Interview Anne Beeckman: “Ik had een stempel: bitch”

Anne Beeckman (61) was een van de eerste vrouwelijke rechercheurs in België. Ze begon in de loden jaren 80. ‘Ik werd er vaak bij geroepen als een zaak in het slop zat.’ Portret van een flik en een tijd.

Ze spreekt voor het eerst met een journalist. Na veertig jaar dienst, aan de vooravond van haar pensioen. Behoedzaam wijst ze naar mijn telefoon. ‘Je neemt dat op? Dit is toch voor jezelf? Je gaat dit toch wissen?’ Ik moet het twee keer beloven.

‘Beroepsmisvorming’, excuseert ze zich naderhand, het ijs half ontdooid. Een foto bij het artikel stelde ze eerst al helemaal niet op prijs. Ze is toch zeker Sarah Lund of Saga Norén niet? ‘Moet mijn gezicht daar echt op? Neem je niet beter een foto van de affiche die Nicole Van Goethem tekende voor het allereerste congres van de Belgische politievrouwen in 1994?’

Ze trok altijd al mee aan die kar. ­Redigeerde in 2002 met twee mannelijke coauteurs, onder wie de progressieve criminoloog Lode Van Outrive, het boek Gender en politie. ‘Weet je wat een van de vele redenen is waarom het zo lang duurde voor er meer politievrouwen waren? Toen ik bij de gerechtelijke politie begon, moesten we nog dezelfde sportproeven afleggen als de mannen. Daardoor alleen al vielen veel vrouwen af.’

In 1982 sprong ze toch over de fysieke­ lat. Een beetje de Marianne Vos ­onder de flikken? Ze schudt het hoofd. ‘Ik heb het eerder te danken aan een duwtje in de rug van de man die de proeven superviseerde, Roger Moens (veertienvoudig Belgisch kampioen sprint en lange afstand, later commissaris-generaal bij de gerechtelijke politie, red). Je moest onder meer 3,60 meter ver springen­. Roger heeft de lat stilzwijgend gelegd op de plek waar ik afzette, zodat ik toch aan die 3,60 kwam.’

‘Belangrijker dan een goede fysiek, is dit hier.’ Ze wijst naar haar hoofd. Ze studeerde criminologie. De professor die haar had aangespoord om bij de ­politie te gaan, Patrick Hebberecht, vroeg haar na twee jaar actieve dienst om voor de studenten te komen praten over beroepsmogelijkheden. ‘Ik zei dat ik niet wist wat voor velen bij de politie nu het ergste was, dat ik een vrouw was of dat ik criminoloog was. (lacht) De lat lag niet altijd even hoog om bij de politie­ te komen. Naderhand zijn de toegangsvoorwaarden verstrengd en moest je voor de gerechtelijke politie minstens een diploma van niet-universitair hoger onderwijs hebben. Dat heeft er ook toe geleid dat er meer vrouwen kwamen­. (knipoog) Vrouwen waren nu eenmaal betere studenten.’

Niet dat ze zich beter achtte dan de rest, man of vrouw. ‘In die tijd zat de ­gerechtelijke politie niet in het politiekantoor, maar in het justitiepaleis bij het parket. Het gebeurde weleens dat we chauffeur moesten spelen voor een magi­straat, of het justitiepaleis ’s nachts moesten bewaken omdat de conciërge met vakantie was. De job kwam met voor- en nadelen.’

Mossel

Pas in 1978 verscheen de wet op de gelijke toegang voor mannen en vrouwen tot het openbaar ambt in het Staatsblad. Het resultaat na het eerste, in 1980 ge­organiseerde examen voor wat toen nog bekendstond als de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (GPP)? ‘Enkele vrouwen op meer dan duizend mannen. Bij de jeugdpolitie had je wel al meer vrouwen. Ik nam deel aan de examens voor de tweede lichting in 1981.’

