Ook politie stelt zwarte lijst van organisaties op

Niet alleen de Staatsveiligheid, maar ook de federale politie blijkt te beschikken over een lijst met honderden organisaties die worden gevolgd. Daarop staan al-Qaida, de Vlaams Belang Jongeren, voetbalhooligans en zelfs Vredesactie kriskras door elkaar. Dat schrijft Gazet van Antwerpen vandaag.

De lijst, die jaarlijks wordt geactualiseerd en ter goedkeuring voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, moet een inventaris zijn van extremistische, terroristische en andere organisaties die de openbare orde kunnen bedreigen.

Op de meest actuele lijst (die van 2012) staan ook organisaties zoals de VB Jongeren, het Taal Aktie Komitee en het Vlaams-Nationalistisch Jeugdverbond, evenals organisaties die steun verlenen aan illegalen of opkomen voor dierenrechten. Zelfs een politieke partij figureert op de lijst: de PTB, de Franstalige tegenhanger van de PVDA.

Filip Dewinter, kopman van het Vlaams Belang, stelt zich ernstige vragen bij de lijst van de federale politie. “Hij is opgesteld zonder enige democratische controle”, klaagt Dewinter aan. Volgens de federale politie gaat het om “een soort van achtergrondinformatie voor de veiligheidsdiensten” bij ordehandhavingen en is de lijst “zeker niet ultrageheim”.

Bron » De Morgen

Staatsveiligheid kent parlementairen niet

De Staatsveiligheid stelde de voorbije drie jaar 350 verslagen en nota’s op waarin de naam van een parlementslid werd vermeld. Toch werd de minister van Justitie slechts uitzonderlijk ingelicht. ‘Men wist niet altijd dat het om parlementairen ging.’

Het Comité I, dat toezicht houdt op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, heeft zijn definitief rapport gepubliceerd over de manier waarop de Staatsveiligheid informatie verzamelt over politici. Het onderzoek werd begin dit jaar opgestart op vraag van minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open Vld). Het kwam er onder meer nadat was uitgelekt dat de inlichtingendienst opvolgde welke politici in contact kwamen met bewegingen als Scientology.

Meldingsplicht

Het controleorgaan stelde vast dat de meldingsplicht aan de minister van Justitie niet nageleefd wordt. Sinds mei 2009 moet de minister op de hoogte worden gebracht telkens als de naam van een actief federaal parlementslid in een verslag van de Staatsveiligheid voorkomt.

“Echter, sinds juni 2010 zijn ongeveer 350 verslagen en nota’s opgesteld waarin de naam wordt vermeld van op dat ogenblik actieve federale parlementsleden. Het betreft dus gemiddeld een tiental gevallen per maand die gemeld dienden te worden. Slechts uitzonderlijk is ook effectief melding gemaakt aan de minister op de wijze zoals voorgeschreven door de richtlijn”, stelt het verslag.

“Dat de instructie nauwelijks werd nageleefd, is blijkbaar nooit opgemerkt, gemeld, gecontroleerd en/of geproblematiseerd”, klinkt het verder. De richtlijn kon ook niet volledig worden nageleefd. De Staatsveiligheid beschikt immers niet eens over een permanent geüpdatete lijst van politieke mandatarissen. “Gevolg was onvermijdelijk dat soms verslagen werden opgesteld over parlementsleden zonder dat men wist dat het om parlementsleden ging.”

De Staatsveiligheid laat weten dat ze ondertussen “technische ingrepen heeft gepleegd”. Daardoor kunnen met een druk op de knop alle nieuwe documenten worden opgeroepen waarin politieke mandatarissen opduiken.

Banaal

Volgens het Comité I zijn geen aanwijzingen gevonden dat de Staatsveiligheid politieke mandatarissen viseerde “om redenen buiten de wettelijke opgesomde belangen en bedreigingen om”. Toch wordt het nut van een pak verzamelde gegevens in vraag gesteld.

“Ook al bevatten bepaalde verslagen zeker pertinente gegevens, toch kan het Comité niet voorbij aan het feit dat een deel van de verzamelde informatie eerder ‘banaal’ is. Soms is de link met een van de wettelijk omschreven belangen en dreigingen op het eerste gezicht dan ook onduidelijk”, besluit het controleorgaan.

Het rapport is slecht nieuws voor Alain Winants, de administrateur-generaal ad interim van de inlichtingendienst. Pascale Vandernacht, die door de PS is gepolst om de Staatsveiligheid te leiden, liet woensdag weten “de job niet te ambiëren”.

