Reconstructie van de overval in Beersel
Proloog
Op 6 oktober 1983 - de dag voor de overval - ziet een jobstudent die bij Delhaize werkt, omstreeks 19u40 op de parking een lichtblauwe Citroën GS. Er zit één persoon in die minstens twee sigaretten rookt. De man stapt uit en gaat aan de ingang van de helling naar de dakparking staan. Plots rijdt een nieuwe zwarte VW Golf snel en op 20 cm afstand langs de getuige.
De dag erna, op 7 oktober 1983, belt een onbekende man naar de Colruyt in Halle. Hij zou om 19u00 terugbellen en dan zeggen wie de Bende van Nijvel is, op voorwaarde dat de prostituees in Brussel met rust worden gelaten. Hij zegt ook dat hij naar de politie van Schaarbeek zal bellen. Een BOB’er van de rijkswacht van Halle gaat naar het Colruyt in Halle. Er belt niemand terug, noch naar Colruyt en noch naar de politie van Schaarbeek, maar even later hoort men van een overval op de Delhaize in Beersel.
Aankomst van de daders
Rond 19u30 parkeert een zwarte VW Golf zich op de parking van het Delhaize-warenhuis van Beersel. Een getuige ziet drie mannen uit de auto stappen. Ze hebben een nylonkous over hun hoofd. Vervolgens trekken ze hun maskers over hun gezicht en wandelen in de richting van het warenhuis.
De jobstudent die de dag voordien de Citroën GS en de VW Golf heeft gezien, is op de parking aan het werken en ziet ook de gangsters uit de VW Golf stappen. Eén van de mannen grijpt hem bij de kraag en zegt: “Ne fais pas l’endouille sinon je te bute”. Hij praat Brussel Frans, zonder buitenlands accent. De dader duwt de gijzelaar richting de ingang van het warenhuis, de twee andere daders volgen hem.
Een man die in zijn auto op de parking zit, ziet achter zijn auto twee gangsters passeren. Ze zijn gemaskerd en gewapend met geweren, waarvan één wapen een dubbele loop heeft. Een derde gangster duwt een gijzelaar vooruit. Hij ziet de vier personen het warenhuis binnen gaan, hoort vervolgens twee schoten en rijdt weg.
Een vrouw die samen met haar twee dochtertjes aan de ingang van het warenhuis staat, ziet twee personen in haar richting komen. Een heel grote man en een kleinere man. Ze houden elkaar vast bij de armen. De grootste man draagt een masker en lijkt moeilijk te stappen. Dan begint haar kleinste dochter te wenen. De grootste dader zegt: “Taisez-vous madame, sinon …” en hij toont zijn wapen, een riot gun. Daarna kijkt de vrouw niet meer.
In het warenhuis
De drie gangsters en hun gijzelaar stappen naar binnen. De gijzelaar wordt het eerst in het warenhuis geduwd. Eén van de gangsters klopt op een valse houten wand die zich juist voor de ingang bevindt. De eerste dader komt binnen en roept: “Tout le monde à terre, personne ne bouge, ouvrez les caisses”.
Op dat moment zijn in het bureau van de gerant twee kassiersters het geld aan het tellen. Eén van de kassiersters hoort een geluid en verlaat het bureau. Ze roept dat er iets aan de hand is aan de kassa’s. Ze ziet een grote man in de richting van het bureau stappen. Hij is gewapend met een riot gun en in zijn linkerhand draagt hij een bijl. Achter de man loopt een tweede dader.
De kassierster van kassa 1 ziet de drie daders binnen komen en ziet hoe Freddy Vermaelen, de directeur van het warenhuis, naar hen toe stapt. De gerant was gewaarschuwd door de kassierster, hij loopt naar de daders toe en vraagt wat er gebeurt. De directeur duwt de eerste dader met beide handen tegen de borst en roept: “Sortez!”
De tweede dader zegt kalm tegen hem: “Vous, pas pousser!” Vermaelen negeert dit en wilt een tweede keer duwen, maar de tweede dader geeft hem niet de kans om dit te doen. Hij schiet hem in het hoofd waardoor de man letterlijk in de lucht vliegt. Een aantal projectielen van dit schot vliegen richting de kassa’s en verwondt de kassierster van kassa 3 in de schouder.
Wanneer de daders bij Kassa 1 aankomen, voelt de gijzelaar dat zijn gijzelnemer een wapen tegen zijn nek drukt. De dader die hem vasthoudt geeft hem op kalme wijze het bevel: “A genoux”. Hij sleept hem vervolgens terug richting de ingang. Daar aangekomen zegt de gangster dat de gijzelaar op zijn buik moet gaan liggen. Vervolgens trekt de gijzelnemer hem terug recht, voegt eraan toe “C’est pas bon” en versleept zijn gijzelaar opnieuw richting Kassa 1 waar hij hem opnieuw op de knieën dwingt, om hem vervolgens voort te slepen naar Kassa 2 en Kassa 3.
Bij kassa 1 aangekomen, krijgt de kassierster het bevel om de kassa te openen. Ze krijgt deze niet open, raakt in paniek en vlucht. Daarna hoort ze een ganster roepen dat de kassa’s sneller open moeten. Een andere getuige, die aan kassa 3 staat, hoort een dader “Donne-moi d’argent ou je t’y perce” zeggen.
Daar zegt de gangster tegen zijn gijzelaar dat hij het geld uit de kassa’s moet nemen. Wanneer de gijzelaar zegt daar niets van te kennen, zegt de gangster tegen de bloedende kassierster van kassa 3: “Tu as intéret de te grouiller, sinon je bute le garçon”, en ook “Toi, prendre l’argent, n’ouble pas celui-là dessous”. De kassierster gaat dan alle kassa’s af. De gijzelaar wordt de hele tijd meegetrokken. Bij de laatste kassa moet hij wachten, hij weet niet waarom.
