De artikels van het assisenproces van de moord op Marc De Clercq. Het is opvallend dat Charles Bastiaensen veroordeeld werd tot slechts vijf jaar gevangenisstraf.
Moord uit wraak voor Brabants Assisenhof
Het Hof van Assisen van Brabant, voorgezeten door raadsheer Wezel, behandelt van vandaag af het proces van de 40-jarige Charles Bastiaensen, maatschappijbeheerder, wonende Koekelberglaan 68 te Sint-Agatha-Berchem. Bastiaensen wordt ervan beschuldigd in de avond van 13 augustus 1984 beenhouwer Marc De Clercq, de zijn zaak had aan de Gentsesteenweg te Sint-Agatha-Berchem, ter hoogte van pand 1301 in die straat te hebben doodgeschoten.
Bastiaensen, die ook bij een handel van valse en gestolen cheques was betrokken, was er via gerechtelijk inspecteur Timmermans achter gekomen dat hij bij het gerecht, ondermeer door Marc De Clercq, verklikt was. Bastiaensen nam zich voor op De Clercq wraak te nemen. Hij reed met zijn wagen tot bij de beenhouwerij van zijn vijand.
Toen hij deze omstreeks 19u zag buitenkomen en iets verder de straat oversteken, vuurde Bastiaensen met zijn revolver vier kogels af. Het slachtoffer werd door projectielen getroffen en overleed aan de opgelopen verwondingen. Bastiaensen ging zich de volgende dag bij de gerechtelijke politie melden.
Beschuldigde wordt verdedigd door Mr. Guy François, terwijl het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd door advocaat-generaal Jean-Pierre Jaspar. Er worden een 30-tal getuigen ondervraagd en de debatten zullen vier dagen in beslag nemen.
Bron: Gazet van Antwerpen | 5 Januari 1987
Charles Bastiaensen “Weet niet wat er gebeurde”
“Ik weet niet wat er gebeurde toen ik Marc De Clercq neerschoot”, zei de 40-jarige Charles Bastiaensen gisteren tijdens zijn ondervraging door voorzitter Wezel van het Assisenhof van Brabant. Op 13 augustus 1984 schoot beklaagde slager De Clercq (27) te Sint-Agatha-Berchem dood omdat deze hem verklikt had bij de gerechtelijke diensten.
Het verhoor leerde verder dat Bastiaensen zijn vader, een Amerikaan, nooit heeft gekend en dat zijn verhouding met de man waarmee zijn moeder later trouwde slecht was.
Bastiaensen had verscheidene jobs voor hij zelfstandig een firma gespecialiseerd in lichtreclames uitbaatte. Ondertussen was hij gehuwd, doch in 1975 liet zijn vrouw hem in de steek. Bastiaensen ging samenwonen met een verpleegster, Hélène. Wat later begon hij een intieme relatie met Françoise, een jonge vrouw uit Guadeloupe. Na een verblijf van enkele maanden in Zaïre brak hij met Hélène en baatte met Françoise een bar uit aan de Stassartlaan te Elsene.
Bastiaensen sloot weldra deze weinig winstgevende drankgelegenheid en reisde met zijn vriendin naar Guadaloupe. Na vier maanden keerde hij helemaal berooid naar België terug.
Nadat Françoise klacht tegen Bastiaensen had neergelegd omdat hij haar soms liet werken als prostituée, startte hij met Dominique de uitbating van een andere bar. Daar kwam hij in contact met mensen uit het milieu, die hem voorstelden gestolen cheques te verkopen, wat vrij vlug een winstgevend zaakje werd. Hij werd dan ook actief in een handel in gestolen wagens.
Na moeilijkheden met de politie vestigde Bastiaensen zich in Spanje. Toen hij vernam dat zijn vriendin Dominique in Brussel was aangehouden in verband met de gestolen cheques besloot hij naar België over te komen via Parijs en Luxemburg. Daar hoorde hij van ene Daniël Beaudin dat hij door Marc De Clercq was verklikt. Beaudin had het nieuws van gerechtelijk inspecteur Timmermans.
Na wat aarzelen keerde Bastiaensen uiteindelijk naar Brussel terug en haalde een revolver op, die hij nog van De Clercq had gekocht. Hij verbleef nog enkele dagen in een caravan in Middelkerke, samen met zijn nieuwe vriendin Christiane.