Bron » De Morgen

142 namen van politici in dossiers Staatsveiligheid

Dat de Belgische geheime diensten inlichtingen aanmaken over politieke mandatarissen is niet problematisch aangezien de mandatarissen niet als dusdanig worden opgevolgd. Dat schrijft het Comité I in een nieuw toezichtsonderzoek. De Staatsveiligheid meldde echter slechts uitzonderlijk aan de minister van Justitie wanneer namen van politici opdoken in haar dossiers.

De parlementaire begeleidingscommissie van het Comité I, dat de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV controleert, besprak op woensdag 22 oktober het toezichtonderzoek “naar de wijze waarop de inlichtingendiensten informatie verzamelen over politieke mandatarissen”.

Het rapport van het Comité I staat sinds vanmorgen hier online. De Standaard en MO* berichten er als eerste over. Het rapport vormt het sluitstuk van drie onderzoeken die het Comité I begin 2013 opstartte naar aanleiding van de Scientology-lekken, waaruit bleek dat namen van politici opdoken in rapporten van de Staatsveiligheid.

Het Comité I stelde een lijst op met alle ministers en volksvertegenwoordigers van België – 479 in totaal – en vroeg de Staatsveiligheid en de ADIV of die personen in hun dossiers en databanken voorkomen. De Staatsveiligheid antwoordde dat in de huidige legislatuur 142 politici vernoemd werden in haar documenten uit het luik “collecte” (ingezamelde informatie). Ruim een op de drie politici werd één keer vermeld, vier verkozenen kwamen in 21 documenten voor en één verkozene zelfs in 91 documenten.

Die documenten bevatten “ruwe informatie”: gegevens die door de commissarissen en inspecteurs van de Staatsveiligheid op het terrein zijn verzameld en genoteerd zonder dat er een analyse op gebeurde. Wat betreft het luik “analyse” duiken bij de Staatsveiligheid de namen van 93 politieke mandatarissen op. Opmerkelijk is dat zeven nota’s van de Staatsveiligheid, met daarin namen van Belgische politici, bestemd waren voor buitenlandse overheden.

Bij de militaire inlichtingendienst ADIV werden op basis van de “lijst van politieke mandatarissen” in totaal 115 papieren steekkaarten gevonden. Slechts van een derde konden de bijhorende papieren dossiers worden teruggevonden -heel wat andere dossiers bleken immers vernietigd. Het Comité stelde ook vast dat de ADIV in de huidige legislatuur geen analysenota’s heeft opgesteld die specifiek op ministers en parlementaire mandatarissen betrekking hebben.

Het Vast Comité I vond geen aanwijzingen dat de Staatsveiligheid politieke mandatarissen viseerde om redenen buiten de wettelijke opgesomde belangen en bedreigingen om. “Wat de ADIV betreft kan dezelfde conclusie getrokken worden: de ADIV vertoont geen interesse voor politieke mandatarissen as such.”

Ten slotte stelde het Comité I vast dat sinds 2013 geen in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen meer voorkomen in de jaarlijkse actie- of inlichtingenplannen van de Belgische inlichtingendiensten. Voordien werden bepaalde partijen systematisch vermeld als target, soms op expliciet verzoek van de bevoegde minister.

Volgens het Comité I hoeft het feit dat iemand politicus is op zich geen beletsel te zijn voor de geheime diensten om die persoon op te volgen. Wel wil het dat de Staatsveiligheid en de ADIV “klare en eenduidige” richtlijnen uitwerken met betrekking tot de inwinning, de verwerking, de raadpleging, de opslag en de archivering van gegevens van bepaalde categorieën van personen die bijzondere verantwoordelijkheden dragen.

In 2009 keurde de toenmalige minister van Justitie een richtlijn goed waarin de Staatsveiligheid werd opgedragen de minister onmiddellijk in kennis te stellen wanneer de naam van een actief federaal parlementslid in een verslag van de VSSE voorkomt. Het Comité stelde vast dat sinds juni 2010 in totaal ongeveer 350 verslagen en nota’s zijn opgesteld waarin namen van actieve federale parlementsleden opduiken. Slechts uitzonderlijk meldde de Staatsveiligheid dat echter aan de minister van Justitie.

