DNA van familie mag binnenkort worden gebruikt om daders op te sporen, mogelijke doorbraak voor cold cases

De ministerraad heeft een wetsontwerp goedgekeurd waardoor het mogelijk wordt om daders op te sporen via het DNA van naaste verwanten. Dat kan leiden tot doorbraken in vastgelopen zaken (cold cases). Daarnaast zal genetisch materiaal van verwanten van vermiste personen ook met internationale databanken mogen worden vergeleken.

Daders van een misdrijf opsporen met behulp van DNA: het nekte Stephaan Du Lion, die nu terechtstaat voor viervoudige moord. Maar bij strafzaken waar wél DNA-sporen gevonden zijn, maar geen exacte match met DNA uit databanken, loopt het onderzoek wel eens vast. De federale ministerraad keurde nu een wetsontwerp van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) goed dat voor doorbraken kan zorgen in cold cases.

Match met dichte naasten

Het wetsontwerp maakt breder DNA-onderzoek mogelijk: als er geen rechtstreekse match is tussen het DNA van een dader en profielen in de bestaande databanken, mag nu ook gezocht worden naar gedeeltelijke matches met broers, zussen, ouders en kinderen: een “familiale zoeking”.

Ouders geven namelijk de helft van hun DNA door aan hun kinderen. Als de dader onbekend is, maar er zit in de databank DNA van naaste familie, kan dat de zaak dus vooruithelpen. Al mag die gedeeltelijke match dus énkel bij familie van de eerste lijn. In ons land hebben we zo 120.000 profielen, internationaal natuurlijk nog veel meer.

Een tweede verandering is gericht op verdwijningszaken. In Europese en internationale databanken zitten profielen van familie van vermiste personen wereldwijd. Die bevatten ook duizenden DNA-profielen van niet-geïdentificeerde lichamen. Nu zal ook de Belgische politie genetisch materiaal van verwanten mogen vergelijken met die databanken. Dat zou nu nog kunnen leiden tot antwoorden in onopgeloste verdwijningszaken.

Bovendien zullen DNA-stalen zelf langer bewaard worden, wat nu enkel het geval is voor de profielen. “Nu zit dat vaak op zes maanden, dat gaat naar dertig jaar. Dat is belangrijk, want verdwijningszaken worden niet op één-twee-drie opgelost”, zegt minister Van Quickenborne.

Y-chromosoom

De derde wijziging gaat over het Y-chromosoom, een klein stukje van het DNA dat enkel mannen hebben. Dat wordt bijna identiek doorgegeven van vader op zoon, waardoor je zelfs bij verre familie (tot de veertigste graad!) een match kan vinden. In zedenzaken zou daar binnenkort consequent een profiel van gemaakt worden.

Met deze beslissingen volgt onze overheid Nederland. Daar is de techniek al sinds 2012 legaal. Met grootschalige oproepen naar vrijwilligers om hun DNA af te staan, konden speurders zoeken in duizenden stalen. Zo werden al enkele zaken opgelost. “Als je alleen nog maar naar onze noorderburen kijkt, zie je een heel grote succeskans van zo’n familiale zoekopdracht”, zegt postdoctoraal onderzoeker Sofie Claerhout (KULeuven), die aan de techniek werkt en al jaren pleit voor een wetswijziging.

Claerhout is blij dat ook bij ons nu stilaan een databank op basis van die Y-chromosomen zal worden uitgebouwd. Een databank aanleggen met ieders (volledig) DNA-profiel is volgens haar niet nodig, net omdat we met het Y-chromosoom veel daders kunnen vatten. “Het Y-chromosoom is ook zo nuttig omdat je er niets mee weet over iemand, zoals erfelijke ziektes of uiterlijke kenmerken, buiten het feit dat het een man is”, legt Claerhout uit.

Bron » VRT Nieuws | Heleen Vander Beken

Criminoloog Cyrille Fijnaut publiceert memoires: “Samenleving moet niet aanvaarden dat op de rechtbank allerlei scenario’s tevoorschijn worden getoverd alleen maar om cliënt vrij te pleiten”

De kiemen van de georganiseerde drugscriminaliteit liggen in het verkeerd begrepen tolerantiebeleid in de jaren 70 in Nederland. Dat zegt Cyrille Fijnaut die als professor criminologie verbonden was aan tal van parlementaire onderzoekscommissies. Hij schreef zijn memoires en vertelt daarover in Terzake.

