91

(115 replies, posted in Politiek & Business)

Volgens sommigen zou Gol ooit een uitspraak hebben gedaan in de trant van: "qu'est ce que cela signifie quelque dizaines de mort(s) pour un but". Kan iemand bevestigen waar, wanneer en in welke context Gol dit zei (+ bron)? Specifieker is de vraag gericht aan forumlid coconut die de uitspraak hier ooit aanhaalde.

92

(540 replies, posted in Hypotheses)

Geachte heer Cobra

Ik stelde meer dan een week geleden de volgende vraag maar u heeft hier nog niet op geantwoord.

Poseur wrote:

Mag ik u vragen op welk artikel van het Wetboek van Strafvordering u zich beroept Cobra?

Zoals ik het begrijp is het:

Aflopen van voortdurend misdrijf: start verjaringstermijn.
Eerste daad van onderzoek of vervolging: stuiting van verjaring indien binnen de oorspronkelijke verjaringstermijn.

Spreekt u over fraude met het gebruik van valse stukken?

Mag ik u nogmaals vragen op welk specifiek artikel van het Wetboek van Strafvordering u zich beroept om te staven dat de verjaringstermijn start bij de eerste stuitingsdaad, en niet bij het aflopen van de misdadige toestand.

Ik ben helemaal niet bedreven in het strafrecht maar kon tot op heden absoluut niet begrijpen waarom dit zo zou zijn. Daargelaten dat het mechanisme zoals u het schetst een contradictio in terminis in het leven roept. Een stuitingsdaad vereist namelijk een lopende termijn om te stuiten. Indien een daad een termijn voor de eerste maal doet lopen kan zij geen stuitingsdaad zijn, bij gebrek aan een lopende termijn om te kunnen stuiten.

Ik heb ondertussen wat zitten rond te neuzen op uw eigen forum omdat ik dacht het antwoord daar misschien te vinden, wat niet het geval was. Ik heb wel verschillende posts gelezen waarbij ik serieuze vragen omtrent de juridische juistheid, los van de feitelijke juistheid, van wat u daar schrijft.

Zo roept u op om een "internationaal aanhoudingsmandaat" uit te vaardigen tegen "Patrick Debaets en onbekenden". Ik vraag mij toch af in welke mate er een aanhoudingsbevel kan worden uitgevaardigd tegen "onbekenden". Een naam lijkt mij toch een essentieel element te zijn voor zoiets.

In een andere post roept u op om magistraten op te pakken en op secreet te zetten, omschreven als volgt: "(geen kontakten en vooral geen advocaat)". Dit druist manifest in tegen de wet. Artikel 20, § 5 van de Voorlopige Hechteniswet bepaalt uitdrukkelijk dat de onderzoeksrechter contacten met de advocaat niet kan verbieden. Dit is trouwens ook rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Of bedoelde u dat de magistraten gewoon geen bijstand van een advocaat mogen krijgen ? Ik ga niet uitleggen hoe illegaal dit is, in de hoop dat u dit zelf beseft.

Van de kwestie over het aanhoudingsbevel ben ik niet 100% zeker bij gebrek aan ervaring met de materie. Het tweede punt daarentegen is iets wat iedere beginnende stagiair expliciet wordt aangeleerd in het eerste jaar van zijn stage en wat zelfs ik heb onthouden. U zou dit als ex-speurder dus ook moeten weten.

Hoewel ik geen uitspraak kan doen over uw andere beweringen doet het uw geloofwaardigheid (in mijn ogen) in elk geval geen goed.

93

(540 replies, posted in Hypotheses)

Mag ik u vragen op welk artikel van het Wetboek van Strafvordering u zich beroept Cobra ?

Zoals ik het begrijp is het:

Aflopen van voortdurend misdrijf: start verjaringstermijn.
Eerste daad van onderzoek of vervolging: stuiting van verjaring indien binnen de oorspronkelijke verjaringstermijn.

Spreekt u over fraude met het gebruik van valse stukken ?

94

(540 replies, posted in Hypotheses)

Geachte heer Cobra,

Volgens mij heeft de vraag over de stuiting niets te maken met het al dan niet voortdurend karakter van een misdrijf.