In maart van dit jaar tekende de top van de federale politie een samenwerkingsakkoord met het Belgisch Netwerk van Politievrouwen met als doel ‘ervoor te zorgen dat de geïntegreerde politiedienst een afspiegeling is van de samenleving’.

‘Het werd zoetjesaan tijd, zeker?’ glimlacht Beeckman, die in 1994 mee aan de wieg van de Belgische Vereniging van Politievrouwen stond. Veertig jaar je m/v moeten staan, dat gaat je niet in je koude kleren zitten. ‘Aan mijn eerste chef in Antwerpen hebben ze vooraf ­gevraagd of hij bereid was om een vrouw op te nemen in zijn team. Ze wisten­ wel waarom ze het aan hem vroegen, hij was ook criminoloog en een van de meest progressieve, een crème van een vent. Er was ook eens een gast die toen hij bij mij op de afdeling kwam werken zei: “Ik heb er geen bezwaar tegen­, hoor, om onder een vrouw te werken­.” Hoe genereus. (lacht)’

Na twee jaar in dienst nam ze deel aan het examen voor officier. Ze slaagde. ‘Probleem. Ik was nog maar 23 jaar en je kon pas vanaf je 25ste officier worden. Ik heb uiteindelijk tot mijn 28ste moeten­ wachten.’

En toen werd ze zwanger. ‘Ik liet ­weten dat ik geen nachtdiensten meer zou doen, dat was ook zo voorzien in de wet. Toch werd ik op het matje geroepen bij de procureur. Ik kan er nu mee lachen, maar op het moment zelf vond ik dat intimiderend. Het is de enige keer in mijn leven dat ik gehyperventileerd heb van de stress.’

Jaknikken zat niet in haar DNA. Het gevolg? ‘Ik had het verder kunnen schoppen als ik wat tactischer was ­geweest. Misschien had ik eens vaker moeten zeggen tegen mannen hoe goed ze wel waren. (lacht) Ik had een stempel: bitch.’

Twee keer in haar carrière heeft ze formeel mannelijke collega’s aangeklaagd. De ene voor een zeer grove seksuele opmerking, de andere omdat hij haar onder meer voor mossel had uit­gescholden. ‘De tweede keer waren er omstanders bij, die ook wilden getuigen. Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen steunde mijn zaak.’ Ze verloor. ‘Een getuige zei dat mijn collega ook tegen mannen “mossel­” zei, waardoor het een gewone belediging werd en geen seksistische. Onzin, natuurlijk.’

Snorren

Ze begon haar carrière in de zogenaamde loden jaren 80. Rijkswachters waren mannen met snorren. Er was de CCC, de ontvoering van Paul Vanden Boeynants en de Bende van Nijvel. Bij dat laatste dossier was ze wel betrokken, maar niet bij het onderzoek zelf. ‘Ik werkte bij de GPP in Aalst toen de Bende toesloeg. Ik ben in de weken voordien nog mee de wacht moeten gaan ­optrekken voor de deur van de Delhaize en de Colruyt. Met een aftandse Ford Taunus.’

Tot diep in de jaren 90 was harde ­criminaliteit vooral een mannenzaak. ‘Op het Europese congres van de politievrouwen in 1994 heb ik dat proberen te doorbreken door ook “harde” thema’s op het programma te zetten. Vrouwen werden tot dan toe vooral op “zachtere” terreinen ingezet, de jeugdpolitie of slachtofferhulp. Terwijl: ik wilde doen wat de mannen deden.’

We moeten haar niet verkeerd begrijpen. Voor slimme mannen heeft ze een boon en zij voor haar. De beste herinneringen bewaart ze aan raadsheer-onderzoeksrechter Henri Heimans, in 2015 bekroond met de Prijs voor Mensenrechten voor ‘zijn niet-aflatende strijd voor de rechten van geïnterneerden’.