Als Cyrille Fijnaut begin jaren 70 bij de drugssectie van de politie van Tilburg gaat werken, valt hem iets op. “De harde kern waren lieden uit de traditionele misdaad: inbrekers, overvallers, geweldplegers. Zij konden groot geld verdienen met weinig risico. De overheid greep echt niet echt in. Ze liet betijen en begaan. Het werd met de mantel der liefde bedekt.”

Het duurde lang vooraleer iedereen besefte wat de impact van de georganiseerde misdaad in een samenleving is. “Het valt niet mee voor een democratische samenleving om te erkennen dat er zo’n zwaar probleem in haar schoot is ontstaan. Dat is toch een beetje een nederlaag.”

Volgens Fijnaut moet er in de toekomst nog meer ingezet worden op een brede aanpak van het probleem, die ook focust op de economische aspecten van de drugshandel. “Hoe kan het zijn dat je zwart verdiend geld opeens in een witte sector kunt inbrengen? Dan moet je toch bruggenbouwers hebben? En notarissen en advocaten zijn bij uitstek bruggenbouwers.”

Cyrille Fijnaut is erg scherp voor de wijze waarop sommige strafpleiters hun verdediging voeren. “Ik vind dat een samenleving ook niet moet aanvaarden dat mensen op de rechtbank alle mogelijke scenario’s tevoorschijn toveren alleen maar met het oog op het vrijpleiten van hun cliënt.”

“Over grenzen” (uitg. Prometheus), de memoires van Cyrille Fijnaut, ligt vanaf morgen in de boekhandel.

Bron » VRT Nieuws

Deze Kortrijkse wetenschapper heeft mogelijk het antwoord op talloze Belgische cold cases

Via het DNA van familieleden een moordenaar opsporen die al tientallen jaren vrijuit gaat: met die techniek vergaart biowetenschapper Sofie Claerhout al jaren faam in het buitenland. Dankzij een wetswijziging kan ze binnenkort eindelijk ook Belgische cold cases helpen oplossen.

Georges en Marie-Josephe Caeckaert krijgen op 16 maart 1991 een telefoontje dat elke ouder doet rillen: er is iets met hun dochter gebeurd. Onmiddellijk vertrekken ze naar Knokke-Heist, waar ze van de politie te horen krijgen dat ze zich op het ergste moeten voorbereiden. Op klaarlichte dag werd hun dochter Ingrid Caeckaert, nauwelijks 26, met 62 messteken om het leven gebracht aan de lift van haar appartement.

Ondanks duizenden getuigenverhoren wordt de zaak nooit opgehelderd. Vandaag, dertig jaar later, heeft het koppel er nog steeds het gissen naar wie hun dochter vermoord heeft, en waarom. Zoals de zaak-Caeckaert zijn er tientallen cold cases in ons land. Maar er is hoop. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) werkt momenteel een wetsontwerp uit dat bepaalt dat het Belgische gerecht straks via DNA-onderzoek familieleden van de dader kan opsporen, om zo via een omweg bij hem uit te komen.

Dat die wet er komt, is voor een groot stuk te danken aan het pionierswerk van de Kortrijkse Sofie Claerhout. De doctor in de forensische genetica (KU Leuven) houdt zich sinds 2015 bezig met onderzoek naar een chromosoom dat ze zelf niet bezit: het mannelijke Y-chromosoom. Met Dader onbekend, haar pas uitgebrachte boek, wil ze de resterende sceptici overtuigen dat het Y-chromosoom het redmiddel kan zijn bij tal van onopgeloste moordzaken. De eerste cold case die ze in België hoopt op te lossen, is die van Ingrid Caeckaert.

Hoe leerde u over deze moordzaak?

Sofie Claerhout: “Ik was derdejaars doctoraatsstudente toen ik online op deze zaak botste. Ik las dat er een DNA-spoor gevonden was, maar dat dat tot niks leidde. Ik zag hoe de ouders uit wanhoop op Telefacts een oproep hadden gedaan. Op dat moment was ik al drie jaar bezig met verwantschapsonderzoek, en ik besefte dat we wetenschappelijk de sleutel in handen hadden om die zaak misschien op te lossen: het Y-chromosoom! Ik dacht: hoe kan het toch dat zoveel veelbelovend onderzoek gebeurt en dat we dat hier niet gebruiken?”