Bij de stuiting wordt de klok van een lopende verjaring teruggezet en begint die opnieuw te lopen.

De verjaring van een voortdurend misdrijf begint pas te lopen wanneer dit afloopt.

Of er nu al dan niet stuiting is gebeurd is volgens mij irrelevant voor de vraag of het nu een voortdurend misdrijf is of niet. Indien het een voortdurend misdrijf betreft dat nog niet is afgelopen moet de termijn niet gestuit worden gezien die niet eens is begonnen. Indien anderzijds een termijn gestuit wordt betekent dit nog niet dat een voortdurend misdrijf betreft.

95

(540 replies, posted in Hypotheses)

Ik zou toch 2 opmerkingen willen maken naar aanleiding van 2 juridische kwesties die aan bod komen in enkele bovenstaande bijdrages.

1) De bewijsstandaard

Dit betreft de vraag over welke graad van zekerheid de rechter moet hebben om een veroordeling uit te spreken.

Deze standaard wordt vastgelegd in de artikels 326 en 327 van het Wetboek van Strafvordering. De artikels zelf staan in het deel over de Assisenprocedure. De artikels wijzen erop dat de juryleden erop moeten worden gewezen "dat een veroordeling enkel kan worden uitgesproken indien uit de toegelaten en aan de tegenspraak van de partijen onderworpen bewijselementen voortvloeit dat de beschuldigde boven elke redelijke twijfel schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten."

De standaard is dus "boven elke redelijke twijfel" schuldig. De tekst van het huidige artikel werd ingevoerd in 2009. Daarvoor sprak de wet over "de innerlijke overtuiging van de rechter". De artikels traden in werking op 21 januari 2010 en waren dus redelijk nieuw ten tijde van het proces Clottemans.

De bewijsstandaard in het Belgisch recht zou zo in lijn komen te liggen met de "beyond reasonable doubt"-vereiste die we kennen uit de common law en de internationale tribunalen. Dit houdt in dat de schuld van de verdachte de enige redelijke verklaring moet zijn in het licht van alle elementen.

In welke mate dit werkelijk een wijziging teweegbracht weet ik niet.

Ik vond deze uitspraak van het Hof van Cassatie van 14 maart 2014 (http://jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp … 20140311-3) met de volgende overwegingen:

Wanneer de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in strafzaken onaantastbaar de bewijswaarde van de hem regelmatig overgelegde gegevens waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren. Hij mag hierbij rekening houden met alle vermoedens van feitelijke aard die hem de innerlijke overtuiging van de schuld van de beklaagde geven. Het vermoeden van onschuld wordt niet miskend wanneer melding gemaakt wordt van feiten die, alhoewel vreemd aan datgene waarvoor de beklaagde wordt vervolgd, relevant kunnen zijn voor de waarheidsvinding of de persoonlijkheid van de beklaagde kunnen toelichten,
ook al is hij voor die feiten niet vervolgd of veroordeeld.

Met de redenen die het arrest (5° blad) bevat, geven de appelrechters te kennen dat zij volgens hun innerlijke overtuiging de menselijke zekerheid hebben nopens de schuld van de eiser en elke redelijke twijfel daarover uitsluiten. Aldus oordelen zij wettig dat de eiser schuldig is aan het hem ten laste gelegde feit, zonder miskenning van de in het middel vermelde algemene rechtsbeginselen.

Aldus blijft alles overgelaten aan de feitenrechters. Het komt eropaan de rechter te overtuigen van de schuld/onschuld.

Ik verwijs zij die meer willen weten door naar "Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen" (deel 2) van Chris van den Wyngaert. Dit zijn 2 handboeken (deel 1 strafrecht, deel 2 strafprocesrecht). Zeker het deel strafprocesrecht wordt door veel universiteiten gebruikt als handboek voor de studenten en het lijkt mij al bij al nog leesbaar voor niet-juristen.

2) Kan een derde bewijs aanvoeren ?

Er moet rekening mee worden gehouden dat niet enkel de bewijswaarde maar ook de regelmatigheid van dit soort bewijs kan worden aangevochten.