De gewonde kassierster van kassa 3 gaat op de grond liggen tussen kassa 3 en 4. Plots is er een man die haar duwt met zijn geweer en zegt dat ze de kassa’s moet leegmaken. Hierop begint ze de kassa’s leeg te maken, startend?? bij kassa 1. Wanneer ze ook de munten eruit haalt, roept hij: "Pas de monnaie, seulement des billiets". Bij kassa 4 wordt de zak waarin ze het geld deponeert, uit haar handen getrokken. Ze gaat opnieuw liggen. Andere kassiersters hebben eveneens hun kassa leeggemaakt. De man die volgens haar Vermaelen gedood heeft, draagt een wit masker. Volgens haar heeft hij een bijl vast en is hij heel groot.
De grote dader loopt het bureau binnen en neem het geld dat op de tafel ligt. Daarna vraagt hij aan de kassierster om de brandkast te openen. Eén kassierster opent de koffer en geeft het geld. De dader stopt al het geld in een grijze vuilniszak. De kleinere dader is buiten het bureau blijven wachten en vraagt tweemaal om de babykoffer te openen. De kassiersters kunnen deze koffer niet openen omdat ze daar geen sleutel van hebben.
De grote dader neemt nog een zak waar geld in zit, hij verbrijzelt de telefoon en hakt met zijn bijl de telefoondraden door. Dan verplicht hij de kassiersters om op de grond te gaan liggen.
De kassierster van de laatste kassa (kassa 11) ziet de gangster die de gijzelaar vastheeft. Wanneer deze bij haar staat, eist hij dat ze de kassa opent. Hij zegt dat er niet al te veel in haar kassa zit. De dader draagt een lange donkere mantel, een hoed, zwarte handschoenen en een grijs carnavalsmasker. Hij heeft een tweeloop vast. De andere dader draagt eveneens een lange mantel, een carnavalsmasker, zwarte handschoenen en ook een bijl. Hij slaat met zijn hakbijl op de kassa’s en stopt het geld in een grijze zak. Wanneer hij gedaan heeft, verlaten ze samen het warenhuis.
Vertrek
Wanneer de gangsters het warenhuis verlaten, lopen twee daders met hun gijzelaar tussen hen in, richting de parking. De gangster met de hoed zegt tegen de gijzelaar: “Tu as peur hein”, en dat met een raar Frans, mogelijk met een vreemd accent. Bij het buitengaan slaat de man met de hakbijl met zijn rechterhand verschillende malen op een telefoon die bij de ingang hangt.
Een vrouw die in een slager aan de overkant van de Alsembergsesteenweg is, ziet hoe een grote, struise man met een stoffen hoed en met een gevulde zwarte zak op de rug naar buiten komt. Hij wordt gevolgd door de gijzelaar, deze loopt tussen twee daders in met de armen in de lucht. De tweede dader is een stuk kleiner.
De gijzelaar moet tot halverwege de parking lopen. Daar moet hij wachten en hij vraagt aan zijn gijzelnemer of ze hem zullen doden. De man antwoordt: “Si tu ne fais pas des endouilles, tu n’auras rien”. De gijzelaar ziet dat een zwarte VW Golf aankomt. Op dat moment zegt zijn gijzelnemer: “Tu n’as pas intérêt à regarder la voiture, sinon je te tue. Jette-toi dans les sapins”. De gijzelaar volgt dit bevel op en springt in de dennen.
De gangsters stappen in en ze rijden de Alsembergsesteenweg op. De wagen rijdt niet overdreven snel en vlucht met gedoofde lichten richting Beersel.
Een getuige op de parking ziet dit ook gebeuren. Hij ziet de drie gangsters met hun gijzelaar buiten komen. Twee van hen wandelen richting hun wagen. De derde gangster blijft met zijn gijzelaar staan (HERHALING). De getuige ziet de VW Golf vertrekken en volgt het voertuig, dat met gedoofde lichten richting Beersel rijdt. Plots komt een voertuig tussen hen in rijden en de chauffeur van dit voertuig knippert met zijn lichten om teken te doen dat de lichten van de VW Golf niet branden. Op dat moment wordt de koffer gedeeltelijk geopend. Net vooraleer men Beersel binnenrijdt, is er een bocht waar de weg een middenberm krijgt. Daar moet de getuige de achtervolging stoppen.
Daders
Er waren in Beersel drie daders.
Dader 1
Lengte: 1m80
Leeftijd: 42 jaar
Masker: een oude man
Hij loopt moeilijk, alsof hij pijn heeft aan zijn benen.
Taal: Hij spreekt Frans met een Brussels of Brabants accent.
Wapens: Hij heeft een bijl, een riot gun en een trommelrevolver die aan zijn riem hangt. Tijdens de overval heeft hij enkel zijn bijl gebruikt.
Dader 2
Lengte: 1m90
Masker: Draagt een bruine cowboyhoed en een masker, dat waarschijnlijk de Franse politicus Chirac voorstelt.
Linkshandig
Haar: Korte, bruine haren
Wapen: een riot gun, dat hij gebruikt heeft tijdens de overval om o.a. de directeur te vermoorden.
Dader 3
Lengte: 1m75-1m80
Haar: Zwart-grijze haren en slecht geschoren baard
Kledij: Draagt zwarte botten met een rits aan de zijkant
Masker: het is onduidelijk of hij wel of niet een masker aan had.
Wapen: riot gun, niet gebruikt.