Aan zijn zijde dook ze onder andere in het Lernout & Hauspie-dossier en ­later ook Fortisgate. Er groeide een vertrouwensband. ‘Als ze Henri vroegen of hij deze of gene zaak wilde aannemen, zei hij weleens: “Alleen als ik Beeckman meekrijg”’, zegt ze met gepaste trots. ‘Ik werd er vaak bij geroepen als een zaak in het slop zat.’

Heimans wordt steevast omschreven als eerder een teddybeer dan een pitbull. Een ‘rechtvaardiger wereld’ vond hij een levensdoel. Beeckman stond als studente ook op de barricaden. Ze betoogde­ tegen ‘de 10.000’, want was die verhoging van het inschrijvingsgeld naar 10.000 frank geen verraad aan de democratisering van het onderwijs en dus 1968?

Pandy’s dagboek

Drie jaar na die betogingen ging ze bij de politie. Ook met het doel om de wereld te verbeteren? ‘Nee,’ zegt ze droog, ‘het bood werkzekerheid. Mijn man was werkloos, we hadden geen cent. Het was crisis, het was de tijd van de jongerenmarsen voor werk.’

Dus stapte ze maar over naar de ­andere kant van de barricaden? Protesteerden mei 68’ers niet ook tegen de ­politiestaat? Ook dat ziet ze anders. ‘Wij waren van de gerechtelijke politie, hè. We moesten de orde niet handhaven of verkeersboetes uitschrijven. We hadden ook geen uniform. Alleen mijn armband, die heb ik altijd op zak. En wie kan er iets op tegen hebben dat je misdrijven­ oplost?’

Dat lukt niet altijd. In details kan ze niet treden, maar ze werkte mee aan de zijde van de dit jaar vroeg gestorven ­Peter De Waele in Operatie Kelk. ‘We hebben alles uit de kast gehaald, maar we moesten opboksen tegen verjaring en de bijna-onmogelijkheid om schuldig verzuim te bewijzen. Heb je ooit al eens opgezocht wat schuldig verzuim strafrechtelijk betekent? Nee? Er moet ogenblikkelijk gevaar zijn, je moet de mogelijkheid gehad hebben om op te treden en het toch nagelaten hebben. Bij iemand die letterlijk aan het verdrinken is, is dat makkelijk te bewijzen. Maar bij seksueel misbruik, jaren later?’

De ene zaak kleeft meer aan de ribben dan de andere. Cold cases, natuurlijk. Zeker voor de slachtoffers is dat altijd­ een echec. ‘Ook zaken waar ik niet bij betrokken was, blijven hangen. De moord op rechercheur Simon Poncelet, bijvoorbeeld, in 1996 in de kantoren van de gerechtelijke politie in Bergen, of de moord op rijkswachter Peter De Vlees­chauwer in Sint-Niklaas in hetzelfde jaar.’

‘Maar het is niet omdat een zaak ­opgelost raakt, dat je het makkelijker verteert. Ik heb alle dagboeken van ­Andras Pandy geanalyseerd. Ik ken daar nog altijd passages van uit het hoofd. Of er was het onderzoek naar een babymoord in het Gentse waaraan ik meewerkte­, nooit vergeet ik die zaak.’

Duizend schandalen

Van de spreekwoordelijke duizend schandalen – zie Het land van de 1000 schandalen. Encyclopedie van een kwarteeuw Belgische affaires van Dirk Barrez – kan ze er behoorlijk wat afvinken. Ze zag de criminaliteit evolueren, maar ook de politie. Beeckman is van de generatie van het carbonpapier en de telex. Boeven ontdekten al cybercriminaliteit toen de politie nog met de fax werkte.

‘Wat is nieuw onder de zon? Fiscale criminaliteit?’ Ze haalt de schouders op. ‘Ik heb hier nog ergens de samenvatting liggen van een opleiding die ik 35 jaar geleden bij de Bijzondere Belasting­inspectie gevolgd heb. Natuurlijk evolueert dat. Wij worden slimmer, de criminelen ook. Wij moeten ons aan regels houden, zij niet, zij zijn dus altijd in het voordeel.’

