Federale regering trekt geld uit voor coachen terreurslachtoffers

Er komen deze zomer speciale coaches die de slachtoffers en nabestaanden van terreuraanslagen intensief kunnen begeleiden. Federaal minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) trekt daarvoor 300.000 euro per jaar uit, zo schrijven Het Laatste Nieuws en De Morgen dinsdag.

Het geld zal gaan naar de vzw V-Europe, de vereniging die zich al jaren opwerpt als vertegenwoordiger van de terreurslachtoffers. ‘Daarmee kunnen ze twee voltijdse coaches aanwerven (één Franstalige en één Nederlandstalige, nvdr.) en één persoon die de verbinding zal maken met de bevoegde overheidsdiensten’, zegt Van Quickenborne.

V-Europe kwam in november zelf met het voorstel op de proppen en kon de minister overtuigen. De coaches zullen ongeveer 800 huisbezoeken per jaar kunnen doen. Ze moeten mensen helpen met de meest uiteenlopende zaken. ‘Van papierwerk invullen tot eens gaan wandelen om te praten’, zegt V-Europe.

Bron » De Standaard

Zes politieke moorden blijven voor eeuwig een mysterie

Een van de meest enigmatische gerechtelijke dossiers uit de Belgische geschiedenis is voorgoed begraven. Abdelkader Belliraj gaat in ons land definitief vrijuit voor zes moorden.

Abdelkader Belliraj (63), de ‘superterrorist’ uit Evergem, werd sinds 2008 in ons land verdacht van zes politieke moorden uit 1988 en 1989. Maar die misdrijven zijn vandaag – 30 jaar na de feiten – stuk voor stuk verjaard. Dat heeft de ­kamer van inbeschuldigingstelling (KI) in Brussel donderdag beslist na jarenlang juridisch getouwtrek.

Belliraj werd in 2008 in Marokko tot levenslang veroordeeld omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een complot om in Marokko ­hoge militairen, politici en Joden te vermoorden. Op het moment dat hij in Marokko werd opgepakt, woonde Belliraj, bijgenaamd ‘de mankepoot’, al enkele jaren of­­fi­cieel in Evergem. Hij reisde vanuit ons land veel, onder meer naar ­Libanon, Algerije en Libië, en keerde ook vaak terug naar zijn thuisland Marokko.

Aan de Marokkaanse speurders vertelde hij hoe hij in augustus 2001 naar Afghanistan reisde en daar Osama bin Laden ontmoette. Belliraj zei ook aan de Marokkaanse politie dat hij sinds 2001 een tipgever was van de Belgische Staatsveiligheid. De Staats­veiligheid heeft altijd geweigerd dat te bevestigen of te ontkennen. Maar tijdens de recente zittingen voor de KI bleek dat inderdaad te kloppen. Of Belliraj Bin Laden echt heeft ontmoet, zal allicht altijd een mysterie blijven.

Aboe Nidal

Maar Belliraj praatte niet alleen over Bin Laden. Tijdens zijn ondervraging in 2008 bekende hij aan de Marokkaanse speurders ook op een bijzonder gedetailleerde manier hoe hij eind jaren 80 samen met zijn kleine terroristische cel in Brussel in opdracht van de beruchte Palestijnse terrorist Aboe Nidal zes politieke moorden had gepleegd. Ook voor die moorden werd hij in Marokko veroordeeld.

De moorden die de grootste weerklank kregen, waren die op de imam van de Brusselse grote moskee, Abdulah Al Ahdal, en zijn vicedirecteur Salem Bahri op 29 maart 1989 (beiden Saudi), en die op de Joodse dokter Joseph Wybran op 3 oktober 1989. Die moordzaken beheersten destijds dagenlang het nieuws. Belliraj zei in zijn bekentenis van 16 februari 2008: ‘Ik kreeg de opdracht van de organisatie van Aboe Nidal om in België een lijst aan te leggen van Joodse personaliteiten die we als doelwit konden nemen en liquideren. Met hetzelfde doel legde ik een lijst aan van Saudische hooggeplaatsten in België. Ook hen wilde Aboe Nidal liquideren. Zo wilde hij het Saudische regime dwingen om Aboe Nidal financieel te steunen, en niet alleen de PLO van Yasser Arafat. Speciaal daarvoor heb ik in België een cel opgericht.’

Behalve de moorden op Joodse en Saudische personaliteiten bekende Belliraj aan de Marokkaanse politie ook nog de moord op de klusjesman van de Saudische ambassade en twee moorden die alleen kleine berichten in de kranten hadden opgeleverd. De eerste was die op de homoseksuele kleer­maker Marcel Bille, die volgens Belliraj ‘een Joodse seksuele deviant was’, de tweede op de kruidenverkoper Raoul Schouppé. Alweer bleken zijn bekentenissen griezelig precies.

Raison d’état

Toen hij een paar maanden later in zijn cel in Marokko door Belgische speurders ondervraagd werd, trok Belliraj zijn bekentenissen weer in. Zijn advocaat Vincent Lurquin is altijd blijven volhouden dat Belliraj zijn bekentenissen in Marokko onder druk van foltering heeft afgelegd. Ook de vermoedelijke medeplichtigen van Belliraj die nog in België wonen, brachten geen opheldering. Zij ontkenden dat ze iets te maken hadden met de moorden die Belliraj hen had aangewreven. Ze kenden hem wel en net zoals hij waren ze in de jaren 80 politiek actief geweest in pro-Iraanse bewegingen.

Het juridische getouwtrek duurde jaren en uiteindelijk vroeg het federaal parket aan de KI om Belliraj niet te vervolgen. Volgens het parket waren er geen aanwijzingen dat hij betrokken was bij de moorden. De KI heeft zich woensdag over die vraag niet uitgesproken, maar heeft wel de verjaring vastgesteld. ‘De weduwe van dokter Wybran vecht al dertig jaar voor gerechtigheid’, zei haar advocate Michèle Hirsch vrijdag aan De Standaard. ‘Ze kent dankzij Marokko een deel van de waarheid. Maar in België zal ze nooit gerechtigheid vinden.’

Voor Hirsch staat het boven elke twijfel dat Belliraj de moordenaar van dokter Wybran is. ‘Een zesvoudige moordenaar was tegelijk een informant van onze Staatsveiligheid die moest infiltreren in het terroristische milieu. Dat het federaal parket niet heeft doorgeduwd in deze zaak, heeft maar één oorzaak: raison d’ état, staatsbelang.’

Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut

Levenslang in Marokko wegens 6 moorden in België, maar vermeende terrorist wordt straks bij ons wellicht buiten vervolging gesteld

Krijgt het federaal parket zijn zin, dan wordt Abdelkader Belliraj (63) donderdag door de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling (KI) buiten vervolging gesteld voor zes terroristische moorden die in Brussel gepleegd werden in 1988 en 1989. Raar maar waar: dat terwijl de man in Marokko een levenslange straf uitzit nadat hij er uitgerekend die zes moorden zou bekend hebben. Het lijkt niet te rijmen

Er is de Bende van Nijvel. En dan de zes onopgehelderde terreurmoorden in het Brusselse van eind de jaren 1980. Twee loodzware dossiers die al decennia op een ontknoping wachten. Twaalf jaar geleden leek de oplossing voor het tweede dossier uit Marokko te komen, waar Abdelkader Belliraj, een Belgisch-Marokkaanse man uit Evergem, bekentenissen zou afgelegd hebben. Maar dat is nu helemaal niet meer zo zeker als het toen leek.

Zes op rij

Eerst de feiten op een rijtje. Op 23 juli 1988 werd kruidenier Raoul Schouppe (65) vermoord achter de kassa van zijn zaak. Belliraj zou gedacht hebben dat hij van joodse afkomst was. Op 16 augustus 1989 werd Abdullah Al Ahdal (36), de imam van de Grote Moskee in Brussel, met een wapen van zelfde kaliber 7,65 mm doodgeschoten. Omdat hij de verzoening predikte tussen joden en moslims. Ook de bibliothecaris van de moskee, Salem Bahri (48), rechterhand van de imam, werd die dag vermoord.

Drie maanden later werd Samir Gahez-Rasoul (24), klusjesman op de ambassade van Saoedi-Arabië, van kortbij doodgeschoten. Zijn werkgever reageerde te lauw op De Duivelsverzen van auteur Salman Rushdie. En op 3 oktober 1989 werd het lichaam van dokter Joseph Wybran (49), voorzitter van Joodse Organisaties, levenloos op de parking van het Erasmusziekenhuis in Anderlecht aangetroffen.

Veel overeenkomsten

Haat, vergelding, een wapen van kaliber 7,65 mm, van dichtbij doodgeschoten, telkens een kogel in het hoofd. Overeenkomsten tussen de moorden waren er genoeg. Toch beten de speurders hun tanden stuk op de zaak. Tot die bekentenissen van Belliraj tijdens een verhoor in 2008 na zijn arrestatie op verdenking van staatsterrorisme in de Marokkaanse stad Fez.

Voor de nabestaanden van de zes slachtoffers bestaat er geen twijfel: “Belliraj legde omstandige verklaringen af over de manier waarop de moorden voltrokken werden. Hij was dader of opdrachtgever”, besluiten zij. “Mijn cliënt werd tijdens het verhoor gefolterd. Dat proces-verbaal is een vals bewijsstuk”, weerlegt meester Vincent Lurquin, advocaat van Belliraj.

Licence to kill

Het federaal parket spaarde kosten noch moeite, maar 12 jaar onderzoek en 100.000 bladzijdes later werd “geen bewijs gevonden van de betrokkenheid van Belliraj in de onopgehelderde moorden”. De nabestaanden leggen er zich niet bij neer. “Geen wonder”, sneerde meester Michèle Hirsch, de advocate van de weduwe van dokter Wybran onlangs in de Franstalige pers. “Belliraj werd in de jaren 1990 door de Staatsveiligheid ingehuurd als informant. De inlichtingendienst kan een proces, waarop zij zou moeten bekennen dat zij een moordenaar in dienst nam en in ruil daarvoor bescherming bood, missen als kiespijn.”

De Staatsveiligheid heeft altijd ontkend dat zij Belliraj een soort van “licence to kill après la lettre” zou gegeven hebben. De inlichtingendienst heeft Belliraj integendeel jaren als tegenstander van het regime van de Marokkaanse koning Hassan II in de gaten gehouden. Maar nooit is een link gevonden tussen Belliraj en een (islamitische) terreurbeweging. Belliraj werd ook nooit als informant ingehuurd. “Indien hij bescherming had genoten, had men toch alles in het werk gesteld om hem niet in zijn cel te laten verkommeren”, aldus meester Lurquin. “Dat is niet gebeurd.”

Tegengestelde besluiten?

De teerling is geworpen. De kans is reëel dat de KI Belliraj buiten vervolging stelt voor de zes moorden die hem al 12 jaar boven het hoofd hangen. Maar gaat daarmee zijn grote droom in vervulling? Het lijkt de wereld op zijn kop, maar Belliraj wil koste wat het kost voor een assisenhof in België verschijnen. Terwijl het openbaar ministerie, de aanklager dus, daar geen reden voor ziet bij gebrek aan bewijslast. Belliraj dreigt daardoor de kans te missen om in het openbaar zijn onschuld uit te schreeuwen. Want wat moet er met hem gebeuren indien België en Marokko tot twee totaal verschillende besluiten zouden komen?

Bron » Het Nieuwsblad

‘Meneer Niemand’ betaalde de bom

Bijna veertig jaar geleden beleefde Italië zijn ergste terreurdaad: de bomaanslag in het station van Bologna. Pas nu heeft het gerecht een min of meer helder beeld van opdrachtgevers en uitvoerders. Het zijn oude bekenden.

