Voormalig SP-penningmeester Etienne Mangé overleden

Etienne Mangé, de voormalige penningmeester van de SP, is overleden. Dat bevestigt zijn boezemvriend Freddy Willockx. Mangé raakte bekend toen hij in opspraak kwam in de Agusta- en Dassaultaffaire. De voormalige SP’er overleed in de Filipijnse hoofdstad Manilla.

Freddy Willockx, een boezemvriend van Mangé, bevestigde zondagavond het nieuws. “Ik heb het overlijden van Etienne vernomen via zijn zoon. We kenden elkaar al van in 1963. We zaten toen in dezelfde klas in het atheneum in Gent. Nadien zijn we samen naar de universiteit gegaan. Ik heb hem trouwens overtuigd tot het socialisme, want Etienne was eigenlijk een overtuigde liberaal.”

Willockx loodste Mangé binnen op zijn kabinet toen hij in de jaren ’80 minister was. “Nadien heeft Louis Tobback hem weggehaald om de studiedienst van de partij te leiden. Vanuit de studiedienst had hij veel invloed op de vernieuwing van de partij.” Nadien werd Mangé penningmeester van de SP. “Dan knapte hij onder meer het vuile werk op om geld binnen te halen om de krant De Morgen draaiende te houden”, zegt Willockx.

In die periode raakte Mangé ook betrokken bij het Agusta-schandaal. Dat Italiaans bedrijf bouwde helikopters en betaalde smeergeld aan SP en PS in ruil voor het mogen leveren van helikopters aan het Belgische leger. Mangé werd in december 1998 tot een jaar cel met uitstel veroordeeld voor zijn aandeel in de affaire. “Jammer genoeg ging Etienne in die zaak uit de bocht”, zegt Willockx daarover.

De laatste jaren hield Etienne Mangé zich bezig met het bouwen van luchthavens in het buitenland, onder meer in Manilla op de Filipijnen. Daar is hij ook overleden. “Het was trouwens al jaren geleden dat ik Etienne nog gezien heb. Maar ik bewaar hele mooie herinneringen aan hem.”

Bron » De Standaard

Nog 10.467 strafzaken uit jaren negentig

Bij de parketten liggen nog 10.467 strafdossiers die in jaren ’90 zijn geopend, maar nog altijd niet zijn afgesloten. Liefst 1.383 dossiers – over allerhande misdrijven – dateren van voor 1996. Dat blijkt uit de cijfers van het college van procureurs-generaal over 2011.

Als we kijken naar de vijf grote rechtsgebieden dan scoort Luik het slechtst. Daar liggen nog 3.235 zaken uit de jaren ‘90. Gevolgd door Bergen (2.742), Antwerpen (2.231), Brussel (2.106) en Gent (153).Het college van procureurs-generaal zit verveeld met de kwestie. “We hebben alle parketten de opdracht gegeven dat op te kuisen”, zegt Anita Harrewyn, de procureur-generaal van Gent.

“Ze moeten nagaan wat er fout gelopen is. Is men de afsluiting van het dossiers vergeten in te tikken in de computer? Is er sprake van moordzaken waarvan de dader nooit bekend raakte? Zijn het dossiers die zijn samengevoegd met andere dossiers? Of zijn het zaken waarvoor de procedure aansleept?”

De stock met oude dossiers is niet te verwaarlozen. Het gaat bijna om één op de twintig zaken (4,26%) die nog hangende zijn bij de parketten. Het is algemeen bekend dat fraudezaken soms ellenlang aanslepen. Zoals het dossier over de belastingfraude bij textielgroep Beaulieu dat al in 1990 bij het parket van Brussel is geopend, en waarover het proces nog altijd niet is begonnen.

“Wij hebben hiervoor een werkgroep ‘oude zaken’ opgericht”, zegt de Antwerpse procureur des Konings, Herman Dams. “We zouden die dossiers met één muisklik uit onze databank kunnen halen, maar we willen ze naar waarheid afsluiten. Ik ga er van uit dat het vooral dossiers zijn die we zijn vergeten af te sluiten in de computer. Er zijn weinig dossiers die we bewust open houden, zoals de onopgeloste ontvoering van Kim en Ken.”

Minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) belooft beterschap: “In 2011 duurden de onderzoeken van de parketten gemiddeld 15 maanden (455 dagen). Dat is 13 procent minder lang dan in 2005. Er zijn nu ook 17 procent minder hangende zaken dan in 2007. En de dossiers die ouder zijn dan vier jaar, zijn zelfs met 37 procent gedaald.”

Bron » De Tijd

Geld voor onderzoek naar moord communistenleider

Federaal minister van Wetenschapsbeleid Paul Magnette (PS) trekt geld uit voor onderzoek naar de moord op de Belgische communistenleider Julien Lahaut. Het gaat om 210.000 euro. De moord op Lahaut vond plaats in augustus 1950, nauwelijks een week nadat de voorzitter van de ‘Komunistische Partij’ voor een oververhit moment had gezorgd tijdens de eedaflegging van koning Boudewijn. Hij, of een van zijn medestanders, riep toen ‘Vive la république’ in het halfrond.

Bron » De Tijd

België werd nooit meer hetzelfde na de zaak Dutroux

Geen enkele zaak heeft de gemoederen in België ooit erger beroerd dan de zaak Dutroux. Na de ontvoering, het misbruik en de moord op jonge meisjes, werd het land nooit meer hetzelfde.

Op 15 augustus 1996 kreeg België het gezicht te zien van wat de meest gehate man van het land zou worden. Marc Dutroux, die voorwaardelijk vrij was, en zijn handlangers brachten een golf van afgrijzen in het hele land teweeg met hun onthullingen. Zijn ex-vrouw en medeplichtige, Michèle Martin, mag nu vervroegd vrijkomen onder voorwaarden, zo besliste de strafuitvoeringsrechtbank van Bergen.

Niemand zal de naam Dutroux vergeten. Zijn naam staat voor altijd in het geheugen van de mensen en in de geschiedenis van het land gegrift. Want de zaak-Dutroux was geen banaal “fait divers”. Ze had talrijke gevolgen, zowel op gerechtelijk als op politiek vlak.

Alles begint op 9 augustus 1996, wanneer de 14-jarige Laetitia Delhez in Bertrix verdwijnt terwijl ze van het zwembad naar huis terugkeert. De autoriteiten van Neufchâteau worden verwittigd en het onderzoek begint op 10 augustus. De vzw Marc et Corine verspreidt affiches en de media berichten over de verdwijning, die door de politiediensten “onrustwekkend” wordt genoemd.

Tijdens een buurtonderzoek brengen getuigen een witte bestelwagen in de buurt van het zwembad ter sprake die verdacht leek. Twee getuigen geven een deel van de nummerplaat: FFR 692 of 697… Het spoor brengt de speurders naar een man die in 1989 al veroordeeld was voor ontvoeringen en verkrachtingen van minderjarigen jonger dan 16.

Zijn naam deed niet meteen een belletje rinkelen bij de speurders in Neufchâteau. Maar de cel Vermiste Personen kent hem wel. En de rijkswacht van Charleroi kent zijn gerechtelijk verleden en weet sinds augustus 1995 dat hij van plan is verborgen schuilplaatsen te bouwen. Destijds werd een schaduwoperatie gelanceerd die de naam “Othello” meekreeg.

In december 1995 wordt een huiszoeking gedaan in de woning van Dutroux in Marcinelle in het kader van een onderzoek naar autozwendel. Een rijkswachter van de BOB, René Michaux, hoort stemmen in het huis. “Zwijg”, roept hij zijn collega’s toe. Het geluid van de stemmen houdt op. De rijkswachter leidt eruit af dat het geluid van buiten kwam, van stemmen van kinderen. Julie Lejeune en Mélissa Russo, allebei 8 jaar oud, waren op 24 juni 1995 in Grâce-Hollogne verdwenen.

Het onderzoek zal aantonen dat ze zich tijdens de huiszoeking in de woning bevonden, in een verborgen ruimte die Dutroux in de kelder had ingericht.

Marc Dutroux en zijn echtgenote Michèle Martin, een vroegere onderwijzeres, worden uiteindelijk op 13 augustus 1996 samen met Michel Lelièvre opgepakt. De speurders hopen op dat moment slechts één ding: dat ze Laetitia levend terugvinden.

Aanvankelijk ontkennen de drie verdachten de feiten die hen ten laste worden gelegd. Dan gaat Lelièvre tot bekentenissen over en beschuldigt hij ook Dutroux. Die belooft de speurders dat hij hen “twee meisjes zal geven”.

