Een uittreksel uit het verslag van de Tweede Bendecommissie aangaande het onderzoek rond de schietclubs:
Het onderzoek van de schietclubs leidde echter nergens toe, althans niet tot de opsporing van de Bende van Nijvel:
[Schlicker] "Wij hebben geprobeerd een ledenlijst te bekomen; wij hebben huiszoekingen gehouden in de schietclubs. Wij hebben daar gebruikte hulzen verzameld. Ik heb vrijdag gezegd dat er zoveel hulzen waren als om een vat garageolie te vullen. Er waren namelijk ook schietclubs waar geschoten werd met geweren met een gladde loop, zoals Riot Guns. Wij hebben de heer Dery dus gevraagd of er, tussen alle gerecupereerde hulzen, geen waren waarvan de schietsporen leken op die van de Riot Guns die op de verschillende plaatsen van de aanvallen werden gevonden. Wat het praktische aspect van het schieten betreft, waren wij niet in staat om via de ledenlijsten een bepaald persoon te viseren. De visuele verificaties van de heer Dery zijn negatief gebleken."
(…) Op de vraag of men alle relevante schietclubs - en met name de Parabellum en de Target 121, grondig had onderzocht, moest Schlicker echter het antwoord schuldig blijven:
"Dat weet ik niet. Ik herinner mij dat hij maar zelden naar de Target 121 ging. Wij weten dat Mendez ook in die club kwam, net zoals Bultot. Volgens mij werden daar enkel lange wapens gebruikt. (...) Dat is zeker niet gewild. Men heeft dat vergeten, men concentreerde zich op andere schietclubs en men was de Target 121 een beetje uit het oog verloren. Volgens wat ik mij herinner, gebeurde het af en toe."
Ook Deprêtre, de procureur des Konings, wist dit niet meer:
"Ik kan u niet antwoorden. Wij hebben zeker belangstelling getoond voor alle schietclubs. Waarom dat niet eerder gebeurde? Daar kan ik u niet op antwoorden. Dat moet u vragen aan de onderzoeksrechter die het onderzoek leidt. Zeker niet omdat ik aan de heer Schlicker had gezegd dat men er niet heen hoefde te gaan!"
En op de vraag wie er verantwoordelijk voor was dat er geen grondiger onderzoek was gedaan: hijzelf, het parket, de speurders, antwoordde Schlicker:
"Dat was niet het parket, zeker niet. Ik denk dat men ingeschat heeft wat men zou kunnen ontdekken en of dat iets zou opleveren dat zou toelaten om ... (...) Ik geloof dat ik het was die meende dat ik geen aanwijzing vond ... het uiteinde van het kluwen wol."
Deze antwoorden riepen als vanzelf de vraag op hoe het onderzoek van de schietclubs dan was aangepakt. Schlicker meende zich te herinneren dat 't als volgt was gegaan:
"Vanaf 23 januari 1986 heb ik gezien dat er een lijst werd opgemaakt van schietclubs waar een methode werd gebruikt die 'practical shooting' heette, alsook een ledenlijst. (..) Er werden huiszoekingen gehouden in de schietclubs. Wij namen er kogelhulzen in beslag, meer bepaald van riot guns. Ik herinner mij dat de hoeveelheid hulzen overeenkwam met een vol garagevat, tot aan de rand gevuld. De heer Dery heeft proberen nagaan of de sporen op de hulzen niet konden overeenstemmen met de sporen op hulzen die in het kader van de Bende van Nijvel waren teruggevonden; dat onderzoek viel negatief uit." (…)
"Ook werd er een onderzoek gevoerd bij de bewakingsfirma's. Men heeft hen om personeelslijsten gevraagd, alsook de redenen van ontslag van bepaalde personeelsleden. Men trachtte verdachten te vinden. Het onderzoek leverde geen resultaat op. Er werd ook onderzoek gevoerd bij groothandelaars die munitie invoerden, meer bepaald in de streek van Luik. Dat onderzoek was negatief. Men hoopte via de kogelhulzen die in Waals Brabant werden teruggevonden, de wapenhandelaar te vinden die ze verkocht had. Maar dat leidde tot niets."