Hoeveel kost dat, een bomaanslag? Voor het bloedbad in het station van Bologna in 1980 was het budget 5 miljoen dollar. Het werd vanaf februari 1979 verzameld op een rekening in Genève bij de Zwitserse bank UBS, onder beheer van Licio Gelli. Zo staat het in een document met als titel ­‘Bologna-525779-X.S.’, dat het Italiaanse gerecht al in 1982 bij Gelli in beslag nam. Gelli was grootmeester van de dissidente loge Propaganda Due (P2), die de maçonnieke organisatievorm gebruikte om P2 als een geheim genootschap te laten opereren, met als doel een ‘democratische wedergeboorte’, zijnde een autoritaire, anticommunistische staat.

Het geld op de Zwitserse rekening voedde een reeks transacties die complex waren opgezet om zo weinig mogelijk sporen na te laten, voor het belandde bij de uitvoerders van de aanslag. Die lieten op zaterdag 2 augustus 1980, om vijf voor half elf, op het hoogtepunt van het vakantieseizoen, in de wachtzaal van het drukke Centraal Station van Bologna een met TNT en nitroglycerine gevulde koffer ontploffen. Balans: 85 doden, tweehonderd gewonden. Het was de zwaarste aanslag in Italië sinds de Tweede Wereldoorlog.

Het onderzoek verliep traag, ook omdat zichtbaar sprake was van obstructie. Toch kon het gerecht in 1995 drie daders definitief veroordelen. In 2007 kwam een vierde mededader voor de rechter en begin dit jaar nog kreeg de neofascist Gilberto Cavallini, alias ‘De Zwarte’, die al lange straffen uitzat voor moord en gewapende overvallen, levenslang. Hij had de eigenlijke daders onderdak, valse documenten en een auto bezorgd. Anderen, zoals Gelli en enkele officieren van de geheime dienst en de politie, liepen veroordelingen op omdat ze het onderzoek hadden gedwarsboomd met valse verklaringen en desinformatie (fake news zou dat vandaag heten) in de media. Opvallend: allen bleven elke betrokkenheid bij de aanslag ontkennen.

Follow the money

Dat ‘het bloedbad van Bologna’, zoals de aanslag in Italië bekendstaat, een extreemrechtse terreurdaad was, lijdt geen twijfel. Maar al ontbrak het nooit aan verdenkingen of complottheorieën, er kwam geen klaarheid over de structuur van de samenzwering. Tot vorige week. Toen maakte het parket van Bologna bekend dat het had kunnen reconstrueren hoe de aanslag was opgezet. Vanuit het principe ‘follow the money’ (‘volg het geld’), kwam het uit bij de UBS-rekening. Zo kwam de loge P2 in beeld: van daaruit vertrok het geld, van daaruit kwam dus de opdracht.

De speurders konden het leidende kwartet van P2 identificeren. Van hen is Licio Gelli de bekendste – hij stond nu eenmaal graag op het voorplan. Toch was hij, ondanks zijn titel als grootmeester, niet de spil van de loge. Dat was Umberto Ortolani, alias ‘Meneer Niemand’, een schimmige bankier die vooral in Zuid-Amerika een financieel imperium opbouwde, warme relaties onderhield met het Vaticaan en toen de grond hem thuis te warm onder de voeten werd, lang in Brazilië in ballingschap kon.

De twee andere opdrachtgevers lieten zich voor het eerst gelden tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar in tegengestelde rangen. De ene, Mario Tedeschi, vocht aan de kant van de nazi’s, de andere, Federico Umberto D’Amato, werkte voor de Amerikaanse inlichtingendienst OSS, de voorloper van de CIA. Wat ze toen al deelden, was het anticommunisme. Dat was ook wat hen bond toen ze in 1966 Rome overspoelden met de ‘Chinese posters’, die zogezegd waren aangeplakt door verstokte stalinisten. De posters zongen de lof van de Chinese Volksrepubliek. In die tijd was het net tot een breuk gekomen tussen Moskou en Peking en met de posters hoopten Tedeschi en d’Amato onmin te stichten in de uitgesproken op de Sovjet-Unie gerichte Italiaanse communistische partij PCI.

Tedeschi maakte carrière in de extreemrechtse journalistiek en politiek, onder meer als senator voor de neofascistische MSI, en was een meester in desinformatie, (zoals de ‘Chinese posters’). Ex-politiecommissaris en polyglot d’Amato was een nog invloedrijker personage. Hij leidde het ‘bureau voor vertrouwelijke aangelegenheden’ bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat zich vooral inliet met agitatie tegen de vakbonden en de PCI. Hij wordt gezien als verbindingsman tussen de Italiaanse staat, de Navo en de extreemrechtse scène. Hij breide een verrassend eind aan zijn carrière: als restaurantcriticus bij het centrumlinkse (!) weekblad L’Espresso.

8mm-filmpje

Voor de aanslag die ze in gedachten hadden, namen die vier contact met Paolo Bellini, militant van de neofascistische Avanguardia Nazionale (‘Nationale Voorhoede’), die ook informant was van d’Amato’s ‘bureau voor vertrouwelijke aangelegenheden’. Iemand die sterk lijkt op Bellini is ook te zien op een 8mm-filmpje dat een Duitse toerist dertien minuten voor de aanslag in het station had gedraaid. Voor het ‘handwerk’ had Bellini zich gewend tot de Nuclei Armati Rivoluzionari (‘Gewapende Revolutionaire Kernen’), een neofascistische terreurgroep: alle tot nu veroordeelde daders waren er lid van.

En de aanslag in Bologna diende ergens voor. Hij was het tragische hoogtepunt in wat bekendstaat als ‘de strategie van de spanning’ tijdens de zogeheten ‘loden jaren’ in Italië. Die begon in 1969 met een bomaanslag tegen een bank in Milaan (17 doden, 88 gekwetsten), die de politie in de schoenen van extreemlinkse anarchisten trachtte te schuiven. De terreurcampagne – die een spiegelbeeld kreeg in de terreur van ­extreemlinkse Rode Brigades – moest Italië rijp maken voor een autoritaire staat, met anticommunisme als centrale ideologie.