‘Ik was de enige vrouw die deelnam aan de examens voor de topfuncties bij de eengemaakte politie. Ik kreeg een brief: “Mijnheer, u bent niet geslaagd.” Daarna kreeg ik opnieuw een brief: ­“Mevrouw, u bent niet geslaagd” Met excuses’

Zoals met de aanslagen van 2016 groeit nu ook met het narcoterrorisme de roep om meer menskracht. Beter genoeg­ volk dan te weinig, natuurlijk, maar volgens Beeckman is de crux van het politiewerk toch eerder kwaliteit dan kwantiteit. ‘Knappe knoppen zijn er, kijk maar naar de Sky ECC-operatie of de inbeslagname in Gent van NFT’s. Maar zoals ik al zei: wij worden beter, de boeven ook.’

De oprichting van de eengemaakte politie, twintig jaar geleden, had voor­delen, vooral dan wat informatiedoorstroming betreft, maar ook nadelen. ‘De spoeling werd al eens te dun bij het ­rekruteren. De lat om bij de gerechtelijke te komen is lager gelegd.’

Ze schreef het ten tijde van de politiehervorming in een vaktijdschrift: ‘Is kwaliteit een vies woord?’ Ze doelde daarmee zowel op de kwaliteit van onderzoek als het ethisch kompas. ‘Bij Henri Heimans lag die lat hoog, maar ik heb het meegemaakt dat een kandidaat op een examen de vraag kreeg wat hij zou doen als iemand hem een cadeau wilde geven. Hij zag er geen graten in.’

De juiste vragen

‘Wat ik ook niet snap, is dat je op een examen gevraagd wordt naar artikel zoveel­ van wet zus of zo, wat je gewoon op internet kunt opzoeken. Geef kandidaten liever een bundel complexe info en test hoe snel en hoe goed ze daaruit de relevante info kunnen halen. Ik heb hier ten tijde van Lernout & Hauspie weekends zitten turven in achtergrondlectuur. Dat moet om de juiste vragen aan de juiste mensen te kunnen stellen. Dát is mijn job.’

In De Morgen stak ze ten tijde van de politiehervorming nog verder haar nek uit met een open brief: ‘Aan de politiemannen van de macht.’ ‘Ik was de enige vrouw die deelnam aan de examens voor de topfuncties bij de eengemaakte politie. Een van de weinigen ook die konden deelnemen. Ik kreeg een brief: “Mijnheer, u bent niet geslaagd.” Ik verwees daarnaar in dat artikel in de krant. Daarna kreeg ik opnieuw een brief: ­“Mevrouw, u bent niet geslaagd.” Met excuses erachteraan voor de verkeerde aanspreking. (lacht)’

Daags na ons gesprek belt Beeckman. Ze geeft haar fiat voor publicatie. Ze springt toch, 3,60 meter. En de fotograaf is ook welkom. Ze trekt er zelfs een speciaal jasje voor aan. ‘Dat heb ik laten maken. Het is mijn manier om met dingen om te gaan.’

Bron » De Standaard

Gerecht doet drie keer zo vaak een beroep op info van techgiganten

Sinds 2013 gebruikten Belgische speurders meer dan 15.000 keer data van de Amerikaanse techbedrijven Facebook, Google, Microsoft en Apple om misdaad te bestrijden. Wereldwijd bedienden maar acht landen zich er meer van.

In de strijd tegen criminaliteit vroeg het Belgische gerecht sinds 2013 van 28.774 accounts infor­matie op bij Facebook, Google, ­Microsoft en Apple. In vier op de vijf gevallen gingen de Amerikaanse techgiganten minstens gedeeltelijk in op het verzoek. Dat blijkt uit data die de bedrijven publiek maken en die het Nederlandse cybersecuritybedrijf Surfshark verzamelde.