Hij keerde regelmatig naar Brussel terug. Enkele uren voor de feiten had hij nog een kort gesprek met Marc De Clercq in verband met de gestolen cheques. Wat later kwam hij voorbij de beenhouwerij van De Clercq aan de Gentsesteenweg te Sint-Agatha-Berchem.
Toen hij De Clercq de straat zag oversteken met zijn zoontje, reed hij naar zijn tegenstrever toe. Deze zou hem nog verbaal hebben uitgedaagd. Vanuit zijn wagen vuurde Bastiaensen vier kogels af in de richting van De Clercq, die door drie projectielen werd geraakt. Na een telefoontje aan de gerechtelijke politie liet Bastiaensen zich de daarop volgende dag aanhouden.
Inspecteur Timmermans
Tijdens de namiddagzitting getuigde onderzoeksrechter Mw. Lyna dat Bastiaensen niet zou gezien hebben dat het slachtoffer zijn tweejarig zoontje bij de hand hield. Anderzijds staat het vast dat Bastiaensen tijdens de dagen en uren die de feiten vooraf gingen, aan vier personen grote bedragen overhandigde in verband met de handel in gestolen cheques.
Mr. Guy François, advocaat van de verdediging, vroeg de onderzoeksrechter naar de rol die gerechtelijk inspecteur Arthur Timmermans in heel de zaak speelde. Inspecteur Timmermans die zich liet omkopen, verstrekte aan Bastiaensen alle gegevens over de personen die hem bij de trafiek van gestolen cheques hadden verklikt bij het gerecht.
Tot deze personen behoorde Marc De Clercq. Zonder de inlichtingen verstrekt door inspecteur Timmermans zou De Clercq nooit door Bastiaensen zijn doodgeschoten, aldus Mr. François.
Om zijn thesis te staven liet de advocaat eveneens onderzoeksrechter Bellemans als getuige oproepen. Onderzoeksrechter Bellemans was belast met het onderzoek inzake corruptie waaraan inspecteur Timmermans zich schuldig had gemaakt.
Een andere getuige was wapendeskundige Dery. Hij verklaarde dat De Clercq werd neergeschoten vanop korte afstand door drie kogels, waarvan ten minste één dodelijk was.
Bron: Gazet van Antwerpen | 6 Januari 1987
Bastiaensen betaalde inspecteur Timmermans voor tip
Charles Bastiaensen, beschuldigd van moord op Marc De Clercq te Sint-Agatha-Berchem, kreeg in het Groot-Hertogdom-Luxemburg bezoek van gerechtelijk inspecteur Timmermans die hem zei dat hij door het slachtoffer was verklikt. Bastiaensen gaf Timmermans als dank voor de tip een aanzienlijke geldsom.
Dat getuigde gisteren gerechtelijk commissaris Christiaan De Vroom. Inspecteur Timmermans was bij de gerechtelijke politie verbonden aan de sectie Valse Cheques.
Bastiaensen had op 24 juli 1984 via een vriend vernomen dat hij werd gezocht wegens handel in gestolen cheques. Bastiaensen, die op dat ogenblik in Spanje vertoefde, wilde dadelijk naar Brussel overkomen om er zijn uitleg te verstrekken over zijn activiteiten. In Parijs werd hem aangeraden zich onmiddellijk naar Luxemburg te begeven. Daar ontmoette hij inspecteur Timmermans, die hem verklaarde dat hij verklikt was geworden door slager Marc De Clercq.
Een andere gerechtelijk commissaris, Patrick Renwart, getuigde dat Bastiaensen in maart 1984 het wapen van de misdaad, een 9mm Smith and Wesson-revolver, via een tussenpersoon van het slachtoffer kocht voor 35.000 fr.
Guido S., een handelsvertegenwoordiger uit Zellik, reed de avond van de feiten, 13 augustus 1984 omstreeks 19u, met zijn wagen over de Gentsesteenweg te Sint-Agatha-Berchem, toen plots de weg werd versperd door de BMW van Bastiaensen.