De context daarvan is internationaal: de Koude Oorlog, waarin de VS en de Navo Italië zagen als de ‘weke onderbuik’ van Europa: de communistische PCI haalde traditioneel veel stemmen. De ­Navo en de CIA vonden voor hun zorgen een gewillig oor bij het breed verspreide neofascisme en bij al wie niets goeds verwachtte van het communisme: politici (ook sociaaldemocraten), bankiers en zakenlui, kranteneigenaars, aristocratische nostalgici of op law and order gestelde politie- en inlichtingendiensten. En het ‘hoger belang’ gingen ze al snel zien als een vrijbrief voor politieke moord, pogingen tot staatsgreep en uiteindelijk terreur.

Berlusconiteit

Ongetwijfeld speelde ook Gladio daarin een rol, het clandestiene paramilitaire netwerk dat de Navo had opgezet om het gewapende verzet te organiseren in het geval van een Sovjet-invasie in West-Europa. Dat mocht al beginnen met verzet tegen de PCI. In zijn laatste roman, Het nulnummer (2015), heeft de schrijver Umberto Eco dat web indringend beschreven, waarbij hij vooral ‘de berlusconiteit der dingen’ uit de doeken doet: de pervertering van de democratie via mediamanipulatie (DS 21 februari 2015). Niet toevallig verwees hij zo naar de mediamagnaat en politicus Silvio Berlusconi; die was overigens al lid van P2, nog voor hij in de politiek ging.

De clandestiniteit, beschermd door het veiligheidsapparaat van de staat, creëerde echter een sfeer waarin het officiële doel ook ­privébelangen kon dienen. Dat leidde tot politiek wanbeheer en corruptie, deals met de maffia en tot financiële schandalen als het failliet van de Banco Ambrosiano (waarvan de voorzitter, P2-lid Roberto Calvi, ‘gezelfmoord’ onder een brug in Londen eindigde) en de bank van het Vaticaan.

Rond 1978 leek het gevaar het meest acuut, toen de twee grootste partijen, de christendemocratie en de PCI, zich bereid toonden om een ‘historisch compromis’ te sluiten. Zo zouden de communisten legaal aan de macht komen, vreesde rechts. Extreemlinks verweet de PCI dan weer een onvergeeflijk reformistisch verraad. Voor de neofascisten was ‘Bologna’ daarop het antwoord, georganiseerd vanuit P2, zo is sinds vorige week officieel bekend.
Alleen het klein grut heeft ervoor geboet. Van de vier opdrachtgevers heeft, ondanks tal van aanklachten, niemand ooit één dag in de gevangenis gesleten. En nu zullen ze het ook niet meer aan een rechter hoeven uit te leggen; zijn ze allen overleden.

Bron » De Standaard | Marc Reynebeau

Politiebaas Marc De Mesmaeker: ‘Als er een nieuwe aanslag gebeurt, staan we klaar. Maar daarna is het echt wel op’

‘Het lastigste aan de job? De druk van buitenaf. Van de politiek, de media, de vakbonden, het personeel. Als baas van de politie word je plots een publieke figuur, en daar heb ik toch moeten aan wennen.’ Commissaris-generaal Marc De Mesmaeker was een nobele onbekende toen hij in juni 2018 de leiding kreeg over de federale politie, een noodlijdend korps dat kreunt onder de nasleep van de aanslagen en de zware besparingen. Sindsdien werkt hij gestaag aan een toekomst voor de 12.000 federale politiemensen die het land mee veilig moeten houden.

Vraag speurders van de federale politie hoe het gaat op het werk, en er volgt een gitzwarte stroom van anekdotes. Over stokoude computers en sputterende politiewagens met 250.000 kilometer op de teller – “Vorige maand zijn we op huiszoeking gegaan met de trein, omdat onze auto niet op slot kon.” In de kazernes groeien struiken door de muren en staat er water in de kleedkamers. Er is geen munitie, geen koffie, geen wc-papier. En er is veel te weinig volk: bij de gerechtelijke politiediensten is er een personeelstekort van 14,8 procent, bij de bestuurlijke diensten een tekort van bijna 20 procent. Spoorwegpolitie, wegpolitie en luchthavenpolitie kunnen daardoor niet meer naar behoren functioneren, net zoals de verwarming in de koude lokalen. De pensioneringsgolf zorgt dat het federale korps verder leegbloedt.

Werknemers vallen uit door depressies en burn-outs, bijna 10 procent voelt zich elke dag opgebrand op het werk. Spanningen met de veel royaler bedeelde lokale politie zorgen voor nog meer frustraties. De vraag of ons land nog wel veilig is met een politiekorps dat op haar tandvlees zit, wordt door speurders onthaald op een bulderlach. En alsof dat niet genoeg is, ziet de federale overheid de ernst van de toestand blijkbaar niet in, want voor volgend jaar voorziet ze weer in een te klein budget.

Het enige lichtpuntje in die donkere tunnel is de nieuwe commissaris-generaal Marc De Mesmaeker, die nu anderhalf jaar aan de slag is en vertrouwen wekt bij het personeel. “Hij is de eerste die durft te zeggen waar het op staat.”

Wist u waar u aan begon toen u aantrad als opvolger van commissaris-generaal Catherine De Bolle?

“Ja. Ik had tien jaar in de Wetstraat gezeten, waar ik mee het beleid voor de politie en de openbare veiligheid uitzette. Ik heb samengewerkt met verschillende ministers van Binnenlandse Zaken: Jan Jambon, Annemie Turtelboom, Joëlle Milquet… Ik ken heel veel politiemensen en heb twintig jaar onderhandelingen gevoerd met de vakbonden, over hervormingen en besparingen. Dan weet je wel waar je aan toe bent.”

U wist dat het een puinhoop was?

“Ik wist dat het moeilijke omstandigheden waren, ja. Dat vond ik net de grote uitdaging. Ik geloof nog altijd dat het tij kan keren, en dat ik daar iets in kan betekenen. Maar dan moet de politiek wel meewillen.”

U hebt in de Wetstraat zelf besparingen moeten onderhandelen voor de politie waar u nu als commissaris-generaal de gevolgen op het terrein van ondervindt. Wringt dat niet?