Uit de gegevens blijkt dat het ­Belgische gerecht steeds vaker een beroep doet op die digitale gegevens. In 2013 ging het nog om 2.189 accounts. In 2020, het laatste jaar waarover alle bedrijven rapporteren, groeide dat tot 6.045 accounts. Dat is bijna een verdrievoudiging in acht jaar tijd. Uit partiële data blijkt dat die trend zich in 2021 voortzette.

België stuurde 18.841 verzoeken uit, die telkens vragen om ­informatie over een of meerdere accounts kunnen bevatten. Daarvan werden er 15.011 ingewilligd. Zo’n vier op de tien verzoeken ­waren gericht aan Facebook (waarbij ook zusterbedrijven Whatsapp en Instagram zijn meegeteld). Het aantal vragen aan Facebook vervijfvoudigde tussen 2013 en 2020. Google en Microsoft zijn elk goed voor drie op de tien verzoeken, nog geen procent is gericht aan Apple. Data van Amazon werden niet verwerkt, omdat ze onvolledig en kwestieus zijn.

Door de verschuiving van de communicatie via klassiekere ­kanalen als telefoonlijnen, sms of e-mail richting digitale plat­formen, is almaar vaker de medewerking van buitenlandse tech­bedrijven nodig. De Belgische dataretentiewet verplicht naast klassieke operatoren als Proximus en Telenet nu ook Whatsapp en co. om bepaalde data bij te houden.

De Belgische regering leverde de jongste jaren grote inspanningen om techbedrijven ervan te over­tuigen gegevens door te geven. In 2018 trok toenmalig minister van Justitie Koen Geens (CD&V) daarvoor speciaal een week naar de VS.

De door Justitie opgevraagde ­gegevens betreffen in de eerste plaats zogenaamde metadata, ­informatie over wie met wie, ­wanneer en waar in contact staat. Ook serienummers van gsm’s, e-mailadressen of bankkaart­nummers werden opgevraagd. Het gaat meestal niet om de inhoud van communicatieverkeer, dat vele aanbieders overigens versleutelen. Microsoft geeft zelf aan nooit de ­inhoud van berichten te hebben doorgespeeld aan België, bij de ­andere techbedrijven is dat minder duidelijk. Financiële data speelde Apple minder gretig door dan ­bijvoorbeeld accountgegevens.

Gewapend en op de loop

De data tonen hun nut doorgaans in twee situaties: om misdrijven post factum te bewijzen of om ­imminente criminaliteit te be­strijden. Op zijn website legt Meta, het moederbedrijf van Facebook, uit hoe het vorig jaar in verschei­dene landen overheden hielp met de lokalisatie van een gevluchte ­gevangene, een gekidnapte persoon, een stalkende geweldenaar, een vermiste minderjarige en ­gewapende personen op de loop. Soms vragen landen bedrijven ook om te maken dat data niet verloren gaan wanneer een dader die snel nog probeert te verwijderen.

Surfshark verzamelde gegevens voor 177 landen. Daaruit blijkt dat België ten opzichte van het bevolkingsaantal met een negende plaats erg veel info opvraagt bij de big tech. De VS zelf, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Singapore en Frankrijk vormen de top. Na ­Ierland en Portugal volgt een groepje met Australië, België en Taiwan. België vraagt met 248 accounts per 100.000 inwoners bijna drie keer meer data op dan ge­middeld. Ook qua respons vanuit de bedrijven staat België erg hoog.

Wereldwijd vroegen overheden gegevens over vijf miljoen ­accounts op van 2013 tot 2020. In die periode ging het aantal verzoeken maal vier. Vooral de stijging in 2020 valt op. Surfshark wijst daarvoor naar de coronapandemie en de lockdowns. ‘Bijna alles verschoof naar online, ook crimina­liteit’, zegt Agneska Sablovskaja, hoofdonderzoeker bij Surfshark.

De Verenigde Staten zijn goed voor vier op de tien aanvragen. Ook wereldwijd is Facebook het meest bevraagde bedrijf. Zo’n 70 procent van de globale aanvragen wordt ingewilligd. Apple verleent het meest zijn medewerking, Microsoft het minst. Voor België zijn de verschillen tussen de techbedrijven op het gebied van medewerking klein.

Bron » De Standaard

Vier ongemakkelijke waarheden over de leugendetector

België is het enige West-Europese land dat de leugendetector gebruikt in gerechtelijke procedures. De politie verdedigt de test met vuur, experts kraken haar af. ‘Het Belgische gebruik van de polygraaftest is pseudowetenschappelijk.’

‘De sfeer in de regering is momenteel goed’, zegt minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) lachend. Meent hij het? Gezien hij net aan de leugendetector of polygraaf hangt, weten we het zo. ‘De waarheid’, zegt polygrafist Gregorio Cornelis. Dat is een leugentje om bestwil: op basis van één vraag kan de polygrafist niet achterhalen of iemand liegt.

Van Quickenborne bracht gisteren een bezoekje aan de federale gerechtelijke politie waar de tests plaatsvinden. In een nieuwe ­rondzendbrief zet hij de puntjes op de i over het gebruik ervan. Op­merkelijk is dat geen enkel ander West-Europees land de test gebruikt. ‘Dat is omdat wij slimmer zijn’, grapt polygrafist Kurt ­Devilder. Is dat echt zo? Of gaan we als enige land de mist in door een onbetrouwbare test te gebruiken?

De test is te omzeilen

De test maakt gebruik van de techniek van de vergelijkende vraag. Er worden twee types ja/nee-vragen voorgelegd. Het ene type omvat de relevante vraag: heeft iemand het misdrijf begaan? Het andere type is een controlevraag. Bij seksuele misdrijven is dat bijvoorbeeld: vond je het ooit nodig om te liegen over een seksuele activiteit? Wie onschuldig is, krijgt meer stress van die laatste vraag. Wie schuldig is, reageert sterker op de relevante vraag. Althans, dat is de theorie. De reactie wordt gemeten met sensoren. Ze registreren bloeddruk, hartslag, bloedvolume, adem­haling en zweetafscheiding.

Die sensoren flakkeren niet ­alleen op wanneer je een leugen vertelt. Je kunt de reactie nabootsen door tijdens de vraag aan iets ­anders te denken, op je tong te bijten of je sluitspier op te spannen. Wil je de test omzeilen, dan doe je dat bij de controlevragen zodat je daar sterker op reageert (zoals bij onschuldige mensen het geval is).

De test valt te manipuleren, zo blijkt uit onderzoek. Maar poly­grafisten kunnen misleidende ­gedragingen onderscheppen. ­‘Onze stoel meet ook bewegingen, op het zitvlak en de leuning’, zegt ­Cornelis. Hij stelt vast dat ook doorwinterde leugenaars falen. Zo was het oordeel na de test van ­Abdallah Ait-Oud, die Stacy en ­Nathalie vermoordde: ‘leugen­achtig’. Dat was ook zo bij seriemoordenaar Ronald Janssen.

Volgens Bruno Verschuere, professor forensische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, blijkt uit de literatuur dat de kans klein is dat de polygrafist een schuldige onterecht bestempelt als ‘niet leugenachtig’. Die kans ­bedraagt 1 tot 13 procent.

De leugendetector levert ­resultaat op …

Er zijn talloze voorbeelden waarbij de leugendetector geleid heeft tot een doorbraak of een bekentenis. In 2019 werden 271 tests afgenomen. 33 leidden tot een bekentenis. ‘Dat is niet per se omdat de test zelf het bij het rechte eind heeft’, zegt Verschuere. ‘Het werkt ook intimiderend. ­Sommige mensen gaan al door de knieën nog voor het apparaat aangeschakeld wordt.’

De politie benadrukt dat de grootste winst niet ligt in het uitlokken van bekentenissen. ‘Zoals de Canadezen, van wie we opleiding krijgen, zeggen: we doen het voor de onschuldigen’, zegt Devilder. ‘In 65 procent van de tests wordt de waarheid gesproken. Vaak worden mensen heel emotioneel wanneer blijkt dat hun onschuld eindelijk geloofd wordt.’

… maar ten koste van ­onschuldige burgers

Die successen hebben een schaduwzijde. De polygrafist bestempelt een onschuldige soms als leugenachtig. ‘Als de vraag gesteld wordt: “Heb je je partner vermoord?”, is het niet moeilijk om je in te beelden dat ook wie het niet gedaan heeft een sterke reactie vertoont’, zegt Verschuere.

De test biedt onschuldigen slechts een matige bescherming, stelt Verschuere vast. De kans op een valspositief resultaat bedraagt 10 tot 23 procent, blijkt uit de literatuur. Als van de 500 mensen die normaal jaarlijks getest worden twee op de drie onschuldig is, dan krijgen jaarlijks 33 tot 76 mensen onterecht het etiket ‘leugenachtig’.

‘Dat is de nachtmerrie van elke polygrafist’, zegt Devilder. Maar hij wijst erop dat de test nooit kan ­gelden als enige bewijs. Volgens Cornelis is de test erg accuraat. ‘Uit honderden gepeerreviewde artikels blijkt dat de betrouwbaarheid tussen de 92 en 98 procent ligt.’

Verschuere fronst de wenkbrauwen. ‘Polygrafie is ook een industrie, die er geen baat bij heeft om politieagenten kritisch op te leiden. Ze praten de verkopers na, die schermen met de meest gunstige studies.’ Een recente overzichtsstudie is erg kritisch voor de gepubliceerde studies. De auteurs concluderen dat de wetenschappelijke basis voor de leugendetector zwak is en de studies van ­lage kwaliteit.

De expert zou het nooit doen, de minister twijfelt

Niemand kan verplicht aan de ­leugendetector gelegd worden. Dus wat als u voor de keuze gesteld wordt? ‘Als ik onschuldig was, en het is een goede polygrafist, dan zou ik het doen’, zegt polygrafist Cornelis. ‘Maar als ik schuldig was? Dan zou ik wel zot zijn.’

Verschuere zou het niet doen, en al zeker niet als hij onschuldig was. De test gaat immers vaker in de fout bij onschuldigen. En de minister? We krijgen geen ja of nee. ‘Goeie vraag. Dan moet je alle scenario’s op een rij zetten. Als je onschuldig bent, biedt het toch een kans om je onschuld te bewijzen.’

Bron » De Standaard

Regering belooft extra middelen voor gerechtelijke speurders

Na de noodkreet van het gerecht kennen ministers Verlinden en Van Quickenborne extra geld en personeel toe aan Justitie om de misdaad te bestrijden. Tegelijk wordt de politie aangemaand efficiënter met haar middelen om te springen.

Met expliciete foto’s van folteringen en liquidaties slaakten de parketten en de federale gerechtelijke politie (FGP) vorige maand in ongeziene slagorde een noodkreet over het gebrek aan onderzoekscapaciteit. Vanmiddag stelden minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) en minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) in de Kamer de maatregelen voor die tegemoet moeten komen aan de verzuchtingen.

Naast de versterking met 211 personen die de FGP al toegekend was, komen er nog eens 195 nieuwe gespecialiseerde speurders bij. Dat is een verhoging van 409 personen deze legislatuur, waarmee de FGP nu 4.581 personeelsleden telt, het hoogste aantal ooit. Onder meer voor de bestrijding van drugshandel, terrorisme, financieel-economische en digitale misdrijven komt er versterking. Ook belooft de regering om elke vertrekker te vervangen.

Vacatures invullen

Er komen ook bijkomende investeringen in ICT, uitrusting en het wagenpark. Met de vakbonden worden onderhandelingen opgestart om te kijken hoe gespecialiseerde profielen, aan wie het grootste tekort is, vlotter aangetrokken kunnen worden.