De BMW stopte 150 meter verder voor een zebrapad, waarover verscheidene voetgangers gingen, o.a. Marc De Clercq met zijn zoontje aan de hand. Zonder dat De Clercq en Bastiaensen enig woord met elkaar wisselden, schoot laatstgenoemde vanuit zijn voertuig verscheidene kogels af naar het slachtoffer. De BMW reed onmiddellijk weg, maar getuige kon de nummerplaat van de wagen noteren.
Marcel S., was met slachtoffer De Clercq een glas gaan drinken in een nabijgelegen herberg en stak samen met De Clercq en diens zoontje de Gentsesteenweg over toen werd geschoten.
Volgens getuige was De Clercq er zich niet van bewust dat vanuit de wagen van Bastiaensen naar hem werd gevuurd.
Dominique G., vriendin van Bastiaensen, getuigde dat zij in juni 1984 in haar woning te Sint-Agatha-Berchem heel vermoedelijk door De Clercq bestolen werd, op een ogenblik dat ze met haar vriend aan de Belgische kust vertoefde. Getuige beschreef Bastiaensen als een noeste werker, en als een man die steeds vriendelijk was tegenover haar en de kinderen.
De 64-jarige moeder van beschuldigde sprak vooral over de talrijke mishandelingen die haar zoon vanwege zijn stiefvader te verduren kreeg. De stiefvader kon Charly gewoon niet luchten en sloeg hem tot zijn 18e levensjaar. Getuige zelf kreeg van haar echtgenoot eveneens vaak slaag.
Timmermans
Tijdens de namiddagzitting zei Françoise Weiss, een sociale assistente in de gevangenis die wekelijks een bezoek brengt aan Bastiaensen, dat beschuldigde edelmoedig en goedhartig is, erg onderhevig aan angstgevoelens en een groot gebrek aan zelfvertrouwen vertoont.
De 29-jarige Christiane C. leerde Bastiaensen kennen in het restaurant dat hij te Koekelberg uitbaatte samen met zijn vriendin Dominique. Op het ogenblik dat laatstgenoemde met het gerecht te maken kreeg, begaven getuige en Bastiaensen zich naar Spanje. Daar kreeg Bastiaensen een telefoontje vanuit Brussel dat hij gezocht werd door de gerechtelijke politie.
Bastiaensen keerde toen via Parijs en Luxemburg naar België terug. Getuige zelf keerde terug op 11 augustus 1984 en bracht er een weekend met Bastiaensen door te Middelkerke.
Gerechtelijk commissaris Christian Binz was hoofd van de sectie Valse en Gestolen Cheques bij de gerechtelijke politie in het begin van de jaren ’80.
Getuige zegde dat een van de plaatsen waar de gestolen cheques konden worden aangekocht café-restaurant “Montparnasse” was dat Bastiaensen uitbaatte. Zulks bleek uit de verklaringen die Marc De Clercq op 13 maart 1983 bij de gerechtelijke politie was komen afleggen.
Daarna kwam de gewezen gerechtelijk inspecteur Arthur Timmermans getuigen. Hij zei einde juli 1984 op aanraden van twee vrienden, Baudouin en Lukic, naar Luxemburg te zijn gereisd om er Bastiaensen te ontmoeten, aan wie hij de gegevens van een acht bladzijden tellende proces-verbaal voorlas. Timmermans herinnerde zich niet de naam van De Clercq te hebben opgegeven als de man die Bastiaensen had verklikt. Wel gaf Timmermans toe dat hij in Luxemburg een som geld had ontvangen, zonder evenwel te kunnen preciseren of ze hem door Baudouin, Lukic of Bastiaensen werd geschonken.
Bron: Gazet van Antwerpen | 7 Januari 1987
Bastiaensen niet voorbestemd om ooit misdaad te plegen
Bastiaensen is verantwoordelijk voor zijn daden. De beschuldigde verkeerde in een zware depressieve toestand op het ogenblik dat hij Marc De Clercq ging doodschieten. Hij voelde zich bedreigd en achtervolgd, wat zijn agressiviteit had aangewakkerd.
Dat was de mening van de psychiaters Goltsberg en Frankard gisteren in zijn proces voor het Assisenhof van Brabant.
Bastiaensen had voor het slachtoffer De Clercq tegelijkertijd waardering en misprijzen. Bastiaensen kon niet aanvaarden dat hij in het milieu van handelaars in gestolen cheques kon worden bedrogen en verklikt. Bastiaensen zou De Clercq in een bui van opperste woede doodgeschoten hebben.