Hoe kan onderzoek op basis van het Y-chromosoom tot een doorbraak leiden?

“In de zaak-Caeckaert leverde het DNA tot nu toe geen doorbraak, omdat volgens de Belgische wet een DNA-spoor alleen vergeleken mag worden met dat van de verdachten of mensen die in ons land eerder veroordeeld werden. Maar we zouden dat DNA-spoor ook kunnen gebruiken om (verre) familieleden van de dader te vinden, en dat is waar het Y-chromosoom van pas komt.”

“Het Y-chromosoom is een geslachtschromosoom. Het wordt ook wel ‘the genetic wasteland’ genoemd, het genetische braakland: het bevat namelijk heel weinig informatie over je genen of je uiterlijk. Het bepaalt alleen of je een man bent en welke vaderlijke lijn je volgt. Maar wat zo handig is aan het Y-chromosoom, is dat het daardoor van vader op zoon bijna ongewijzigd wordt overgedragen. Terwijl achterneven maar 12,5 procent van hun DNA delen, is 95 procent van hun Y-chromosoom identiek. Door naar het Y-chromosoom te kijken, hoef je dus niet eens de naaste familie van de dader te vinden, het DNA van een verre achterneef kan genoeg zijn.”

Hoe komt u dan bij die familieleden terecht?

“Dat kan door een oproep te doen aan een honderdtal mannen uit de buurt om hun DNA af te geven. Daarna kunnen onderzoekers zoals ik aan de slag met het Y-chromosoom. Als we bij die DNA-samples een gelijkaardig Y-chromosoom terugvinden als dat van op de plaats delict, focussen we daarop. Door te kijken naar de kleine verschillen tussen de chromosomen, kunnen we nagaan of het om een dicht familielid, bijvoorbeeld een broer, of eerder verre familie gaat. Dat combineren we met stamboomonderzoek, waardoor we bijvoorbeeld takken van de familie kunnen uitsluiten die naar andere steden verhuisd zijn. Op die manier kun je al binnen een aantal maanden bij de dader komen, zonder dat hij zelf DNA afgegeven heeft.”

We hebben het tot nu toe alleen over mannen gehad. Kan deze techniek ook toegepast worden bij vrouwen?

“De tools die ik ontwikkeld heb, focussen specifiek op het mannelijke Y-chromosoom. Mijn toekomstige doctoraatsstudent van ons lab in Kortrijk (KULAK) zal zich deels concentreren op het DNA dat moeders aan dochters doorgeven, het zogenaamde mitochondriaal DNA. Alleen is dat DNA korter dan dat van het Y-chromosoom en is het voorlopig minder interessant om verwantschappen mee te achterhalen. Bovendien is stamboomonderzoek via vrouwelijk DNA een pak moeilijker, omdat de familienamen doorgaans de mannelijke familielijn volgen.”

“Voor de toepassing op cold cases hebben we daar dus nog een langere weg af te leggen. Maar als je de statistieken erop nagaat, zie je dat meer dan 90 procent van de moorden in België gepleegd wordt door mannen.”

Dat soort verwantschapsonderzoek wordt al jaren toegepast in het buitenland. Toch kloppen buitenlandse speurders vaak aan bij uw lab voor hulp. Wat doen jullie anders?

“Verwantschapsonderzoek op zich is inderdaad niks nieuws. Maar samen met mijn promotor heb ik een aantal tools ontwikkeld die het proces minder duur en tijdrovend kunnen maken. De eerste is CSYseq, waarmee we in detail het Y-chromosoom van honderd mannen tegelijk kunnen detecteren. Met Ysurnames, een andere tool, kunnen we vervolgens berekenen hoe groot de kans is dat de dader dezelfde familienaam draagt als de DNA-match uit het onderzoek. En met YMrCA, een soort verwantschapsrekenmachine, kunnen we berekenen hoeveel generaties tussen de dader en het familielid uit het onderzoek zitten.”

De Nederlandse politie heeft, onder meer met jullie hulp, al verschillende cold cases opgelost die tientallen jaren vastzaten.

“Inderdaad. Tien jaar geleden hielp professor Ronny Decorte met analyses van DNA-stalen in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd verkracht en gewurgd werd in het Friese dorpje De Westereen, JL). Door die zaak werd de Nederlandse wetgeving rond verwantschapsonderzoek aangepast.”

