Onderstaande geeft een eerste bewijsbare last tussen Nihoul & de PSC (authentieke brief).
Magistratuur Neufchâteau ligt onder vuur
Het dossier-Dutroux zit in de laatste rechte lijn. Op 17 januari beslist de raadkamer wie van de verdachten naar het assisenhof verwezen wordt. Inzet van de debatten was de Brusselse oplichter Michel Nihoul. Procureur Michel Bourlet ziet in hem de leider van de bende rond Marc Dutroux, terwijl Nihoul volgens onderzoeksrechter Jacques Langlois geen vooraanstaande rol speelt. De debatten verliepen sereen. Tot de voorbije dagen de onpartijdigheid van Francis Moinet, de voorzitter van de raadkamer, en van Jacques Langlois in twijfel werd getrokken.
De tegenstellingen tussen beide magistraten werden de voorbije jaren breed uitgesmeerd in de media, waar rond de zogenaamde X-dossiers ook twee kampen tegenover elkaar staan: de believers van de stelling van Bourlet en de disbelievers.
Een recente reeks artikelen in De Morgen en Le Journal du Mardi, twee publicaties die de voorbije jaren met veel overtuiging Nihoul als het meesterbrein achter de zaak-Dutroux in kaart brachten, moet de stelling voeden dat onderzoeksrechter Jacques Langlois partijdig was tijdens zijn onderzoekswerk. De magistraat wordt niet alleen verweten banden te hebben met de voormalige PSC-minister Joseph Michel, maar hij zou volgens beide publicaties ook een mediacampagne ten voordele van Nihoul dirigeren. Uitspraken die de federale minister van Justitie, Marc Verwilghen (VLD), er gisteren toe brachten aan de Luikse procureur-generaal Anne Thily informatie en toelichting over de zaak te vragen. In afwachting beraadt de minister zich over het dossier, zegt zijn woordvoerder Johannes Thuy.
De publicaties hekelen ook de banden van raadkamervoorzitter Francis Moinet met oud-PSC-minister Joseph Michel. Voorzitter Moinet beraadt er zich momenteel over welke verdachten hij naar het assisenhof verwijst. De voormalige minister van Justitie Tony van Parys (CD&V) vindt de aantijgingen waarmee de media druk op dit beslissingsproces proberen uit te oefenen, niet kunnen.
De heftigheid waarmee plots de magistratuur van Neufchâteau aangepakt wordt, verbaast op het eerste gezicht. De meeste informatie was al jarenlang beschikbaar en werd ook al gepubliceerd. De aanbevelingsbrieven van Joseph Michel om Michel Nihoul in 1978 penitentiair verlof te verlenen, waren bijvoorbeeld al opgedoken. De tweede brief van de als 'beschermer' omschreven Michel stuurde de gevangenisdirectie terug met de melding dat Nihoul al genoot van zijn voorlopige invrijheidstelling. De 'beschermer' bleek zijn dossiers niet echt goed op te volgen.
Opmerkelijker zijn de aantijgingen als zou onderzoeksrechter Jacques Langlois zelf een mediacampagne op het getouw hebben gezet om Nihoul vrij te pleiten. Die bewering wordt gestaafd door een contact dat Langlois had met journalisten, waarbij Michel Bourlet zich als persmagistraat verongelijkt voelt omdat hij niet op de hoogte was. Eerder was Langlois al aangepakt omdat hij speurders het fiat had gegeven contacten met journalisten te hebben. Journalisten die in het disbelieverskamp gecatalogeerd werden.
De kritiek dat Langlois de organisatie van de mediacampagne op zich nam, is nieuw, maar wellicht te verklaren door de moeizame gang van zaken voor de raadkamer. Niemand weet met zekerheid welke beslissing voorzitter Moinet zal nemen. Procureur Bourlet zette tijdens de laatste zittingsdagen zijn theorie nogmaals kracht bij door de verwijzing van Nihoul naar assisen te vorderen.
Eén week later duikt plots de nota op over een ontmoeting in 1997 van Langlois met journalisten van het RTBF-programma 'Au nom de la loi'. Vijf dagen na die ontmoeting, schrijft De Morgen, werd Nihoul in de reportage van alle schuld witgewassen. Dat die feiten pas vijf jaar later opduiken, is opmerkelijk. Wat moet gedacht worden van een procureur des Konings die vijf jaar lang een volgens de media op zijn minst weinig partijdige rechter heeft laten werken op het dossier? Bourlet nam het risico dat het onderzoek bedolven raakte onder procedurefouten die de verdachten ten goede konden komen.
De waarheid is dat Bourlet en Langlois elkaar niet kunnen luchten. Ieder mogelijke misstap van de ene wordt door de andere in dank aanvaard om hem in rapporten of nota's fouten aan te wrijven. Contacten met journalisten staan daarbij voorop, want ook Michel Bourlet kan niet zomaar alles vertellen. Hij is verplicht bij communicatie met de media de mening van de onderzoeksrechter te vragen. Het is uiteindelijk die laatste die bepaalt wat het parket kan en mag vrijgeven.
Onderzoeksrechter Langlois gaat nu de stukken die over hem verschenen zijn, analyseren. Hij houdt zijn reactie in beraad. Op die manier dreigt het dossier te ontaarden in een vuilspuiterij tussen magistraten. Zij zullen bewijzen wat waarnemers al jaren vrezen, dat het dossier-Dutroux als typevoorbeeld kan gelden voor de wijze waarop gerechtelijke onderzoeken niet moeten worden geleid. De aanhouding van Marc Dutroux en de vaststelling dat het onderzoek naar de verdwijning van Julie en Mélissa volledig verkeerd liep, leidde al tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie. Maar ook uit fouten die het gerecht van Neufchâteau sinds augustus 1996 maakte, moeten lessen worden getrokken.
Bron: De Tijd | Stephan Verheyden | 20 november 2002