Het artikel 31 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek Strafvordering bepaalt het volgende:

Tot nietigheid van onregelmatig verkregen bewijselement wordt enkel besloten indien :
   - de naleving van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid, of;
   - de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast, of;
   - het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces.

Afhankelijk van de omstandigheden kunnen bewijsstukken die zijn verzameld door derden hieronder vallen.

Een uiterst interessant arrest van het Hof van Cassatie in dit verband van 8 november 2005: http://jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp … 051108-21.

Het betrof een beslissing van de correctionele rechtbank te Ieper over een snelheidsovertreding waarbij die een beklaagde vrijuit liet gaan omdat er bij de vaststelling van de overtreding een cameraploeg aanwezig was. Het O.M. ging in beroep maar kreeg ongelijk.

Een van de overwegingen:

Overwegende dat zo een vaststelling van een verkeersovertreding op de openbare weg door ter zake bevoegde overheidspersonen een door artikel 8, tweede lid, EVRM toegestane inmenging in de uitoefening van het recht op privacy is, dit recht evenwel wordt miskend wanneer deze vaststelling is gebeurd, zoals het bestreden vonnis onaantastbaar vaststelt, in een auto uitgerust met drie camera’s en in aanwezigheid van onbevoegde derden die tot een televisieproductiehuis behoren en die vanaf het begin elke beweging “live” volgden, zodat aldus het prerogatief van de politie doelbewust gedeeld werd met derden die van meetaf aan op een actieve wijze bij de initiële opsporingsfase werden betrokken;

Het arrest bevestigde daarna dat de rechter wel degelijk mocht oordelen dat de begane onrechtmatigheid het recht op een eerlijk proces in het gedrang bracht.

Opletten dus met zelf bewijs te vergaren. Een bewijs dat op zich wel toelaatbaar zou zijn kan onregelmatig en dus ontoelaatbaar worden door de behandeling door derden.

96

(442 replies, posted in Algemeen)

Het strikt juridische antwoord op de vraag is denk ik het volgende:

De burgerlijke partijen kunnen op grond van artikel 61quinquies van het Wetboek van strafvordering de onderzoeksrechter vragen om bepaalde onderzoekshandelingen te stellen. De onderzoeksrechter kan dit verzoek afwijzen indien hij de maatregel "niet noodzakelijk acht om de waarheid aan de dag te brengen of indien hij deze maatregel op dat ogenblik nadelig acht voor het onderzoek". Indien deze dat weigert kan er beroep worden aangetekend bij de kamer van inbeschuldigingstelling.

Let wel, het gaat hier om bepaalde onderzoeksdaden. De verzoeker moet dus vragen welke specifieke onderzoeksdaad hij vraagt en waarom.

Ik wil wel opmerken dat

  1. Wij niet beschikken over het gehele dossier, wel over bepaalde delen. Het kan dus goed zijn dat bepaalde onderzoeksdaden reeds zijn verricht maar dat hier gewoon niets bruikbaars uitkwam. Zoals aangehaald door Merovinger geldt dit bijvoorbeeld voor het onderzoek naar Delhaize-topmensen.

  2. Het een basisbeginsel is van ons strafprocesrecht dat het onderzoek geleid wordt door de (neutrale) magistratuur, en niet door de slachtoffers. Het is juridisch dus niet aanvaardbaar dat slachtoffers de hoofdrol in het onderzoek krijgen en aan de knoppen komen te zitten. De onderzoeksgerechten en rechtbanken zullen dit echt niet aanvaarden.

  3. Ik de indruk heb dat het artikel 61quinquies vooral dient om de personen die in verdenking zijn gesteld te beschermen tegen tunnelvisie door onderzoekers die in hun nadeel speelt en de onderzoekers een "zetje" in de goede richting te geven.

De slachtoffers kunnen de magistratuur dus niet dwingen om een bepaalde piste te volgen. Zij kunnen bijvoorbeeld wel zelf onderzoek doen (ook door bijvoorbeeld privé detectives of door samen met anderen info te verzamelen op een forum), de vergaarde informatie bezorgen aan de onderzoekers, en dan vragen om bepaalde onderzoeksdaden te verrichten. Ons Belgisch strafprocesrecht gaat ervan uit dat indien het werkelijk een valabel spoor betreft, de onderzoekers dit dan wel zelf verder zullen uitspitten.

Het lijkt me ook duidelijk wat er zou gebeuren als iedereen (slachtoffer of niet) met zijn hypotheses zou kunnen "inbreken" in een onderzoek en juridisch zou kunnen afdwingen dat er bepaalde sporen worden gevolgd. De onderzoekers zouden worden overstelpt en zouden tegelijkertijd -tig sporen moeten volgen (Roze Baletten, WNP, Staatsveiligheid, VDB, Calmette, Haemers, Diane, ...).

97

(111 replies, posted in Prullenbak)

Alvorens een VZW op te richten zou ik initiatiefnemers toch op het hart willen drukken om de gevolgen zeer goed in te schatten en zeker ook naar een advocaat te gaan.

Betreffende feitelijke vereniging of VZW heeft het wel degelijk zin om eerst een feitelijke vereniging op te richten. Deze dient bijvoorbeeld niet eens formeel "opgericht" te worden, vandaar "feitelijk".

Het nadeel van de feitelijke vereniging, namelijk het ontbreken van een rechtspersoonlijkheid, speelt pas wanneer men van plan is om rechtshandelingen te stellen, dat betekent huren, kopen, personeel aannemen, enzovoort. Laat jullie daarom niet zomaar afschrikken door het aangehaalde arrest betreffende de carnavalsgroep. Je aansprakelijkheid kan inderdaad in het gedrang komen maar dat kan altijd, en je hebt normaliter ook een verzekeringsdekking. Lees het arrest of het hierboven gepost artikel even door en je zult begrijpen waarom de leden van de carnavalsgroep exact is overkomen wat hen is overkomen.

Een Vzw oprichten brengt echt wel wat last mee. De werking is daarnaast ook verplicht geregeld. Dit kan redelijk verstikkend werken voor een juist opgerichte vereniging die nog geen eigen dynamisme heeft. Zo moet je bijvoorbeeld onmiddellijk een raad van bestuur gaan kiezen terwijl je elkaar nog helemaal niet kent. De VZW-wet telt meer dan 60 artikelen, lees hem even door om te begrijpen wat je moet regelen zonder elkaar goed te kennen.

Daarnaast treedt je ook uit de anonimiteit. Zodra je je kenbaar maakt is het goed mogelijk dat jullie persoonlijk worden overspoeld met tips en constant gebeld worden bijvoorbeeld.

Ik zou daarom de initiatiefnemers op het hart willen drukken om zich goed te bezinnen eer ze beginnen en ook een advocaat te raadplegen.

Los daarvan vind ik het een zeer nobel initiatief. Op dit forum is inderdaad heel wat informatie terug te vinden en een hoop van jullie heeft volgens mij bijvoorbeeld veel meer dossierkennis dan heel wat advocaten. Indien de zaken bedachtzaam worden aangepakt kan dit initiatief zeker tot iets vruchtbaars leiden.

98

(511 replies, posted in Onderzoeksdaden)

Ik zou graag een bedenking in verband met de verjaringstermijnen posten over iets wat naar mijn mening teveel over het hoofd wordt gezien. Het komt wel in het begin van deze draad een paar keer eventjes aan bod en een passage erover was ook te lezen in een artikel in De Standaard enige tijd terug.

Samengevat komt het erop neer dat elk proces tegen een verdacht bendelid slechts zin heeft indien men ook bewijzen heeft voor zijn betrokkenheid bij de overval in Aalst. Indien men die persoon niet kan linken aan Aalst zullen zijn daden gedekt zijn door de verjaring van de strafvordering.

Ten eerste leg ik even kort enkele strafrechtelijke begrippen uit die relevant zijn voor de regels over de verjaring.

Ik wil hier vooraf de nadruk leggen op het individuele karakter van de straf. Straffen, termijnen, verschoningsgronden en zo verder, moeten worden vastgesteld voor elke beklaagde afzonderlijk. Er kan bijvoorbeeld niet zomaar een “collectieve schuld” worden vastgesteld voor daden die zijn gepleegd door anderen, ook niet binnen een bende.