“Zelf was ik betrokken bij het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen (die als elfjarige jongen in 1998 verdween op een jeugdkamp en een dag later dood werd teruggevonden, JL). Twintig jaar later, in 2018, kwam er een verwantschapsonderzoek waarbij meer dan 21.000 mensen werden opgeroepen om een DNA-staal af te geven. Uiteindelijk werd de dader Jos B. in Spanje ontdekt.”

In het buitenland kwam er dankzij verwantschapsonderzoek een doorbraak in tal van cold cases, maar in ons land is het nog altijd niet toegelaten. De frustratie daarover is voelbaar in uw boek.

“Eigenlijk is het absurd. Ik doe al jaren onderzoek met binnenlands geld, maar door de verouderde DNA-wetgeving kan ik het voorlopig enkel gebruik toepassen om buitenlandse cold cases te helpen oplossen.”

“Er was een moment dat ik twijfelde of ik er gewoon mee moest stoppen, of blijven doorbomen tot de wetgeving ook bij ons zou veranderen. Het is het tweede geworden.” (lacht)

Verschillende landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, hebben inmiddels een grote DNA-databank waaruit ze kunnen putten. Moet ons land daar een voorbeeld aan nemen?

“Het Verenigd Koninkrijk is op dat vlak inderdaad een pionier. Het houdt het DNA bij van iedereen die ooit veroordeeld werd, of het nu kwam door te snel te rijden of een handtas te stelen. In 2003 loste het VK als eerste wereldwijd een moord op door DNA-verwantschapsonderzoek. Ze hebben inmiddels een databank van bijna 7 miljoen mensen, en daardoor ook heel weinig cold cases.”

“Ook bij ons gingen al stemmen op om de DNA-databank aanzienlijk uit te breiden (procureur-generaal Yves Liégeois zei in 2013 dat iedereen vanaf de geboorte in een DNA-bank zou moeten zitten, JL) Maar eigenlijk is dat niet nodig. Dankzij onze methode op basis van het Y-chromosoom kunnen we ook met veel minder DNA-sporen tot de dader komen.”

Het wetsontwerp van minister Van Quickenborne schrijft voor dat bij een onopgeloste moordzaak vrijwilligers geronseld kunnen worden om DNA af te geven. Na het onderzoek zou hun DNA weer vernietigd worden. Is dat ook hoe u het ziet?

“Inderdaad. Het is echt de bedoeling om case per case te bekijken, want de groep mannen die bijvoorbeeld voor de zaak-Caeckaert opgeroepen wordt, helpt ons niet noodzakelijk veel verder voor een andere moordzaak in Brussel. Ik denk dat dat ook het vertrouwen van mensen zal opkrikken. In de Nederlandse onderzoeken nam vaak 90 procent van de mensen die een oproep kregen deel aan het onderzoek. Dat toont dat mensen gemotiveerd zijn om hun steentje bij te dragen om een moordzaak in hun buurt op te lossen, maar ze moeten er ook op kunnen vertrouwen dat je daarna hun DNA niet bijhoudt.”

Lijk je niet automatisch verdacht als je liever niet meewerkt aan zo’n onderzoek? In buitenlandse voorbeelden zagen we al dat speurders mensen die niet ingingen op zo’n oproep nadrukkelijker opvolgden.

“Dat gebeurt alleen in een latere fase van het onderzoek. De eerste fase is louter vrijwillig. Pas als de politie na heel wat onderzoek een specifiek persoon oproept om DNA af te staan en die persoon verzint telkens een excuus, dan wordt die als verdacht bestempeld.”

“Je moet je natuurlijk ook bedenken wat het alternatief is. Bij de moord op lerares Mieke Verlinden (die thuis met 101 messteken door een ex-leerling vermoord werd, JL) werden honderden ex-leerlingen als verdacht bestempeld, gewoon om aan DNA-onderzoek te kunnen doen. Het heeft gewerkt: de dader werd gevonden. Maar volgens mij is honderden mensen als verdacht bestempelen toch nog een pak verregaander.”

Een ander heikel punt: het DNA-spoor van de dader bevat informatie over diens afkomst. Hoe communiceer je daarover?