Het gaat onder meer om aangepaste opleidingstrajecten en verkorte aanwervingstermijnen. Want hoeveel vacatures er ook opengesteld worden, veel raken simpelweg niet ingevuld. Een extra premie voor FGP-personeelsleden komt er niet. Daarnaast wordt er 30 miljoen euro extra vrijgemaakt om voldoende politierekruten aan te werven.

‘De strijd tegen de zware en georganiseerde criminaliteit is vandaag wat de strijd tegen het terrorisme was pakweg zes jaar geleden’, zei Van Quickenborne in de Kamer. Vooral de drugshandel viert hoogtij, wat onder meer blootgelegd wordt door het onderzoek naar de versleutelde communicatiedienst Sky ECC. Van Quickenborne sprak over ‘narcoterrorisme’.

De investeringen zijn het resultaat van moeilijke onderhandelingen binnen de regering, maar ook tussen Verlinden en Van Quickenborne zelf. Van Quickenborne wilde vooral versterkingen aan gerechtelijke zijde, terwijl Verlinden rekening moet houden met de noden van de gehele politie.

Debat over politiezones

Naast investeringen geeft de regering de politie expliciet de opdracht om efficiënter om te gaan met de middelen. Per 100.000 inwoners telt België 362 politieambtenaren, in Luxemburg is dat 329, Frankrijk 322, in Duitsland 295 en in Nederland 291, zei Van Quickenborne.

‘Overal hoor ik hetzelfde geluid: een gebrek aan capaciteit’, klonk het. ‘Die vaststelling kan contrasteren met het feit dat we in dit land veel politieambtenaren hebben. Is het antwoord dan dat we telkens capaciteit moeten bijpompen? Of moeten we het debat durven te voeren over de veiligheidsarchitectuur in ons land?’

Zo leeft al lang de overtuiging bij specialisten dat het aantal Belgische politiezones met 195 veel te hoog ligt. De FGP heeft in elke provincie nog eens verschillende standplaatsen. Ook moet er meer samenwerking komen tussen federale en lokale recherchecapaciteiten.

‘Bijna 25 jaar na de politiehervorming rijst inderdaad de vraag of het huidige model de burger nog voldoende waar voor zijn geld geeft, en of specialisatie en schaalvergroting zich niet opdringen’, zei Van Quickenborne. Zelf hakt de regering daar voorlopig geen knopen in door, ze laat het voorlopig aan de politie zelf om die efficiëntieoefening te maken.

In een reactie zegt het college van procureurs-generaal, dat de parketten aanstuart, dat de bijkomende investeringen een ‘stap in de goede richting’ zijn. ‘Maar verdere en blijvende inspanningen zijn absoluut nodig’, klinkt het. De procureurs-generaal zeggen de zaak te zullen blijven opvolgen en vragen om een regelmatig overleg hierover met minister Verlinden.

Bron » De Standaard

Politie betaalde 862 informanten ‘tot enkele duizenden euro’s’

Vorig jaar hebben gemiddeld elke dag twee informanten geld gekregen voor hun informatie over het Belgische misdaadmilieu. Dat blijkt uit cijfers van de federale politie, zo schrijven Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg dinsdag.

“Er zijn in 2021 in totaal 862 vergoedingen uitbetaald”, zegt Melissa Cornelis, diensthoofd van de afdeling Bijzondere Technieken van de directie gerechtelijke operaties. “Hoeveel geld een informant krijgt, hangt af van welk risico die loopt en hoe waardevol de info is.” In de praktijk schommelt het tussen de 50 euro en “enkele duizenden euro’s”.

Dat de politie geld geeft aan criminelen, ligt gevoelig. Maar bij de politie wordt beklemtoond dat dit het onderzoek goedkoper maakt. “Door de verkregen informatie, weten we beter waar én naar wie we op zoek moeten.” Bovendien wordt het geld pas betaald als bewezen is dat de informatie correct én nuttig is.

Bron » De Morgen