Overigens heeft Bastiaensen geen al te hoge dunk van zichzelf, wat voor een deel te wijten is aan zijn jeugdjaren, toen hij door zijn stiefvader herhaaldelijk werd mishandeld. Bastiaensen verlangde ernaar zich sterk te voelen.
Bastiaensen was een noeste werker en was volgens de psychiaters zeker niet voorbestemd om ooit een misdaad te plegen. De getuigen van de verdediging, overweldigend collega’s van de beklaagde, beschreven hem eenparig als een edelmoedige en goedhartige kerel, een man van wiens goedheid soms misbruik werd gemaakt. Verscheidene van deze getuigen konden aanvankelijk moeilijk geloven dat Bastiaensen bij een misdaad betrokken was.
De zuster van de vriendin van Bastiaensen zei dat haar zoontje tijdens de maanden die de feiten voorafgingen regelmatig het middagmaal ging gebruiken in het restaurant dat de beklaagde te Koekelberg uitbaatte. De knaap, toen 12 jaar oud, was zich erg aan Bastiaensen gaan hechten. Toen de jongen vernam dat Bastiaensen een man had doodgeschoten, werd hij ziek en kon hij vier maanden lang niet naar school gaan.
De getuige verklaarde voorts dat Bastiaensen steeds erg vriendelijk was en dat ook zij onthutst was geweest toen ze de feiten vernam. Vandaag volgen het rekwisitoor en de pleidooien.
Bron: Gazet van Antwerpen | 8 Januari 1987
Verdediging pleit provocatie of onweerstaanbare dwang
In het proces tegen Charles Bastiaensen zijn gisteren het openbaar ministerie en de verdediging aan het woord gekomen. De aanklager stelde dat beklaagde met voorbedachtheid handelde, maar de verdedigers verwierpen dit. Volgens hen werd Bastiaensen ofwel geprovoceerd, ofwel handelde hij in een toestand van onweerstaanbare drang.
Advocaat-generaal Jean-Pierre Jaspar betoogde bij de aanvang van de zitting dat Bastiaensen naar Brussel was overgekomen om er af te rekenen met De Clercq. Nadien legde hij tal van leugenachtige verklaringen af.
Zo beweerde hij dat het slachtoffer uren voor de feiten vanuit zijn winkel een beledigend gebaar in zijn richting had gemaakt, maar deze bewering komt als onwaarschijnlijk over.
Zeker is dat Bastiaensen na het doodschieten van De Clercq naar het Keymplein te Watermaal-Bosvoorde reed, na zijn revolver van nieuwe patronen te hebben voorzien.
Bastiaensen wilde ook afrekenen met De Backer, een man uit het milieu die hem had bedrogen. Hij wilde hem zo niet doodschieten, er dan toch voor zorgen dat De Backer voor de rest van zijn leven zich alleen nog in een rolstoel zou kunnen voortbewegen.
Ten opzichte van De Clercq trad Bastiaensen op met voorbedachte rade, aldus de openbare aanklager. Hij had zijn vuurwapen schietensklaar naast zich neergelegd in zijn auto.
Volgens getuige is het uitgesloten dat het slachtoffer nog woorden wisselde met Bastiaensen. Het is zelfs heel waarschijnlijk dat het slachtoffer niet eens besefte dat Bastiaensen in de buurt vertoefde.
De openbare aanklager wees er vervolgens op dat Bastiaensen al een strafregister heeft. Wel staat het vast dat beschuldigde een ongelukkige jeugd kende door de schuld van zijn sadistische stiefvader. Hij wist zich later echter te herpakken.
De advocaat-generaal stelde tot stlot de jury op haar hoede voor de thesis van de verdediging die mogelijke de provocatie, zo niet de onweerstaanbare dwang zal plegen. Bastiaensen moet schuldig worden verklaard aan een opzettelijke doodslag, gepleegd met voorbedachte rade.
Als eerste advocate van Bastiaensen had Mr. Marie-Rose Sukenik het vooral over de persoonlijkheid van haar cliënt. De advocate wees op de vernederende plagerijen die Bastiaensen van zijn pleegvader moest verduren.
Mensen die hem van nabij kenden, beschreven Bastiaensen als een noeste werker en een edelmoedig man. De goedhartigheid van Bastiaensen werd trouwens door sommigen misbruikt.