Op 15 augustus stuurt hij de speurders naar zijn woning waar niet alleen Laetitia vastzit, maar ook Sabine Dardenne (12), die op 28 mei 1996 in Kain verdwenen was. Het is op dat moment dat het gezicht van “het monster” aan het land getoond wordt.

Terwijl in de dorpen Bertrix en Kain wordt gejubeld, wordt de verschrikking erger. Lelièvre heeft het immers over de ontvoeringen van An Marchal en Eefje Lambrecks, die respectievelijk 17 en 19 jaar oud waren toen ze op 22 augustus 1995 aan de Belgische kust verdwenen.

Dutroux legt van zijn kant uit dat Julie en Mélissa gedurende meer dan acht maanden in zijn huis in Marcinelle waren voordat ze van honger omkwamen terwijl hij in december, januari en februari 1995 in de gevangenis zat. Michel Nihoul, een Brusselse zakenman die bekendstaat voor oplichting en drugshandel, wordt ook gearresteerd.

Op 17 augustus worden in de tuin van het huis van Dutroux in Sars-la-Buissière de lijken ontdekt van Julie en Mélissa, en ook het lijk van Bernard Weinstein, die met Dutroux in autozwendel verwikkeld was. Op 3 september worden de lichamen van An en Eefje gevonden op het eigendom van Weinstein in Jumet, waar ze begraven lagen.

De opschudding onder de bevolking bereikt dan een hoogtepunt. Er doen talrijke geruchten over netwerken de ronde en er ontstaan kampen van “believers” en “non-believers”, mensen die geloven in de mogelijkheid van netwerken en anderen die dat niet geloven en denken dat Dutroux en zijn handlangers alleen gehandeld hebben.

De media zijn verdeeld en sluiten zich bij het ene of het andere kamp aan. De gezinnen van de slachtoffers hangen ook verschillende stellingen aan. Zelfs de gerechtelijke actoren worden ervan verdacht dat ze achter de ene of de andere stelling staan.

Eind augustus zegt de procureur des konings van Neufchâteau, Michel Bourlet, dat hij tot op het bot zal gaan “si on me laisse faire” … (“als men mij laat doen”). Vandaag weten we dat die uitspraak op het dossier van de gestolen aandelen sloeg (in het kader van de zaak-Cools), dat tot ongenoegen van Bourlet van Neufchâteau naar Luik werd overgeheveld.

Vertrouwen in de instellingen wankeltDestijds leidde de bevolking uit de uitspraak af dat pedofielen misschien wel bescherming kregen, wat het vertrouwen van de burger in de instellingen nog meer deed wankelen.

De ouders van de slachtoffers, vooral die van Julie, Mélissa en An, stellen andermaal de laksheid in het onderzoek en de disfuncties in de politiek en het gerecht van België aan de kaak. Overal in het land worden burgerbewegingen opgericht. Het volk mort en het ongenoegen bereikt een hoogtepunt op 20 oktober 1996, wanneer meer dan 300.000 Belgen op straat komen om verandering te eisen.

Enkele dagen later wordt een parlementaire commissie opgericht. In twee rapporten stelt de commissie lacunes en disfuncties vast in de structuur van het Belgische strafstelsel. De commissie constateert ook dat er fouten werden gemaakt, maar ze sluit bescherming uit.

De commissie doet aanbevelingen voor een nieuwe organisatie van het gerecht. Die komt niet van de grond, ondanks het Octopusplan dat de acht traditionele partijen bijeenbrengt.

Alles komt in een stroomversnelling wanneer op 23 april 1998 Marc Dutroux uit het gerechtsgebouw van Neufchâteau ontsnapt, waar hij zijn dossier inkeek. Ook al verkeert hij slechts enkele uren op vrije voeten, toch verliest de Belgische burger door de ontsnapping van “publieke vijand nummer 1” het weinige vertrouwen dat hij nog in de politieke en gerechtelijke wereld had. De ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken zien zich genoodzaakt ontslag te nemen.

De ontsnapping versnelt de hervorming van politie en justitie. In de daaropvolgende maanden komt een geïntegreerde politie met twee niveaus tot stand. Ook wordt een strafuitvoeringsrechtbank ingevoerd die de aanvragen voor vervroegde vrijlating moet onderzoeken, en wordt een Hoge Raad voor de Justitie opgericht.