In ons recht kan een onderscheid gemaakt worden tussen 2 soorten misdrijven, aflopende en voortdurende misdrijven. Aflopende, of ogenblikkelijke, misdrijven voltrekken zich zodra al hun “constitutieve bestanddelen” (de voorwaarden) vervuld zijn. Een voorbeeld is een moord, zodra men het leven van iemand heeft genomen loopt het misdrijf af. Voortdurende misdrijven bestaan uit een bepaalde strafbare toestand die wordt gehandhaafd. Bijvoorbeeld bendevorming.

De verjaring begint bij aflopende misdrijven te lopen zodra het misdrijf voltooid is. Bij voortdurende misdrijven begint deze te lopen bij het einde van de strafbare toestand. Ingeval van bendevorming bijvoorbeeld bij het einde van het lidmaatschap ervan, pas als men uit de bende stapt begint de verjaringstermijn te lopen.

Een ander onderscheid in ons strafrecht is dat tussen enkelvoudige en samengestelde misdrijven (ook wel collectieve of voortgezette misdrijven genoemd. Enkelvoudige misdrijven bestaan uit één strafbare gedraging, bijvoorbeeld de diefstal van een juweel. Samengestelde misdrijven bestaan uit verschillende misdrijven die als één misdrijf worden beschouwd omdat zij worden gezien als een “opeenvolgende en voortgezette uitvoering van eenzelfde misdadig opzet”.

Dit houdt in dat alle misdrijven deel waren van één “crimineel project”. Daarbij kan het zowel gaan om dezelfde soort misdrijven (een reeks diefstallen, een reeks moorden) als verschillende soorten misdrijven ( autodiefstal, wapendiefstal en dan met die auto en dat wapen een overal plegen bijvoorbeeld). De strafrechter beslist of er in het geval dat hem voorligt sprake is van een samengesteld misdrijf. Wat wel van belang is, is dat dit “misdadig opzet” moet bestaan in hoofde van de dader.

De verjaring begint bij enkelvoudige misdrijven bij het ogenblik van het feit zelf, bij samengestelde misdrijven begint de verjaring te lopen vanaf vanop de datum dat het laatste feit gepleegd werd, in het voorbeeld dus die overval.

Wat men ook goed moet begrijpen is dat niet “het misdrijf” verjaart, maar wel de strafvordering tegen elke dader. Er moet dus beklaagde per beklaagde worden afgegaan of de strafvordering verjaard is, en het is mogelijk dat de ene mededader ontsnapt en de andere niet omdat de verjaringstermijnen op andere momenten begonnen te lopen. Zoals hierboven aangegeven heeft dat te maken met het feit dat onze strafvervolging is toegemeten op het individu.

De verlenging van de verjaringstermijnen, vervat in de “Potpourri I”-wet trad in werking op 29 oktober 2015. De strafvorderingen die zijn verjaard vóór die datum zijn in principe onherroepelijk verjaard, omdat een nieuwe wet reeds verjaarde strafvorderingen niet kan doen “herleven”. Dit is het “verworven verval van strafvordering” en is meermaals bevestigd, onder andere door ons Hof van Cassatie.

De teneur in de media dat door de nieuwe verjaringstermijn “de misdrijven van de Bende van Nijvel” nog niet verjaard zijn, dient dus op zijn minst serieus genuanceerd te worden.

Indien de speurders bewijzen hebben tegen iemand omwille van feiten andere dan de overval op Aalst staan zij eigenlijk nog nergens om een veroordeling te verkrijgen.

De speurders zullen moeten bewijzen dat de feiten gepleegd door de verdachte deel uitmaken van hetzelfde misdadige opzet als feiten die nog niet zijn verjaard. Zoals hierboven aangegeven moet dit opzet bestaan in hoofde van de dader. In de praktijk zullen zij dus moeten bewijzen dat de verdachte niet enkel schuldig is aan een bepaald feit (bijvoorbeeld de moorden in Anderlues) maar ook, schuldig of tenminste medeplichtig, aan de overval in Aalst.