“Het DNA vertelt ons inderdaad welke afkomst de dader heeft. Bij de moord op Marianne Vaatstra gingen de dorpsbewoners er meteen van uit dat een asielzoeker de schuldige moest zijn, omdat ze vlak bij het asielzoekerscentrum gevonden werd. Maar uit het DNA-onderzoek bleek dat de dader van Noord-Europese origine was. Bij de moordzaak op Milica van Doorn werden dan weer alleen mannen opgeroepen die Turkse roots hadden en in 1992 in Kogerveld woonden, waardoor ze aan 133 vrijwilligers genoeg hadden.”

“Het is belangrijk om voorzichtig te zijn in de communicatie. Het is niet omdat iemand Turkse roots heeft, dat die persoon er vandaag Turks uitziet. En als onderzoek erop wijst dat de dader de familienaam Claerhout heeft, gaan we geen grote oproep in de media doen dat alle mensen met de naam Claerhout zich moeten aanmelden. Dat gebeurt allemaal achter de schermen. Voor dat soort zaken moet er een ethische commissie komen, en op dat vlak hebben we al veel geleerd uit buitenlandse voorbeelden.”

Waar focust uw onderzoek nu op?

“We doen op dit moment onderzoek om slaagkansen van zo’n verwantschapsonderzoek te berekenen. Bijvoorbeeld: hoeveel kans op slagen heeft het in een dorp, in een (middel)grote stad, in een wereldstad, of in zaken die zich op meerdere plekken afspelen?”

“Maar daarnaast hoop ik vooral eindelijk mijn onderzoek in België te kunnen toepassen. Ik ben al acht jaar aan het ijveren om de wet te veranderen. Dat lijkt nu eindelijk te gebeuren, maar ik ga pas tevreden zijn zodra ik een onderzoek kan opstarten, te beginnen met de moordzaak van Ingrid Caeckaert.”

Het lijkt alsof de zaak-Caeckaert bijna een persoonlijke missie geworden is. Wat grijpt u zo aan in die zaak?

“Ik weet zelf hoeveel pijn het doet om iemand dierbaar te verliezen. Enkele jaren geleden verloor ik in korte tijd twee goede vriendinnen, aan diabetes en kanker. Plots werden ze uit mijn leven weggerukt en dat raakt me tot vandaag. Ik denk dat ik daardoor gevoeliger geworden ben voor de dood. En ik kan me voorstellen dat het onmenselijk is om iemand te verliezen, te weten dat er een verantwoordelijke is en er nooit achter te komen wie het deed of waarom.”

“Toen ik over Ingrid Caeckaert las, besefte ik voor het eerst dat ons onderzoek een verschil kan maken in het oplossen van dergelijke moordzaken. Oop den duur voelde ik me ook persoonlijk verbonden met Ingrid. We hebben allebei West-Vlaamse roots. Op het moment dat ik over haar zaak hoorde, was ik 26, even oud als zij gebleven is. Inmiddels heb ik de ouders meermaals ontmoet en zijn we alweer vijf jaar later. Het wordt nu echt tijd dat we ermee aan de slag kunnen.”

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo. Meer informatie over haar onderzoek vindt u op de website van CSY-Leuven: www.csy-leuven.be

Bron » De Morgen

Nieuwe wet op DNA-onderzoek kan cold cases oplossen

Een wetswijziging breidt de mogelijkheden voor DNA-opsporing straks flink uit. De mosterd voor zijn plan haalde minister Van Quickenborne bij een jonge onderzoekster uit Leuven. ‘Het net rond de dader zal zich makkelijker kunnen sluiten.’

In 1991 werd de 26-jarige Ingrid Caeckaert voor haar deur in Knokke-Heist door een onbekende doodgestoken. Ruim dertig jaar later is de moordenaar nog altijd niet gevat. Zijn DNA werd nochtans op de plaats delict aangetroffen, maar kwam niet overeen met dat van verdachten in het onderzoek, noch met dat van voor eerdere misdrijven veroordeelde mannen.

Een laatste kans om de dader te traceren moesten de speurders van overheidswege laten liggen. Theoretisch hadden ze hem kunnen vinden door via het DNA-spoor familieleden van hem op het spoor te komen, en zo via een omweg bij hem uit te komen. Maar de Belgische wetgeving staat zo’n verwantschapsonderzoek niet toe. DNA-stalen van een plaats delict mogen alleen worden vergeleken met het DNA van verdachten en met in gerechtelijke databanken opgeslagen DNA-profielen van veroordeelden. Niet met het DNA van mensen die nergens van worden verdacht.