In april 2003 worden Dutroux, Lelièvre, Martin en Nihoul naar het hof van assisen verwezen. Het onderzoek dat zeven jaar lang gevoerd werd, leverde uiteindelijk geen andere verdachten op. Een dossier “Dutroux bis” werd niettemin geopend om eventueel nieuwe mensen in verdenking te kunnen stellen. Het wordt in oktober 2010 gesloten, nadat geen enkel van de ongeveer 6000 haren die bij Dutroux in beslag genomen werden, naar andere verdachten had geleid.

Op 22 juni 2004, na een proces van ruim drie maanden voor het hof van assisen van Aarlen, worden de vier beschuldigden in het dossier “Dutroux en consorten” tot gevangenisstraffen gaande van vijf jaar tot levenslang veroordeeld.

Michel Nihoul, die niet schuldig bevonden werd aan ontvoering, kreeg de lichtste straf en heeft de gevangenis verlaten. Marc Dutroux en Michel Lelièvre zitten nog achter de tralies. Dutroux klaagt regelmatig over de omstandigheden waarin hij gevangen gehouden wordt.

Bijna zestien jaar nadat de zaak losbarstte en nu recht geschied is, weten de burgerlijke partijen dat er vragen zijn die onbeantwoord zullen blijven. Sabine en Laetitia weten niet welk lot hen te wachten stond als ze op 15 augustus niet teruggevonden waren …

De gezinnen Lejeune en Russo weten niet hoe hun kinderen om het leven zijn gekomen en wat ze hebben moeten ondergaan voor ze het leven lieten … De bevolking begrijpt nog steeds niet waarom de inlichtingen over Dutroux niet verspreid werden in 1995 … Welke rol Michel Nihoul precies speelde, blijft vaag voor heel wat waarnemers.

Bron » Knack

Politie snuffelt meer in onze bankrekeningen

De politie kijkt steeds meer bankrekeningen in van mogelijke criminelen. Afgelopen jaar deed de centrale dienst van de federale politie 1.648 opvragingen bij de banken. Dat is 13 procent meer dan in 2010 en al 57 procent meer dan zes jaar geleden. Het voorbije jaar blokkeerde de politie ook een recordaantal rekeningen (162), liefst 58 procent meer dan het jaar voordien.

De stijging toont aan dat steeds meer mensen en bedrijven financieel gescreend worden door de politie. Daardoor kunnen criminelen hun rijkdom minder goed verborgen houden. Maar de Belgische banken kreunen onder de toevloed van opvragingen door de politie.

Want de politie heeft nog altijd geen computersysteem om de bankgegevens van verdachten elektronisch op te vragen. “Voor iedereen in onze sector is het duidelijk dat de vragen van de politiediensten heel zwaar, tijdrovend en kostelijk zijn”, zegt Rodolphe de Pierpont van sectorvereniging Febelfin.

“De huidige procedure is echt basic. De banken krijgen nog per fax de vraag of persoon x bij hen een rekening heeft. Dan moeten de banken mensen vrijmaken om dat op te zoeken. Wat zeker voor de kleinere financiële instellingen een last is, terwijl de opzoeking bij hen vaak niets oplevert. Als er bankgegevens zijn teruggevonden, wordt dat meestal op papier opgestuurd naar de politie, via de post.”

Bij de federale politie is er al zeker zes jaar en 1,3 miljoen euro verloren gegaan aan de ontwikkeling van een computersysteem om de bankgegevens elektronisch uit te wisselen. Maar het is nog altijd niet actief. “En dan moet je weten dat wij niet alleen van de politie vragen krijgen om rekeningen in te kijken”, benadrukt de Febelfin-woordvoerder.

De Bijzondere Belastinginspectie (BBI) heeft het voorbije jaar 453 bankrekeningen ingekeken, tegenover 96 in 2010. Als gevolg van de versoepeling van het bankgeheim in juli vorig jaar. “We zien dat alleen maar toenemen: we horen dat er ook een versoepeling in de maak is voor de strijd de sociale fraude. Maar dat gebeurt helemaal niet gecoördineerd. Elke dienst heeft zijn eigen systeem. Wij moeten maar volgen.”

Bron » De Tijd