“Saneren doet altijd pijn en ik ben niet blind voor de besparingen die er nog moeten gebeuren – 14 miljard euro, zegt de Nationale Bank. De vraag is alleen in welk tempo je dat wilt doen, en wat je prioriteiten zijn. Mijn boodschap aan de politiek is heel duidelijk: het saneringsbeleid mag niet ten koste gaan van onze veiligheid, zoals dat de voorbije jaren het geval dreigde te worden. De federale politie trekt zich in de gegeven omstandigheden nog redelijk goed uit de slag, dankzij veel goede wil en inzet van het personeel, maar we staan op een kantelpunt.”

“Er mag niet veel meer gebeuren of we redden het niet meer. Ik verwacht geen astronomische bedragen, maar er moet een groeiscenario komen voor de federale politie. Voor personeel, en zéker voor de werking en investeringen. Want als ik moet kiezen, heb ik liever iets minder politieagenten die kunnen werken met goed materiaal dan een voltallig personeelsbestand dat het moet doen met verouderde computers en afgeleefde dieselwagens.”

‘Onze nieuwe commissaris-generaal bedoelt het goed,’ hoor ik bij uw mensen op het terrein, ‘maar wat kan hij doen? Hij moet het ook rooien met de middelen die hij krijgt.’

“Ik heb gedaan wat ik moest doen: ik ben naar het parlement gegaan en heb een duidelijk beeld geschetst van de situatie. Objectief, met cijfers in de hand. Ik heb niets willen verfraaien, want ik wéét dat er een schromelijk tekort is aan middelen. Ik kén de bekommernissen van de mensen op het terrein. U moet goed beseffen: door de besparingen is het budget voor werking en investering voor de federale politie de afgelopen legislatuur met één derde verminderd. Zoiets gaat over tientallen miljoenen. Dat is gigantisch.

“Intussen wordt de lokale politie, die voor de basispolitiezorg instaat, veel meer in de watten gelegd. Daar heeft men de dotaties níét beknot en heeft men ze mee met de index laten groeien naar een dik miljard. Dat is veel meer dan de federale politie krijgt. Uiteraard leidt dat bij het personeel tot spanningen. Die wrijvingen zullen pas verdwijnen als de overheid die dotaties gelijktrekt.”

Sommigen zien daar een strategie in van de N-VA: door de lokale politie meer middelen te geven, groeit het onevenwicht en staan we een stap dichter bij het opdoeken van de federale politie. Over vijf jaar bestaat de federale politie niet meer, vreest men.

“De N-VA heeft zich daar ook al openlijk over uitgesproken: een regionale politie ligt in de lijn van hun politieke denken, waarvan akte. Ikzelf denk dat er altijd nood zal zijn aan een gespecialiseerde politie die grensoverschrijdend werkt.”

Kunnen we ons nog veilig voelen? Een alarmerende krantenkop zei onlangs dat we niet klaar zijn voor een nieuwe terroristische aanslag.

“We zijn daar wél klaar voor. We hebben ook veel geleerd uit de vorige aanslagen. Alleen zou dat weer zoveel capaciteit opslorpen dat we daarna door onze reserves heen zitten, ten koste van al het andere politiewerk.

“De overheid heeft veel geïnvesteerd in terrorismebestrijding, en dat is ook nodig, want terreuraanslagen ontwrichten de hele maatschappij. Maar voor alle andere fenomenen heeft ze nauwelijks aandacht gehad, en dus onvoldoende middelen vrijgemaakt. Ik denk aan verkeersveiligheid, de war on drugs, financiële en economische criminaliteit, corruptie en cybercrime…”

“Daarvoor hebben we mensen én extra middelen nodig, anders blijven we het niet bolwerken. Het zou trouwens al helpen als we de centen die we krijgen zelf mogen beheren. Er is geen enkele overheidsdienst die financieel zo streng gecontroleerd wordt als de politie. Mijn nieuwjaarsboodschap naar de toekomstige regering is dan ook: beste politici, als u het land veilig wil houden, besef dan dat er méér is dan terrorisme.”

De digitalisering heeft de misdaad veranderd. Gangsters sturen elkaar versleutelde berichtjes, drones spioneren vanuit de lucht, alcoholcontroles worden aangekondigd op Twitter. Belgen hadden nog nooit zoveel last van cybercriminelen. Kan de politie gelijke tred houden in die wereld van snel evoluerende technologie?

“Deels. Hadden we meer middelen, dan konden we meer rechercheurs laten opleiden en stonden we natuurlijk al veel verder, want cybercrime zal alleen maar toenemen. We zijn ook toe aan vervanging van het informaticamateriaal: ik heb bij mijn bezoek aan de eenheden gezien hoe ze soms moeten improviseren met dingen die ze zelf in elkaar hebben gestoken.”

Van een speurder in een smokkelonderzoek hoorde ik dat het drie weken duurt om de gsm van een verdachte te laten uitlezen. Drie weken! Dan zijn die verdachten toch al lang foetsie?

“Er zijn ook plaatsen waar het veel sneller gebeurt, hoor. Eén van mijn eerste projecten als commissaris-generaal was dat van de smartphones. Elke politieagent krijgt een digitale telefoon waarop hij of zij alles direct kan opzoeken. Welke persoon heb ik voor mij? Is hij gekend bij het gerecht? Heeft hij een rijverbod? Welk pand betreed ik nu? Sommige agenten hebben al zo’n telefoon, en uiteindelijk moet dat voor iedereen lukken. Ik ben zelf geen techneut, maar ik besef wel: als je de trein van de digitalisering mist, kun je de boeken sluiten.”

Nooit eerder hadden Belgen en bedrijven zoveel last van cybercriminelen: hacking, phishing, oplichting …

“En het zal wellicht nog toenemen. Voor die gespecialiseerde vormen van cybercrime moeten we zo snel mogelijk hoogopgeleide profielen aantrekken, rechtstreeks van de hogescholen en universiteiten. Ze hoeven niet eerst een politieopleiding van anderhalf jaar te volgen, want we willen ze met hun digitale knowhow direct in gerechtelijke onderzoeken inschakelen. Dat is nieuw, en de wetgeving moet daar uiteraard voor worden aangepast. Maar ik hoop dat ik als commissaris-generaal nog binnen mijn termijn de eerste dame of heer via dat kanaal bij de politie mag verwelkomen.”