“Dat de instructie nauwelijks werd nageleefd, werd blijkbaar nooit opgemerkt, gemeld, gecontroleerd en/of geproblematiseerd intern de dienst. Het Comité wijst er overigens op dat de richtlijn niet volledig kon worden nageleefd alleen al omwille van het feit dat de VSSE niet beschikte over een (permanent geüpdatete) lijst van politieke mandatarissen. Gevolg was onvermijdelijk dat soms verslagen werden opgesteld over parlementsleden zonder dat men hiervan op de hoogte was.”

De Staatsveiligheid stelt voor om de minister van Justitie voortaan eens per maand – in plaats van “onmiddellijk” – in kennis te stellen wanneer parlementsleden vermeld worden in documenten van de analysedienst (en dus niet langer van de buitendiensten).

Het Comité I merkt ook op dat een deel van de gecollecteerde informatie door de Staatsveiligheid eerder “banaal” is. “In het deelonderzoek Debie-Dewinter werden hiervan reeds voorbeelden geciteerd. Maar ook in het huidig onderzoek stootte het Comité I op heel wat feiten die op het eerste zicht van weinig nut zijn (politicus A gaat eerst even persoon B groeten vooraleer weg te gaan; politicus C is aanwezig op een meeting waar 1.000 mensen aanwezig waren; politicus D nam deel aan de manifestatie, maar kwam pas op het eind ervan toe…). Soms is de link met een van de wettelijk omschreven belangen en dreigingen op het eerste zicht dan ook onduidelijk.”

Ander punt van kritiek is dat “de concepten die aan de basis van de organisatie van de Staatsveiligheid-databank liggen fundamentele problemen met zich meebrengen. De definitie en interpretatie van de ‘motiveringen” zijn niet eenduidig. Ze moeten volgens het Comité I dan ook “dringend” worden herbekeken, “zeker wanneer ze voorkomen in documenten die buiten de VSSE verspreid worden”.

“De bedrijfsprocessen van de diensten in verband met de collecte, analyse , bewaring en verspreiding van gegevens worden in regel te weinig aangestuurd”, besluit het Comité I. “De diensten moeten hier verandering in brengen. Dit geldt niet alleen met betrekking tot de eventuele opvolging van politieke mandatarissen.”

Ook de politici zelf dragen verantwoordelijkheid, stelt het Comité I. “De verspreiding van informatie naar andere diensten in binnen- en buitenland is onvoldoende omschreven. Het Ministeriel Comité voor inlichting en veiligheid wordt aanbevolen om hierover richtlijnen uit te werken. Deze aanbeveling geldt niet alleen ten aanzien van de opvolging van politieke mandatarissen.”

Op 23 september 2013 stuurde minister van Justitie Annemie Turtelboom een reactie naar het Comité I. Daarin citeert ze opmerkingen van de Staatsveiligheid “waaruit blijkt dat de dienst duidelijk aangeeft dat ze reeds een deel van haar bedrijfsprocessen heeft aangepast en nog zal verbeteren in de nabije toekomst, en rekening zal houden met de aanbevelingen en conclusies van het toezichtrapport.”

De Staatsveiligheid “herhaalt haar bereidheid om het evententueel opduiken van politieke mandatarissen met de nodige omzichtigheid, met respect voor hun parlementair werk en met duidelijke richtlijnen te beanderen. Dat neemt echter niet weg dat politieke mandatarissen op eenzelfde manier dienen behandeld te worden wanneer zij zouden bijdragen tot het tot stand komen van een dreiging zoals bedoeld in de wet.”

De Staatsveiligheid hoopt te werken aan de ontwikkeling van een veiligheidscultuur. “Als inlichtingendienst botsen we immers geregeld op het ontbreken van zo’n cultuur en menen we een zekere onzekerheid – en mogelijk daardoor ook een ietwat negatieve houding – van de kant van politici ten aanzien van onze werking, doelstellingen en producten te ontwaren.” De opmerkingen van de Staatsveiligheid zijn integraal te raadplegen op de website van het Comité I.

Ook minister van Defensie De Crem stuurde, op 29 augustus 2013, een reactie naar het Comité I: “Ik neem akte van de vaststelling van dat de ADIV in de referteperiode geen analysenota’s heeft opgesteld die specifiek op ministers of parlementaire mandatarissen betrekking hadden en geen documenten verspreid heeft aan derde diensten waarin de naam van een minister of een parlementair werd vermeld.”