Ik hoop dat ik dit een beetje helder heb kunnen verwoorden. Ik wou het bondig genoeg houden om te kunnen posten maar toch de essentie meegeven. Indien ergens verduidelijking nodig is, ben ik steeds bereid om iets dieper in te gaan op een bepaald aspect voor zover ik dat zou kunnen.

99

(1,231 replies, posted in Andere Personen)

Zeer juiste reactie Zenga, ik had wat meer moeten onderbouwen.

Dit is de tekst van het, hierboven door Zenga reeds aangehaalde, artikel 20 van de Voorafgaande Titel (het eerste deel) van het Wetboek van strafvordering:

De strafvordering vervalt door de dood van de verdachte of door afsluiting van vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening wanneer het om een rechtspersoon gaat. De strafvordering kan daarna nog worden uitgeoefend, indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de ontbinding zonder vereffening tot doel hebben te ontsnappen aan de vervolging, of indien de rechtspersoon overeenkomstig artikel 61bis door de onderzoeksrechter in verdenking gesteld is voor het verlies van de rechtspersoonlijkheid. De burgerlijke rechtsvordering kan uitgeoefend worden tegen de verdachte en tegen zijn rechtsopvolgers.

Dit is een uitspraak waar het Hof van Cassatie (een van onze drie hoogste rechtscolleges) dit toepast.

Bron » jure.juridat.just.fgov.be

Opletten met de interpretatie van wat hierboven werd geciteerd door Ben. De oorspronkelijk bevoegde correctionele (strafrechtelijke) rechtbank kan zich niet meer uitspreken over de vordering van de burgerlijke partij tegen de beklaagde. De burgerlijke partijen kunnen nog steeds een nieuwe vordering instellen tegen de rechtsopvolgers voor een burgerlijke rechtbank.

100

(1,231 replies, posted in Andere Personen)

Het is niet mogelijk om iemand te veroordelen na zijn dood. De Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering is daar zeer duidelijk over. Als een verdachte is overleden kan hij nooit vervolgd of veroordeeld worden.

Het is denkbaar dat iemand veroordeeld wordt die dan achteraf blijkt overleden te zijn maar dit is eerder uitzonderlijk. Het geval hierboven aangehaald door Zenga lijkt hier een voorbeeld van te zijn. Ik ken natuurlijk de details niet maar als rechter zou ik toch eerder de zaak hebben uitgesteld tot hier duidelijkheid over was.

Het gebruik van postume veroordeling is iets dat bestond in het Ancien Régime en in welke mate dit ook bestond in de rechtsstelsels van onze contreien weet ik niet. Wij hadden in wat wij nu België noemen nog geen echt eengemaakt, uniform rechtssysteem en hoe de vork precies in de steel zit is iets voor zij die zich wensen te verdiepen in de geschiedenis van het strafrecht en strafvervolging.

Door het verval van de strafvordering is zowel de "eigenlijke" straf (gevangenis, boete,..) ALS de verbeurdverklaring (die wordt beschouwd als een straf) onmogelijk. Men kan een persoon dus op geen enkele wijze veroordelen.

Wat overblijft is de burgerlijke vordering tegen de nalatenschap van die persoon en dus tegen de erfgenamen. Wat men niet mag vergeten is echter dat de verjaringstermijnen hier spelen. Deze vordering zal moeten worden ingesteld voor een burgerlijke rechtbank.

Een mogelijkheid is dat de erfgenamen weet hadden van het criminele karakter van bepaalde gelden. In dat geval is het mogelijk dat zij worden vervolgd voor witwas. Er wordt dan een afzonderlijk proces gevoerd tegen de erfgenamen, niet omwille van de misdrijven van hun rechtsvoorganger maar omwille van hun eigen misdrijf.

Ik ben een advocaat maar strafrecht of erfrecht zijn absoluut niet mijn specialisaties/interesses en ik heb mij er sinds de universiteit dan ook zeer ver van gehouden. Wat ik zeg is dus onder voorbehoud van weerlegging door iemand die er wel iets meer van weet.