volgens Bruno Verschuere, professor forensische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, blijkt uit de literatuur dat de kans klein is dat de polygrafist een schuldige onterecht bestempelt als ‘niet leugenachtig’. Die kans ­bedraagt 1 tot 13 procent.

De leugendetector levert ­resultaat op …

Er zijn talloze voorbeelden waarbij de leugendetector geleid heeft tot een doorbraak of een bekentenis. In 2019 werden 271 tests afgenomen. 33 leidden tot een bekentenis. ‘Dat is niet per se omdat de test zelf het bij het rechte eind heeft’, zegt Verschuere. ‘Het werkt ook intimiderend. ­Sommige mensen gaan al door de knieën nog voor het apparaat aangeschakeld wordt.’

De politie benadrukt dat de grootste winst niet ligt in het uitlokken van bekentenissen. ‘Zoals de Canadezen, van wie we opleiding krijgen, zeggen: we doen het voor de onschuldigen’, zegt Devilder. ‘In 65 procent van de tests wordt de waarheid gesproken. Vaak worden mensen heel emotioneel wanneer blijkt dat hun onschuld eindelijk geloofd wordt.’

… maar ten koste van ­onschuldige burgers

Die successen hebben een schaduwzijde. De polygrafist bestempelt een onschuldige soms als leugenachtig. ‘Als de vraag gesteld wordt: “Heb je je partner vermoord?”, is het niet moeilijk om je in te beelden dat ook wie het niet gedaan heeft een sterke reactie vertoont’, zegt Verschuere.

De test biedt onschuldigen slechts een matige bescherming, stelt Verschuere vast. De kans op een valspositief resultaat bedraagt 10 tot 23 procent, blijkt uit de literatuur. Als van de 500 mensen die normaal jaarlijks getest worden twee op de drie onschuldig is, dan krijgen jaarlijks 33 tot 76 mensen onterecht het etiket ‘leugenachtig’.

‘Dat is de nachtmerrie van elke polygrafist’, zegt Devilder. Maar hij wijst erop dat de test nooit kan ­gelden als enige bewijs. Volgens Cornelis is de test erg accuraat. ‘Uit honderden gepeerreviewde artikels blijkt dat de betrouwbaarheid tussen de 92 en 98 procent ligt.’

Verschuere fronst de wenkbrauwen. ‘Polygrafie is ook een industrie, die er geen baat bij heeft om politieagenten kritisch op te leiden. Ze praten de verkopers na, die schermen met de meest gunstige studies.’ Een recente overzichtsstudie is erg kritisch voor de gepubliceerde studies. De auteurs concluderen dat de wetenschappelijke basis voor de leugendetector zwak is en de studies van ­lage kwaliteit.

De expert zou het nooit doen, de minister twijfelt

Niemand kan verplicht aan de ­leugendetector gelegd worden. Dus wat als u voor de keuze gesteld wordt? ‘Als ik onschuldig was, en het is een goede polygrafist, dan zou ik het doen’, zegt polygrafist Cornelis. ‘Maar als ik schuldig was? Dan zou ik wel zot zijn.’

Verschuere zou het niet doen, en al zeker niet als hij onschuldig was. De test gaat immers vaker in de fout bij onschuldigen. En de minister? We krijgen geen ja of nee. ‘Goeie vraag. Dan moet je alle scenario’s op een rij zetten. Als je onschuldig bent, biedt het toch een kans om je onschuld te bewijzen.’

Bron » De Standaard

Een leugendetector vindt geen leugens, ook al mag het van de wet

Het gebruik van de polygraaf (of leugendetector) in politieonderzoeken wordt ingeschreven in de wet. Psychologen én advocaten krijgen er meetbare rillingen van.

De Kamer van Volksvertegenwoordigers buigt zich vandaag normaal gezien over een wetsvoorstel dat de polygraaf wettelijk moet regelen. Het wetsvoorstel passeerde al de bevoegde commissie, naar alle waarschijnlijkheid wordt het ook plenair goedgekeurd.

‘Dit wetsvoorstel is een schande’, fulmineerde UGent-psycholoog Wouter Duyck in een tweet toen het voorstel in de commissie werd behandeld. ‘In élke opleiding psychologie wordt de leugendetector gedoceerd als kwakzalverij. We zullen er dit wetsvoorstel aan toevoegen.’