Zo werd de zaak-Caeckaert een van de schrijnendste cold cases uit de Belgische geschiedenis. Tot nu. Want volgens Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica, legt minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) momenteel de laatste hand aan een wetsontwerp dat bepaalt dat het Belgische gerecht verwantschapsonderzoek straks wél mag bevelen in strafzaken. Claerhout, die aan de KU Leuven de techniek op punt stelde waarmee zo’n verwantschapsonderzoek kan worden uitgevoerd, schreef er een boek over, waarover Het Nieuwsblad eerder berichtte en dat vanavond wordt voorgesteld.

Hoe werkt de techniek?

Sofie Claerhout: ‘Hij leest specifieke DNA-stroken uit van het y-chromosoom, dat alleen bij mannen voorkomt. Het DNA-profiel van zo’n y-chromosoom verschilt tussen families, maar wordt binnen een familie nagenoeg ongewijzigd doorgegeven van vader op zoon, vele generaties lang. Neven, achterneven en achter-achterneven uit eenzelfde familie delen allemaal een vrijwel gelijkaardig y-chromosoom. Wordt op een plaats delict een specifiek type y-chromosoom aangetroffen, dan kun je enkele honderden mannen uit de buurt vragen om vrijwillig DNA af te staan voor onderzoek. Een match kan dan aangeven in welke familie de dader moet worden gezocht. Zo kan het net zich rond de dader sluiten, zonder dat hij zelf zijn DNA voor onderzoek heeft afgestaan.’

Hoeveel tijd vraagt DNA-verwantschapsonderzoek?

‘Dat verschilt van geval tot geval. In de zaak-Caeckaert kan het binnen een paar maanden afgerond zijn. Omdat de moord niet in een grote stad gebeurde, kan beperkt verwantschapsonderzoek met enkele tientallen mannen volstaan. Caeckaert werd met 62 messteken om het leven gebracht. Dat haar moordenaar een buitenstaander was, is niet waarschijnlijk. Hij moet haar hebben gekend.’

Wat kost zo’n onderzoek?

‘Ook dat hangt van de zaak af: onderzoek je honderd DNA-stalen, of duizend? Het Nederlandse Forensische Instituut hanteert een richtprijs van minder dan 80 euro per DNA-staal. Voor België zijn geen tarieven vastgelegd.’

Heeft de KU Leuven patent op de techniek?

‘De aanvraag loopt. Maar verwantschapsbepaling is technisch zo veeleisend, dat je het echt in de vingers moet hebben. Zelfs met de handleiding ernaast zullen weinig laboratoria het ons nadoen.’

De Nederlandse politie heeft met de Leuvense techniek zaken opgelost, die al tientallen jaren stof lagen te vergaren.

‘Tien jaar geleden kwamen ze voor het eerst aankloppen. Ons diensthoofd, professor Ronny De Corte, heeft toen DNA-stalen geanalyseerd in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd met overgesneden keel in een weiland werd gevonden, red.). Die zaak sleepte al dertien jaar aan. Zelf heb ik bijgedragen aan het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen, dat al 20 jaar aansleepte (De elfjarige jongen verdween in 1998 uit een jeugdkamp in Nederlands-Limburg en werd een dag later dood teruggevonden, red.).’

Hoeveel Belgische cold cases hoopt u op te lossen, eenmaal de wet is gewijzigd?

‘Dat is lastig te voorspellen. België heeft geen databanken waarin valt op te zoeken bij welke cold cases DNA van de dader is aangetroffen en de sporen aangeven dat de dader een man was. Overigens hopen we straks niet alleen cold cases op te lossen. Ook ongeïdentificeerde lichamen, van personen die door niemand als vermist zijn opgegeven, kunnen ermee op naam worden gebracht, door hun DNA-profiel in te voeren in commerciële databanken met DNA van mensen over de hele wereld.’

DNA-verwantschapsonderzoek geeft geen resultaat als de dader een vrouw is.