“We hebben trouwens al successen geboekt met onze eigen mensen. Europol heeft onlangs, met België in de hoofdrol, de communicatiekanalen van IS een grote slag toegebracht. We zijn erin geslaagd de digitale publiciteitskanalen van IS van de servers te halen, zoals we dat ook een paar jaar geleden met het ronselnetwerk van Al Qaida hebben gedaan. Dat zijn heel complexe operaties, want je moet de medewerking krijgen van de bedrijven die de servers overal ter wereld ter beschikking stellen. De federale gerechtelijke politie van Oost-Vlaanderen heeft in die gigantische operatie van Europol een voortrekkersrol gespeeld. Als ik dat zie, ben ik optimistisch over de toekomst van ons korps.”

Toch is er nog een lange weg te gaan. De politie is altijd zo trots op de ANPR-camera’s met nummerplaatherkenning, maar 60 procent van die camera’s langs de autosnelwegen werkt gewoon niet.

“(beslist) Ze gaan binnenkort wél werken. Het is een juridische kwestie, waar ik na dit interview trouwens verder aan ga werken. Real time intelligence is een stuk van de toekomst. Met al die ANPR-camera’s krijg je niet alleen een kijk op het verkeer, maar kun je ook verdachten opsporen. We moeten ons blijven specialiseren, want de technologie staat niet stil.”

U verwachtte veel van de camera’s met gezichtsherkenning in de luchthaven van Zaventem, maar dat project hebben jullie moeten stopzetten vanwege de privacywetgeving.

“Ik vind het verhaal van de gezichtsherkenning op Zaventem un échec belge. Ik had het gezien in Brazilië, waar het zeer goed werkte. In Zaventem was het een kleinschalig project – géén big brother – dat nog in de testfase zat. Als je op een plaats waar doden en gewonden zijn gevallen zo’n afgebakend experiment moet stopzetten vanwege de privacywetgeving, vind ik dat een collectieve mislukking.”

“Nieuwe technologieën scheppen nieuwe mogelijkheden in de misdaadbestrijding, maar onze wetgeving is daar helemaal niet op afgestemd. Ook daarvan hoop ik dat de politiek werk gaat maken, maar voorlopig voel ik nog veel weerstand. Er bestaan tegenwoordig al programma’s waarmee je iemand kunt herkennen aan de manier waarop hij zijn lichaam beweegt. Zonder mijn gezicht te zien kan men zeggen: ‘Dat is Marc De Mesmaeker die daar loopt, want hij mankt een beetje aan de rechtervoet’ – problemen met de knieën.”

Jullie zetten wel al drones in.

“Ja, onder meer tijdens betogingen. Maar een manier om vijandige drones te neutraliseren, hebben we nog altijd niet. Daar zijn politiediensten in alle landen hard naar op zoek, samen met de privésector. Een drone tegenwerken kunnen we wel al. Bij de vorige NAVO-top ben ik op het dak van het NAVO-gebouw gaan staan om een toestel van een privéfirma uit te testen: een soort bazooka die de werking van de vliegende drone verstoort.”

Angela Merkel kreeg tijdens een verkiezingsspeech plots een drone voor zich. Achteraf bleek dat een stunt van de Piratenpartij, maar niemand kon iets doen.

“We moeten niet eens zo ver gaan. Afgelopen zomer bij de aankomst van de Ronde van Frankrijk in Brussel, toen ze passeerden langs het koninklijk paleis in Laken, hing er een minuut voor de aankomst een drone boven de eindmeet. Achteraf bleek die van een toerist te zijn die niet wist dat het verboden was, maar het had ook een drone van iemand met slechte bedoelingen kunnen zijn.”

Volgens de criminaliteitscijfers is België nog nooit zo veilig geweest als vandaag. Toen ik dat aan speurders in uw korps vertelde, was het antwoord een bulderlach.

“Mij zul je nooit horen stoefen of panikeren over criminaliteitsstatistieken. Ik vind ze zeer relatief. Waar ik wel belang aan hecht, is de veiligheidsmonitor die het veiligheidsgevoel bij de bevolking meet. Die geeft aan dat er een groeiend vertrouwen is van de bevolking in de politie. Dat geeft een signaal dat we, met de middelen die we hebben, toch ons best doen. Maar nog eens, met de middelen die we nu hebben, gaan we het niet blíjven redden.”

Vroeger kwam de politie ter plaatse als je een winkeldiefstal of een poging tot inbraak wilde aangeven. Tegenwoordig moet je daarvoor een afspraak maken op het politiekantoor. Mensen doen die moeite niet meer.

“Wij blijven ze aanmoedigen om toch aangifte te komen doen, zodat onze cijfers kloppen en we niet blind varen. De toekomst is het virtuele loket, police on web, zoals we dat in Dubai hebben gezien. Een paar lokale politiezones experimenteren al met dat virtuele onthaal, en dat werkt.”

Inbraakpogingen worden niet eens meer naar het parket doorgestuurd. Waarom zou je nog aangifte doen als er toch niets mee gebeurt?

“(ferm) Er zijn wel degelijk inbraken die worden opgelost. Er worden geregeld rondtrekkende Oost-Europese boevenbendes gepakt die overal in het land toeslaan. We hebben net een grote bende van autozwendelaars opgerold die duizenden slachtoffers had gemaakt. Dat was onze grootste operatie in 2019. Als al die mensen die werden opgelicht en bestolen thuis waren gebleven, hadden we die operatie nooit zo grootschalig kunnen aanpakken.”

In Antwerpen is het dezer dagen iets minder veilig, met al die granaten en doorzeefde gevels. Het is geen geheim dat de drugsoorlog er ook geleid heeft tot een oorlog tussen de federale en de lokale politie. Nochtans is er werk genoeg.

