Gladio in Italië vind zijn oorsprong in de onderlinge historische banden tussen Amerikaanse, Britse en Italiaanse vrijmetselaarloges, vaak in nauwe samenwerking de maffia. De basis hiertoe werd reeds gelegd bij de OSS-operaties die zorgden voor de landing van de Amerikanen in Sicilië tijdens WOII. Na de oorlog werd deze occulte samenwerking verdergezet in de strijd tegen het communisme. Via vrijmetselaarloges beheersten de Amerikanen het Italiaanse politieke landschap, wat culmineerde in de activiteiten van de P2-loge. In een document van de Amerikaanse inlichtingendiensten uit 1945 staat reeds dat generaal Roberto Bencivenga een nieuwe loge had geopend "om de contacten met het Verenigd Koninkrijk te vergemakkelijken".
Tot deze loge behoorden ondermeer de twee eerste presidenten (Enrico De Nicola en Luigi Einaudi) en enkele andere politieke kopstukken zoals Vittorio Emanuele Orlando. Ook de Amerikaanse president Harry Truman, zelf een vrijmetselaar van de 33ste graad en grootmeester van de Missouri-loge, zorgde voor de uitbouw van de Italiaanse vrijmetselarij met de bedoeling deze te doordringen van anticommunisme. Dit moet gezien worden als aanvulling op de vergelijkbare banden met het Vaticaan, waar zich trouwens ook een bepaalde vorm van vrijmetselarij ontwikkelde, tegen de wetten van de Roomse kerk in. In 1947 stuurde Truman de vrijmetselaar Frank Gigliotti naar Rome, mogelijk op vraag van de Cosa Nostra. Gigliotti was lid van de door de maffia geïnfiltreerde Garibaldi-loge uit New York, maakte deel uit van de American Labour Council en beheerde de contacten tussen Italiaanse anticommunisten en Amerikaanse maffiosi.
Hij werkte voor het "Italiaanse team" van de OSS onder James Angleton (samen met Earl Brennan, Vincent Scamporino, Victor Anfuso en Max Corvo) en sinds 1947 voor de CIA. De masonische invloed vertaalde zich al snel in een greep op de Italiaanse politek. In 1947 bezocht De Gasperi de Verenigde Staten, samen met Donato Menichella en Guido Carli van de Banca d'Italia, op aanraden van Walter Dowling van het US State Department. De Gasperi schikte zich volledig naar de wensen van Truman in ruil voor politieke steun en beloofde de communisten uit de regering te houden. Gigliotti zou hierbij ook gestuurd hebben om de sociaaldemocratische vrijmetselaar Giuseppe Saragat, die in 1947 voor de door de Amerikanen gewenste breuk in de socialistische PSI zorgde, in de regering te krijgen, een strategie waarmee ook Ivan Matteo Lombardo akkoord was. Gigliotti vertrouwde in 1947 aan Saragat ook toe akkoord te gaan met het gebruik van terreur in de strijd tegen communisten, ondermeer door de bandietenbende van Giuliano.
Elke communistische vooruitgang moest de kop in gedrukt worden. In het document "The position of the United States with respect to Italy" (NSC 1/1) van 14 november 1947 had de National Security Council zelfs goedkeuring gegeven voor militaire tussenkomt in geval van een communistische omwenteling na de verkiezingen van april 1948. De greep van de vrijmetselaars op het politieke gebeuren bleef zich verstevigen. In 1960 slaagt Gigliotti erin om de historische zetel in het palazzo Giustiniani terug te schenken aan het Italiaanse Groot-Oosten (eerder geconfisqueerd door Mussolini), waarvoor reeds in 1948 door Truman werd geijverd. Hij kon voor dit project ook rekenen op de hulp van ondermeer de joodse vrijmetselaar James Zellerbach, de ambassadeur in Rome. In ruil werd CIA-pion Giordano Gamberini er in 1961 geïnstalleerd als Grootmeester, werd het anticlericalisme van de loge teruggeschroefd en het anticommunisme gestimuleerd, en moesten Amerikaanse loges op Italiaans grondgebied worden toegelaten tegen de masonische regels in.
Zo werd de "Colosseum"-loge in Rome opgericht bij de ambassade, de "George Washington"-loge en de "Verona American Lodge" in de NATO-basissen van Vicenza en Verona, de "Benjamin Franklin"-loge in Livorno, enz. Ook het samensmelten van het Grootoosten en de ALAM-grootloge van de Sicliaanse prins Giovanni Alliata di Montereale in 1960 moet als een eis van de Amerikanen gezien worden. Alliata wordt vernoemd in verschillende Gladio-dossiers en zou ook lid worden van de P2-loge. De beruchtste vrijmetselaar was uiteraard Licio Gelli, die tot het Grootoosten toetrad in 1959 en door grootmeester Gamberini werd opgedragen om Gigliotti op te volgen als schakel met de Amerikanen. Gelli zou in 1970 de P2-loge in handen nemen, volgens sommige bronnen in persoonlijke opdracht van Gigliotti, en deze uitbouwen tot een anticommunistische en maffieuze schaduwregering met steun van de CIA. Gigliotti onderhield trouwens ook banden met P2-lid Michele Sindona