Deze namiddag was Duyck niet beschikbaar voor bijkomende commentaar, maar in zijn post van vorige week verwijst hij naar een publicatie van de American Psychological Association uit 2004. Dat plaatst grote vraagtekens bij de accuraatheid van ‘het populaire culturele icoon, met de polygraafpen die wild heen en weer schiet op een bewegend papier als makkelijk te herkennen symbool’.

De essentie van de kritiek is dat de leugendetector geen leugens opspoort. De test meet fysiologische reacties: hartslag, bloeddruk, ademhaling en huidgeleiding. Maar omdat iedereen anders reageert wanneer hij of zij liegt, zeggen die fysiologische reacties weinig. ‘Een eerlijk persoon kan nerveus zijn als hij eerlijk antwoordt en een oneerlijke persoon is misschien niet angstig.’

Het probleem is dat er bij polygraaftests nooit een ‘placebotest’ is uitgevoerd, waarbij wordt getest wat het effect ervan is bij iemand die gewoon gelooft in de werking van de test. ‘Proefpersonen die geloven dat de test werkt en dat leugens dus worden gedetecteerd, kunnen bekennen of zullen zeer angstig zijn als ze worden ondervraagd’, stellen de Amerikaanse psychologen. ‘Als dat zo is, kan de leugendetector beter een angstdetector worden genoemd.’ De controlevragen die tijdens zo’n test worden gebruikt, zouden bovendien zelfs een averechts effect hebben. ‘Er is weinig basis voor de waarde van polygraaftesten’, luidt de conclusie.

Vermoeden van onschuld

Open VLD-Kamerlid Katja Gabriëls, die samen met Egbert Lachaert en Goedele Liekens het voorstel indiende, is zich bewust van de beperkingen van de leugendetector. ‘Die is enkel bedoeld als ondersteunend element in een dossier’, zegt Gabriëls. ‘Het kan nooit het enige bewijsmiddel zijn. Er zijn overigens maar weinig elementen in een strafzaak die honderd procent sluitend zijn. Denk maar aan verslagen van psychiaters of pathologen. Zelfs DNA is dat niet. Het doel van de polygraaf kan ook zijn om een bekentenis te verkrijgen. In zedenzaken heeft het zijn nut al bewezen.’

Gabriëls en haar collega’s goten het gebruik van de polygraaf in wettelijke regels omdat politie, toezichthouder Comité P en het gerecht daarvoor vragende partij zijn. Belgische politiediensten gebruiken de polygraaf al jaren, al is daar geen echt juridisch kader voor. ‘Het gebeurt op basis van omzendbrieven’, zegt Gabriëls. ‘Ons voorstel biedt hen rechtszekerheid.’

In 2018 leidden testen met de polygraaf tot 28 bekentenissen. Datzelfde jaar werden 309 zulke testen uitgevoerd, blijkt uit het jongste jaarverslag van de federale politie. Meestal gaat het om zedenzaken. De polygrafisten zelf hameren er ook op dat het slechts een hulpmiddel is voor het onderzoek.

‘Toch is het hoogst onzeker of de bevindingen (van de leugendetector, red.) niet onbewust een grote rol spelen bij de beslissing van de rechter, laat staan het oordeel van een lekenjury beïnvloeden’, reageert de Orde van Vlaamse Balies op de wettelijke regels. ‘Hetzelfde geldt voor wanneer iemand weigert om deel te nemen aan de test. Hoewel daaraan “geen enkel rechtsgevolg kan worden verbonden”, is het nog maar de vraag of dat vermoeden van onschuld in de praktijk gegarandeerd kan worden.’

Bron » De Standaard | Nikolas Vanhecke

Liegt iemand of niet? Vijf vragen en antwoorden over de leugendetector

Vandaag beslist de raadkamer of ze ingaat op de vraag van Alexandru C., de hoofdverdachte van de moord op Sofie Muylle, om aan een leugendetector onderworpen te worden. Hij wil zo zijn onschuld aantonen. Maar hoe werkt zo’n leugendetectietest? En kunnen we voortgaan op de resultaten? Vijf vragen en antwoorden.