Bastiaensen had zichzelf een romantisch Beel over het milieu voorgespiegeld. Hij besefte niet dat hij door datzelfde milieu later zou worden bedrogen en verraden. Toen hij volkomen aan de grond zat, pleegde hij de feiten waarvoor hij terechtstaat.
Tijdens de namiddagzitting gaf mr. Guy François, tweede verdediger, toe dat Bastiaensen zijn gewezen vriend Marc De Clercq ging doodschieten, maar volgens de advocaat was er geen voorbedachtheid. Anders zou Bastiaensen zeker niet in volle straat en bij klaarlichte dag zijn tegenstrever hebben doodgeschoten.
De verdediger stelde de jury vervolgens voor de keuze: ofwel werd Bastiaensen door het slachtoffer geprovoceerd, ofwel handelde hij in een toestand van onweerstaanbare dwang.
Volgens de advocaat had Bastiaensen een paar uur voor de feiten nog een kort gesprek met De Clercq. Deze zou hem toen beledigd en bedreigd hebben. De provocatie kan volgens mr. François bestaan uit beledigingen of uit moreel geweld. Bastiaensen voelde zich diep bedrogen door De Clercq die hij steeds als een vriend had beschouwd. Hij had geen controle meer over de gebeurtenissen door de intensiteit van deze gevoelens.
Het arrest wordt hedenmiddag verwacht.
Bron: Gazet van Antwerpen | 9 Januari 1987
Vijf jaar voor Charles Bastiaensen
Door het Hof van Assisen van Brabant werd Charles Bastiaensen tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld. De jury had hel schuldig bevonden aan “een opzettelijke doodslag met voorbedachte rade en met de omstandigheid dat hij onmiddellijk voor de feiten door het slachtoffer werd geprovoceerd”. Hij schoot in Brussel De Clercq dood.
Vrijdagvoormiddag vonden de replieken plaats. Advocaat-Generaal Jean-Pierre Jaspar zegde dat Bastiaensen niet alleen een strafregister heeft, maar nog voor verscheidene misdrijven zoals de diefstal van schilderijen, de handel in gestolen cheques en de heling van voertuigen voor de rechtbanken zal moeten verschijnen.
De openbare aanklager hield zich verder aan de thesis van de afrekening. Bastiaensen was naar Brussel overgekomen om af te rekenen, niet alleen met De Clercq, maar ook met De Backer. Na De Clercq te hebben neergeschoten voorzag hij zijn revolver van nieuwe patronen teneinde ook De Backer te kunnen neerschieten.
De advocaat-generaal zegde dat Bastiaensen zich wilde wreken en daarbij ontegensprekelijk met voorbedachte rade optrad.
Als eerste advocaat van de verdediging nam mr. Marie-Rose Sukenik het woord. Ze zegde dat haar cliënt vooral als een noeste werker moest worden beschouwd en niet als een man uit het milieu. Bastiaensen werd integendeel herhaaldelijk door het milieu bedot en bedrogen en zelfs gemanipuleerd.
Als tweede advocaat van de verdediging zegde mr. Guy François dat er geen voorbedachte rade aanwezig was gezien Bastiaensen ter plaatse verscheen bij klaarlichte dag met zijn eigen voertuig zonder te zijn vermomd in de buurt zelf waar iedereen hem kende. Mocht hij de doodslag hebben gepland zou hij een ander ogenblik en een andere plaats hebben gekozen.
Mr. François betoogde dat het gesprek tussen Bastiaensen en De Clercq korte tijd voor de feiten neerkwam op een ware provocatie vanwege het slachtoffer. De woorden van De Clercq hadden Bastiaensen gewoon woedend gemaakt.
De advocaat zegde ten slotte dat zijn cliënt zich in dergelijke toestand bevond dat hij een daad pleegde waaraan hij niet kon weerstaan.
Bastiaensen had toen wat te zeggen. Hij verklaarde: “In de 30 maanden die ik in de gevangenis doorbracht, kwam ik elke dag opnieuw tot het besef een gruwelijke daad te hebben gepleegd. Toen ik De Clercq doodde was ik mezelf niet meer. Ik heb er diepe spijt over”.
Bron: Gazet van Antwerpen | 10 Januari 1987