“We zijn er ons van bewust dat de drugscriminaliteit erg tastbaar wordt op straat, en we zijn ermee bezig, met de middelen die we hebben. Ik heb onlangs nog samengezeten met de korpschef van de Antwerpse lokale politie, Serge Muyters, en we hebben een goed gesprek gehad. We zijn wel degelijk on speaking terms.”

Nederland heeft net een belangrijke drugsbaron in Dubai geklist. De Belgische drugscriminelen die in Dubai zitten, werden tot nu toe ongemoeid gelaten.

“Wees gerust, wij volgen ze tot in Dubai. Meer kan ik daar niet over zeggen.”

Haalt die war on drugs wel iets uit?

“De strijd tegen de drugscriminaliteit zal ons altijd bezighouden. Het brengt zoveel geld op dat alles mogelijk is. Zuid-Amerikaanse drugkartels steken nu zelfs de plas over in duikboten met tonnen cocaïne aan boord.”

“We zijn in Colombia en Brazilië gaan kijken, waar de meeste cocaïne vandaan komt, om de contacten met de drugsbestrijdingsdiensten daar te verbeteren. We zien dat zij hun havens wel waterdicht kunnen maken, maar dat men de drugsladingen even buiten de havengebieden aan boord brengt. De baas van de Amerikaanse DEA (Drug Enforcement Administration, red.) is ook naar België gekomen, en we hebben hem de Antwerpse haven laten zien: 120 vierkante kilometer, een stad op zich. Hij begreep direct waarom het zo moeilijk was om die te beveiligen: er zijn duizend-en-één mogelijkheden om er binnen te raken.”

“Volgens hem is er maar één oplossing: de cocavelden in de landen van herkomst vernietigen. Maar dan bots je op de gevolgen van het vredesproces in Colombia met de guerillaorganisatie FARC: daar heeft de overheid de belofte gedaan de cocavelden niet meer te besproeien met giftig glyfosaat, tot de boeren andere gewassen kunnen telen. Het gevolg is dat ze daar nog snel massaal nieuwe cocavelden hebben aangeplant, en dat de productie van cocaïne de hoogte is ingeschoten. Dat was voor mij een eyeopener: zo’n vredesproces, dat natuurlijk heel belangrijk is, heeft onverwachte gevolgen die wij hier tot aan de overkant van de oceaan voelen.”

Ook terrorisme zal jullie blijven bezighouden. Veroordeelde IS-aanhangers naderen het einde van hun straf en komen stilaan vrij. Haatprediker Jean-Louis Denis is nog maar net op vrije voeten en alweer jongeren in Molenbeek aan het opjutten.

“Maar we zien het, we weten het en we reageren erop. Om de IS-aanhangers die nu vrijkomen op te volgen, zijn taskforces opgericht. Maar laten we elkaar geen blaasjes wijsmaken: dat zal geen 24/24-observatie zijn. We zullen samen met de inlichtingendiensten en het OCAD goed moeten analyseren waar de gevaarlijke elementen zitten, en die heel subtiel opvolgen.”

Wie weet wat we nog uit Syrië kunnen terugverwachten. En dan heb ik het niet eens over vrouwen en kinderen.

“We moeten klaar zijn voor een nieuwe golf. Wat de terugkeer van mensen uit Syrië betreft: als beslist wordt dat iemand moet terugkomen, is het onze taak om dat uit te voeren en te zorgen dat die terugkeer correct gebeurt, waar we ze ook moeten gaan halen en afzetten.”

Waar was u op 22 maart 2016, tijdens de aanslagen in Brussel?

“Op mijn werk in de Wetstraat. Ik was als één van de eersten in het crisiscentrum, waar we de situatie met alle politiediensten en politieke overheden moesten beheren. C’est arrivé près de chez nous, dacht ik. We hebben non-stop doorgewerkt, de klok rond. Je hebt op dat ogenblik niet eens de tijd om stil te staan bij het drama.”

“Als ik er vandaag op terugkijk, heb ik vooral bewondering voor de mensen die de aanslagen ter plekke hebben meegemaakt. Sommigen zijn zwaargewond geraakt, maar proberen hun leven opnieuw op te pakken. Ik denk aan het Amerikaanse meisje dat op twee kunstbenen naar de herdenking kwam – naar de plek waar ze haar beide benen verloor – en daar een sterke speech hield. Eén van onze politieagenten, Ben Bergen, heeft een been verloren, maar is vandaag opnieuw aan de slag, in een voor hem aangepaste combi.”

“Uit zulke verhalen put ik veel motivatie, en ze laten je ook je eigen problemen relativeren. Iedereen verwerkt het natuurlijk op zijn eigen manier. Er zijn politieagenten die vandaag nog altijd thuis zitten, getraumatiseerd. Sommigen hebben wat meer tijd nodig, anderen komen nooit meer terug. De vraag is of je dat moet forceren.”

“Onze job is niet zonder gevaar, dat mogen we nooit vergeten. Toen ik in juni 2018 aantrad als commissaris-generaal, waren er net twee politieagenten gedood in Luik. Daarna nog een derde. Ik vond het belangrijk om iets te doen voor onze overleden collega’s, en we hebben vorige maand op 7 december – de ‘Dag van de Geïntegreerde Politie’ – een wall of memory ingehuldigd, in aanwezigheid van hun families.”

“Het is een muur met foto’s van de overleden collega’s sinds 2000, met hun naam en de manier waarop ze om het leven zijn gekomen. In een vuurgevecht, een aanslag, een verkeersongeval tijdens een achtervolging… Een aantal van hen heb ik persoonlijk gekend, maar eigenlijk doet dat er niet toe. Hun foto’s grijpen me allemaal even hard aan. Ik heb geleerd hoe belangrijk het is voor de families om de naam van hun zoon of dochter, partner of ouder te horen uitspreken, als blijk van erkenning. De wall of memory staat op een plek waar elke dag honderden collega’s voorbijkomen. Voor hen is het ook een reminder: het gevaar schuilt achter elke hoek.”

Bij uw aantreden belandde u midden in de deining rond het dodelijke schietincident waarbij de kleuter Mawda stierf. Dat werd al snel politiek: Bart De Wever vond dat de ouders van Mawda schuld hadden aan de dood van hun dochter, zijn partijgenoot Jan Peumans vond dat een schandelijke uitspraak. U zit daar tussen, als baas van de politieagent die geschoten heeft.