1. Hoe werkt de leugendetector?

“Een grote misvatting is dat een leugendetector leugens detecteert”, vertelt Emma Jaspaert, postdoctoraal onderzoeker aan het Leuvens Instituut voor Criminologie. Wat de test wél doet, is de fysiologische reacties op vragen meten. “Een lichaam reageert onbewust op die vragen via de hartslag, de bloeddruk, de transpiratie, de ademhaling en het bloedvolume. Met een leugendetectietest gaat men na op welke vragen er verhoogde lichamelijke activiteit is.”

De meest gebruikte test in België is de controlevragentest, waarin relevante vragen – dus misdrijfgerelateerde vragen – afgewogen worden tegen controlevragen, waarvan men verwacht dat er een soort stressreactie zal ontstaan. “Voorbeelden van zo’n controlevragen zijn: “Heeft u ooit iemand gekwetst? Heeft u ooit iets weggenomen?” Men verwacht bij iedereen – als ze heel eerlijk zijn – dat dat al gebeurd is.” Verwacht wordt dat het stressniveau van onschuldige personen bij controlevragen sterk zal toenemen, terwijl de relevante vragen minder reactie zullen uitlokken. Bij schuldige mensen zal het net omgekeerd zijn.

Een polygraaftest bestaat uit verschillende delen: een pre-test die twee tot drie uur duurt en waar de werking van de polygraaf en het doel uitgelegd wordt, gekeken wordt naar de medische achtergrond en gevraagd wordt naar de toestemming van de verdachte. Ook worden de vragen samen met de verdachte overlopen. De echte test neemt vervolgens maar twintig tot dertig minuten in beslag. De uitslag van de test? Waarachtig, leugenachtig of onbeslist.

2. Hoe vaak gebeurt zo’n test? Kan de test doorslaggevend zijn als bewijsmateriaal?

De dienst polygrafie van de federale politie blijkt drukbezet te zijn. In 2007 werden zo’n 330 zaken op 11 maanden behandeld. “Veel zaken gaan over beschuldigingen tijdens vechtscheidingen, waarin partners elkaar zwartmaken en beschuldigen van bijvoorbeeld misbruik. De polygraaf wordt dan ingezet, maar meestal is het resultaat waarachtig. Dan worden die zaken verder niet onderzocht.”

Belangrijk om te weten is dat een verdachte altijd zelf toestemming moet geven voor zo’n leugendetectietest op meerdere momenten én dat de test op elk moment gestopt kan worden. “Het eindresultaat zal dan “afgebroken” zijn, er wordt dus geen uitspraak gedaan over de waarachtigheid of leugenachtigheid.”

De uitslag kan gebruikt worden in de rechtbank, maar alleen als hulpbewijs, benadrukt Jaspaert. “Eigenlijk moet je het bekijken als een speciaal verhoor aan een machine. De informatie kan wijzen op bepaalde zaken, maar is niet voldoende om iemand als schuldig aan te duiden.” Wel is het zo dat schuldige verdachten vaak tijdens het verloop van de test bekennen. “Dus het helpt zeker om bepaalde zaken op te lossen.”

3. Kan een verdachte de test omzeilen?

Volgens Jaspaert gaat het bij de test om reacties die je zelf weinig in de hand hebt, maar bestaan er wel tegenmaatregelen. “Je kan reacties uitlokken. Een voorbeeld? Een naaldje in je schoen steken, de vuisten heel hard ballen. Vaak zitten er ook fabeltjes tussen: medicatie helpt bijvoorbeeld niet. Als resultaat krijg je dan wel vaak “onbeslist”. Je ziet dat er iets mis is met de test.”

4. Hoe betrouwbaar is de test?

De test met de controlevragen is volgens Jaspaert niet altijd even betrouwbaar. Vooral vals positieven zijn een probleem, benadrukt ze. “Uit internationaal onderzoek blijkt dat bij schuldige verdachten ongeveer acht op de tien onder hen effectief als schuldig uit de test komt. Bij de onschuldige verdachten komt echter minstens één à twee op de tien als schuldig uit de test. Zij worden dus valselijk als schuldig bestempeld, vaak van zeer ernstige misdrijven.” De gevolgen hiervan zijn verregaand: zelfs als ze uiteindelijk worden vrijgesproken, zullen ze moeten leven met de twijfel die rond hun onschuld blijft hangen. Volgens Jaspaert hét grootste bewijs dat de polygraaf geen leugens detecteert.