“Ik neem ook akte van het feit dat het Comité I geen indicaties heeft dat de analysediensten van de ADIV aan ministers en parlementairen aandacht zouden besteden buiten de grenzen gesteld door de wet van 30 november 1998 om. De suggestie van het Vast Comité I om de instructie te incorporeren en harmoniseren tot een omvattende duidelijke richtlijn voor beide inlichtingendiensten kan ik onderschrijven op voorwaarde dat men oog blijft hebben voor de eigenheid van Defensie.”

Bron » MO*

Staatsveiligheid ging boekje niet te buiten

De Staatsveiligheid schaduwt geen politici en als er een politicus voorkomt in één van de onderzoeken van de inlichtingendienst, dan is dat gerechtvaardigd. Dat is de conclusie van een rapport van het Comité I, dat toezicht houdt op onze inlichtingendiensten.

Het onderzoek naar de werking van de Staatsveiligheid kwam er nadat in februari heisa was ontstaan over het mogelijke schaduwen van politici tijdens een onderzoek naar de werking van de Scientology-sekte. Omdat die sekte onder meer via politici toegang zoekt tot het establishment, ontstond de indruk dat de politiek specifiek in de gaten werden gehouden. Het Comité I startte daarom drie onderzoeken op, waarvan het sluitstuk deze ochtend is gepubliceerd op de site van het comité.

“Beide inlichtingendiensten (de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst, red.) maken inlichtingen aan en bezitten en verspreiden data, rapporten en verslagen met betrekking tot politieke mandatarissen. Dit is niet problematisch aangezien de mandatarissen niet als dusdanig worden opgevolgd. De opvolging kadert binnen een bedreiging die de diensten wettelijk moeten opvolgen”, staat daarin. Terrorisme, spionage en extremisme zijn bijvoorbeeld dreigingen die de Staatsveiligheid moet opvolgen.

In haar werking stoot de Staatsveiligheid wel erg vaak op informatie over politici. Om na te gaan of dat op een correcte manier wordt verwerkt, doorzocht het Comité I alle verslagen waarin namen van politieke mandatarissen voorkomen.

In de fase van de verzameling van de ruwe data doken tussen juni 2010 en dit onderzoek 142 verkozenen op in 727 documenten. Daarna, in de fase van de analyse, zakt dat naar 93 mandatarissen in 423 documenten. In geen van beide fases stelde het Comité I vast dat de Staatsveiligheid specifiek politici viseerde. De Staatsveiligheid heeft volgens het Comité I wel fouten gemaakt door de Minister van Justitie nauwelijks op de hoogte te brengen als er een parlementslid opduikt in één van de verslagen of nota’s – en dat gebeurt toch zo’n tien keer per maand.

Ook de procedures voor de verzameling en opslag van informatie zijn te weinig uitgewerkt, merkt het Comité I op. Maar dat geldt voor alle info, niet alleen wanneer die over politici gaat. Tot slot rammelt het ook bij de verspreiding van die info naar andere diensten in binnen- en buitenland. In een reactie op het rapport zegt de Staatsveiligheid dat ze al werk maakt van de punten van kritiek.

Bron » De Standaard

Staatsveiligheid deed zijn job, besluit Comité I

Volgens een nieuw rapport van het Comité I schaduwt de Staatsveiligheid geen politici. Dat schrijft de krant De Standaard. Als er toch een politicus in een onderzoek voorkomt, is dat volgens hen volledig gerechtvaardigd.

Het Comité I begon in februari van dit jaar met een onderzoek naar de Staatsveiligheid. Toen was er controverse ontstaan over het mogelijke schaduwen van politici tijdens een onderzoek naar de Scientology-sekte. Omdat die sekte via politici meer invloed wou vergaren, ontstond de indruk dat de inlichtingsdienst specifiek de politieke wereld in de gaten hield.

“Beide inlichtingendiensten maken inlichtingen aan en bezitten en verspreiden data, rapporten en verslagen met betrekking tot politieke mandatarissen. Dit is niet problematisch aangezien de mandatarissen niet als dusdanig worden opgevolgd. De opvolging kadert binnen een bedreiging die de diensten wettelijk moeten opvolgen”, staat in het rapport te lezen.

Toch fouten

Het Comité I stelt wel dat de Staatsveiligheid een fout maakte door de Minister van Justitie nauwelijks te informeren als er een parlementslid in een verslag werd vermeld. Ook zijn er problemen met de procedures voor de verzameling en opslag van informatie.

Ook bij de verspreiding van informatie naar andere diensten gaat er vaak iets fout. De Staatsveiligheid liet aan De Standaard weten dat er al werk wordt gemaakt van de kritiekpunten.

Bron » De Morgen