“(droog) Wij doen daar geen uitspraken over. Het is uiteraard heel aangrijpend voor de ouders van Mawda, maar het gerechtelijk onderzoek loopt nog en we moeten het resultaat afwachten. We hebben wel al in de mate van het mogelijke onze verantwoordelijkheid genomen. We hebben de richtlijnen voor het schieten op een vluchtend voertuig verfijnd, en we doen veel meer oefeningen in achtervolgingen van het ene arrondissement naar het andere – zoals daar het geval was.”

“Transmigratie is een probleem in België. Het is onze taak als politie om transmigranten op te pakken op een correcte en humane manier. We weten ook, uit de recente cijfers van Maggie De Block, dat 70 procent van de mensen die uitgewezen worden níét vertrekt. We dweilen dus met de kraan open, vinden sommigen. Is dat nuttig? Ja, want als je het niet doet, zie je op de duur de kraan niet meer. Maar onze prioriteit zijn de netwerken van mensensmokkel die er achter zitten en die daar gigantisch veel geld aan verdienen.”

U bent grootvader van drie kleinkinderen. Dat zijn nog kleuters, maar zou u hun later aanraden om bij de politie te gaan?

“Als ze het me zouden vragen, zou ik zeggen dat ik het een heel boeiend, mooi en maatschappelijk relevant beroep vind.”

Wíllen de mensen nog wel bij de politie gaan? Vorig jaar waren er plots drieduizend kandidaten minder, berekende vakbondsman Vincent Houssin van de VSOA.

“Als het economisch beter gaat, heeft de publieke sector het altijd moeilijker om mensen aan te werven. Maar jonge mensen willen zich vandaag ontplooien en de samenleving iets teruggeven, en dat kunnen we bij de politie zéker bieden.”

“Ik verwacht veel van het nieuwe beveiligingskorps dat we in het leven hebben geroepen: dat zijn 1.600 mensen die kerncentrales, luchthavens en ambassades beveiligen. Een diploma is daarvoor niet nodig, en dat kan een hefboom zijn voor diversiteit. Mensen kunnen daar eerst als beveiligingsagent aan de slag, en later doorgroeien naar inspecteur.”

Een recente welzijnsenquête legde de malaise bij het personeel bloot. Er is veel stress, onzekerheid, discriminatie. Werknemers voelen zich opgebrand en onbegrepen door hun oversten. 26 procent van de vrouwen zegt slachtoffer te zijn van grensoverschrijdend gedrag.

“Die bevraging kwam er na een moeilijke periode van de aanslagen, heel wat hervormingen en zware besparingen. Die resultaten waren dus wel enigszins te verwachten, maar ik ben toch wel geschrokken omdat ze zo uitgesproken waren. Natuurlijk is dat een ontgoocheling, maar we gaan er ook iets aan doen. We zijn al in mei gestart met een campagne bij het personeel rond ‘respect’, een thema waar ik zelf veel belang aan hecht. En we organiseren groepsactiviteiten en evenementen om de korpsgeest te verbeteren.”

U hebt het totaalverbod op alcohol van uw voorganger Catherine De Bolle versoepeld, wat op veel sympathie kon rekenen. Geen Kidibul meer op de nieuwjaarsreceptie.

“Toen ik bij mijn aantreden mijn ronde deed langs de eenheden, kwam altijd dezelfde klacht terug: er was geen groepsgevoel, geen maizena in het korps. Er kwam geen volk meer naar de sportevenementen en de barbecues. Als je iets organiseert om mensen bij elkaar te brengen, mag daar wat alcohol bij zijn. Experts van het VAD (Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs, red.) geven me trouwens gelijk: een totaalverbod is nefaster dan af en toe een glaasje toelaten.”

Hoe bevalt de job tot nu toe?

“Ik had het werk goed ingeschat. Alleen maken de protocollaire verplichtingen en de internationale politiesamenwerking het zwaarder dan ik dacht. Maar hey, still standing.”

Wat is het lastigst?

“De druk van buitenaf. Van de politiek, de media, de vakbonden, het personeel soms. Als commissaris-generaal word je plots een publieke figuur, en daar heb ik toch aan moeten wennen. Ik heb altijd achter de schermen gewerkt. Ik was nauw betrokken bij de politiehervorming en heb gewogen op het politieke beslissingsproces, maar altijd backstage. Toen ik hier begon, vroegen de mensen: ‘Wie is die Marc De Mesmaeker?’ Ze konden me niet goed thuisbrengen, omdat ik ook geen politieke kleur heb. Zelf kon ik me wel vinden in de typering van een civil servant.”

U verdient als topman van zo’n grote organisatie geen stukken van mensen: 5.600 euro netto. Bij uw collega’s bij de NMBS of De Post gaat het om een miljoenenloon.

“Die 5.600 euro netto is ridicuul als je kijkt naar de verantwoordelijkheden die ik heb. Maar bon, het statuut is nu zo, en ik heb mij met kennis van zaken kandidaat gesteld. Omdat ik het maatschappelijk belang wil dienen, en ik denk dat ik toch al iets heb kunnen betekenen. De rust in het korps en de teamspirit keren stilaan terug, het begin van de digitalisering is voelbaar.”

Wat zijn uw wensen voor 2020?

“Eentje zonder en eentje met: een jaar zonder aanslagen, maar mét een regering. En een olympisch kampioen in de rangen van de federale politie. (lacht)”

Hoezo?

“Delfine Persoon werkt bij ons interventiekorps in West-Vlaanderen. Wat zij presteert in haar bokssport, wetende dat ze ook nog eens een voltijdse job bij de federale politie heeft… Daar neem ik mijn kepie voor af. Ik ben naar enkele bokskampen gaan kijken, en wat zij uit dat tengere lijf krijgt, vind ik echt bovenmenselijk. Wij hopen dit jaar dus op een olympische titel. Dat zou de max zijn.”

Bron » Humo | Annemie Bulté