Dit is meteen ook de grote zwakte van de controlevragentest. “Als iemand als schuldig uit de test komt, kan het zijn dat men er té veel waarde aan hecht. Men houdt er dan soms geen rekening mee dat het mogelijk niet juist is, wat de rest van het onderzoek kan beïnvloeden. Men gaat bijvoorbeeld de verdachte met meer druk ondervragen, of men gaat misschien proberen om tot bekentenissen over te gaan. Alternatieve pistes kunnen dan minder onderzocht worden met als gevolg dat het onderzoek te snel afgesloten wordt en de conclusie luidt dat de persoon schuldig is omdat de test dat zo aangetoond heeft.”

5. Zijn er alternatieven?

Het antwoord? “Ja.” In België wordt naast de controlevragentest ook de verborgen informatietest gebruikt. Die test is ook een polygraaftest, maar het vragenmechanisme is anders. Een verdachte krijgt bij elke vraag vijf antwoorden als optie. Een voorbeeld? Als de vraag is: “Met welk moordwapen is deze persoon vermoord?”, dan zijn de vijf opties: “een mes, een geweer, een touw, een bijl en een kussen.” Daarbij wordt er gekeken of de fysiologische reactie op één van de opties verhoogd is. Als dat zo is, wijst dat op het feit dat die persoon mogelijk voorkennis heeft van het misdrijf. Kennis die een onschuldige niet heeft.

Volgens Jaspaert is de kans op vals positieven bij zo’n test veel kleiner. “Het probleem is echter dat er geen voorkennis aanwezig mag zijn die op een andere manier verworven is. Als de zaak bijvoorbeeld al in de media is geweest, of als de verdachte al eerder verhoren heeft gehad waarbij de politie informatie heeft gegeven, werkt dit niet. De herkenningsreactie is er dan, omdat hij informatie bezit via een ander kanaal.” En ook hier geldt weer dat deze test niets zegt over schuld of leugen.

Bron » VRT Nieuws

Aan deze kenmerken herken je een leugenaar

Van iemand die liegt wordt vaak gedacht dat hij wat aarzelend praat en vooral oogcontact vermijdt. Recent onderzoek toont nu het tegendeel aan. Op basis van nieuw ontwikkelde leugendetectie-software, concludeerden onderzoekers dat leugenaars net heel zelfzeker praten en veel oogcontact maken.

De onderzoekers van de universiteit van Michigan ontwikkelden software die de traditionele leugendetector in de toekomst zou kunnen vervangen. Met dit programma hoef je de persoon in kwestie niet aan te raken om te analyseren of hij of zij liegt, maar kan je dit van op een afstand bepalen. De software identificeerde in 75% van de gevallen een leugenaar juist, waar dit bij een klassieke leugendetector slechts 50% is.

Op basis van experimenten met de software, konden de wetenschappers kenmerken van leugenaars herkennen. Zo ontdekten ze dat mensen die liegen drie keer zoveel fronsen of grijnzen, eerder dan een neutraal ontspannen gezicht opzetten. Leugenaars hebben ook meer de neiging om oogcontact te maken met de persoon die hen vragen stelt, gebruiken hun beide handen om dingen uit te beelden en maken veel gebruik van woorden die een afstand creëren, zoals “hij” of “zij”, eerder dan “ik” en “wij”. Ook praten ze erg zelfzeker en zonder aarzeling.

“Mensen zijn slechte leugendetectoren,” zegt Dr. Rada Mihalcea, professor computerwetenschap en hoofdonderzoeker van het project. “Het is niet iets waar we van nature goed in zijn. Er zijn bepaalde dingen die leugenaars onbewust doen, maar wij letten er niet genoeg op om ze te kunnen oppikken. Zo tellen we nooit hoe vaak mensen ‘ik’ gebruiken bijvoorbeeld. Wij focussen in een gesprek op een hoger niveau van communicatie.”

Vandaar dat zo’n vernieuwde leugentest erg handig kan zijn. De onderzoekers hopen snel fysiologische signalen aan de test te kunnen toevoegen, zoals hartslag, ademhaling en schommelingen in lichaamstemperatuur. Zo zou deze leugentest op termijn kunnen ingeschakeld worden bij beklaagden in de rechtbank, zonder een machine te moeten gebruiken waar je het lichaam aan moet vastmaken.

Bron » De Morgen