‘In theorie kun je ook verwantschapsonderzoek voor vrouwelijke daders opzetten, door te mikken op een type DNA dat alleen van moeders op dochters wordt doorgegeven. Maar dit zogeheten mitochondriaal DNA is korter dan dit van het Y-chromosoom, en minder informatief om verwantschappen mee te traceren. Komt daar nog bij dat de meeste stambomen in de mannelijke lijn worden opgesteld, en het dus tamelijk lastig is om nichten, achternichten en achter-achternichten over meerdere generaties aan elkaar te linken. Overigens: in de praktijk wordt naar schatting 90 procent van de geweldsmisdrijven gepleegd door mannen.’

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo.

Bron » De Standaard

Zoek de familie, vind de dader: minister Van Quickenborne wil cold cases sneller kraken met nieuwe DNA-wet

Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) werkt aan een forse uitbreiding van de DNA-wetgeving. Hij wil het mogelijk maken dat justitie via grootschalig DNA-onderzoek op zoek gaat naar verre en dichte familieleden van onbekende daders. Inspiratie vond hij in het werk van een jonge DNA-onderzoekster.

Stel: een moordenaar heeft na zijn gruweldaad een DNA-spoor achtergelaten. Het wordt vergeleken met de stalen in de DNA-databank voor veroordeelden. Maar er zijn geen hits. Het staal wordt vergeleken met de verdachten in de zaak. Maar weer geen hits. In België stoot het DNA-onderzoek dan op zijn wettelijke grenzen. Maar in de toekomst zou het mogelijk worden een grote groep mensen in een stad of gemeente te vragen vrijwillig hun DNA af te staan. Vergelijking met het achtergelaten staal kan dan leiden naar verre of dichte familieleden van de dader, en zo een nieuw spoor naar de dader zelf worden

‘Verwantschapsonderzoek’ heet de onderzoeksmethode. Het is een techniek die in Duitsland en Nederland al verschillende keren met succes is toegepast. Maar de Belgische DNA-wetgeving laat zo’n onderzoek niet toe. Justitieminister Vincent Van Quickenborne werkt nu aan een wetsontwerp dat zegt onder welke voorwaarden het Belgische gerecht zo’n verwantschapsonderzoek wél kan uitvoeren in strafzaken. Hij wil het nog voor het einde van het jaar voorleggen aan de ministerraad en het dan begin volgend jaar naar het parlement brengen.

Doorbraak in cold cases

De grote hoop is dat die techniek een doorbraak kan forceren in enkele cold cases. Experts zijn er immers van overtuigd dat er dossiers bestaan waarin alle huidige onderzoeksmethodes uitgeput zijn, maar waarin een uitgebreid DNA-onderzoek wel tot een oplossing kan leiden.

Inspiratie haalde Van Quickenborne bij moleculair biologe Sofie Claerhout van de KU Leuven. Die pleit al enkele jaren voor verwantschapsonderzoek, vanuit haar onderzoek naar het Y-chromosoom. Dat stuk erfelijk materiaal wordt van vader op zoon doorgegeven. De rest van ons erfelijk materiaal vervaagt snel, omdat kinderen telkens een mix zijn van het erfelijk materiaal van hun ouders.

Maar dat Y-chromosoom wordt bijna onveranderd doorgegeven, waardoor het zelfs door verre neven wordt gedeeld. Daardoor wordt de kans op een beloftevolle match veel groter bij verwantschapsonderzoek. Met haar onderzoek won ze in 2021 de Vlaamse PhD-cup, een prestigieuze wedstrijd voor jonge wetenschappers. Haar geloof in de kracht van het Y-chromosoom om cold cases op te lossen, heeft ze ook neergeschreven in het boek Dader Onbekend, dat deze week verschijnt.

Niet als verdachte, maar vrijwillig

De Belgische justitie heeft nog maar weinig ervaring met grootschalige DNA-zoekacties. Vorig jaar gebeurde het wel in de zoektocht naar de moordenaar van “juf Mieke” Verlinden (59) uit Noorderwijk. De speurders vroegen toen aan een 150-tal vaders om DNA af te staan. Om dat juridisch mogelijk te maken, kregen die allemaal te horen dat ze “als mogelijke verdachte in aanmerking” kwamen. Een formulering die voor nogal wat commotie zorgde.

De nieuwe wet zou het voor justitie veel makkelijker maken, omdat mannen in een bepaalde gemeente of een bepaalde doelgroep kan worden gevraagd vrijwillig een DNA-staal af te staan. Niet omdat ze zelf verdacht worden. Maar om de onderzoekers te helpen.

Bron » Het Nieuwsblad