Je hebt gelijk, nooit een veroordeling maar men lijkt vrij zeker dat hij het was.
Doden oogartsassistente blijft onbestraft
De gewelddadige dood van de Haagse oogartsassistente Ingrid Akkerman (32) in juni 1983 blijft voorgoed onbestraft. Een van de oorzaken is de verjaringstermijn van doodslag. De rechtbank in Den Haag liet gisteren Ingrids weduwnaar Abdellah A.B. (56) naar huis gaan. Officier van justitie mevrouw mr. M. Nieuwenhuis wees zijn toenmalige woning aan de Van Kinsbergenstraat 70 weliswaar aan als de plaats waar de vrouw om het leven moet zijn gebracht. Aangezien voorbedachten rade echter niet te bewijzen werd vorderde zij vrijspraak van moord. En omdat het misdrijf in de vorm van doodslag - na vijftien jaar - verjaard is, vorderde zij dat de rechtbank zou uitspreken dat het recht op strafvervolging is vervallen, hetgeen ook prompt gebeurde.
Begin dit jaar werd het inmiddels als 'cold case' geboekte drama, waarin Abdellah in 1984 al buiten vervolging was gesteld wegens "onvoldoende aanwijzing van schuld", opnieuw actueel. Op verzoek van nabestaanden werd door middel van dna-profielvergelijking aangetoond dat de elf lichaamsdelen, zonder hoofd en vingertoppen, die op 20 juni 1983 bij het Belgische Meise waren gevonden, inderdaad van Ingrid Akkerman waren. Ingrid verdween een week eerder op de dag dat ze naar een advocaat zou gaan om een echtscheiding voor te bereiden.
Op advies van zijn advocaat mr. H.G. Koopman zei Abdellah A.B. gisteren geen woord tegen zijn rechters, behalve: "Ik geef geen antwoorden. Ik heb nooit iemand vermoord. Ik ben onschuldig, en verder beroep ik me op mijn zwijgrecht."
Bloedvlek
Uit een lange reeks verklaringen in het dossier liet president mr. S.L. Donker naar voren komen hoe Abdellah A.B. indertijd de meest uiteenlopende verklaringen had afgelegd over de herkomst van de grote bloedvlek in het tapijt van zijn woning. En hoe in zijn omgeving bekend was dat hij had gedreigd Ingrid te doden als zij hem zou verlaten. En hoe Ingrid zelf, na een escapade met een ander, te kennen had gegeven: "Dit moet ik niet wéér flikken, want dan maakt hij me van kant." Zij had verteld dat hij gedreigd had haar te doden en dat dan niemand haar zou kunnen vinden. Ook haar moeder had Abdellah zelf over moord horen spreken. En een vriend van hem, die sieraden van Ingrid had beleend, had zich uitgelaten in de trant van: "Vloerbedekking weg, ik het goud, ze vinden niets meer."
In het dossier is zeker het begin van bewijs van voorbedachten rade te vinden, meende de officier. Daartoe behoort ook de geraffineerde manier waarop - na de dood - het lichaam zo werd verzaagd en versneden dat, althans in 1983, identificatie vrijwel uitgesloten was. Maar, redeneerde de officier, "ik kan niet afleiden dat verdachte hier vooraf over nagedacht heeft of handelingen heeft verricht".
Advocaat mr. Koopman vond overigens dat zelfs het recht om wegens de nog niet verjaarde moord te vervolgen, al is verspeeld: in 1985 heeft de toenmalige officier van justitie mevr. mr. Klopper aan haar Belgische collega, de procureur des konings, laten weten dat Abdellah níet zou worden vervolgd, ook al werd er van uitgegaan dat de lijkdelen heel goed van Ingrid konden zijn.
Of de rechtbank over twee weken, met betrekking tot het delict moord besluit tot vrijspraak dan wel niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet worden afgewacht. Zeker is wel dat Abdellah niet zal worden veroordeeld.
Uitspraak: 21 augustus.
Bron: De Telegraaf | 6 augustus 2022: