Vraag van mevrouw Annick Lambrecht aan de minister van Justitie over "de invoering van een spijtoptantenregeling in het kader van de opheldering van het onderzoek naar de Bende van Nijvel" (nr. 25485)
Annick Lambrecht (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de voorbije week klapte een ex-lid van het extreemrechtse Westland New Post uit de biecht. Volgens de getuige waren de methodes die de Bende van Nijvel gebruikte dezelfde als deze die bij Westland New Post werden aangeleerd. De getuige werd inmiddels ondervraagd door de Bendespeurders. Hij hoopt dat nog andere WNP-leden zijn voorbeeld zullen volgen en naar het gerecht zullen stappen.
Eens te meer wordt hiermee de nood aan een spijtoptantenregeling aangetoond om het onderzoek naar de Bende van Nijvel vooruit te helpen. Wellicht leven er nog mensen die belangrijke informatie hebben en nuttige tips voor het onderzoek kunnen leveren, maar die uit vrees voor vervolging nu niet naar buiten treden.
Mijnheer de minister, kan er in het belang van de slachtoffers en de publieke opinie niet nu reeds via het parket een spijtoptantenregeling ad hoc worden uitgewerkt in plaats van een wettelijke regeling die wellicht nog maanden en misschien zelfs jaren op zich laat wachten, specifiek voor het ophelderen van het Bendedossier?
Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lambrecht, actueel ligt in uw commissie voor de Justitie het wetsontwerp voor tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op het invoeren van een wettelijke regeling inzake spijtoptanten. Het ontwerp wordt de komende weken besproken. Het is mijn wens om het vóór het zomerreces te laten goedkeuren samen met het wetsontwerp inzake burgerinfiltranten. Ik meende dat er daarover een akkoord was binnen de commissie voor de Justitie.
Het uitwerken van een regeling ad hoc via het openbaar ministerie stuit op diverse praktische en juridische bezwaren. Het openbaar ministerie kan enkel tijdens het opsporingsonderzoek beslissen om geen vervolging in te stellen. Eens de strafvordering is ingesteld, bijvoorbeeld door een dagvaarding, de vordering van een gerechtelijk onderzoek of een klacht met burgerlijkepartijstelling, kan het openbaar ministerie wettelijk gezien niet meer vrij beschikken over de strafvordering.
Indien er akkoorden worden gesloten tussen het openbaar ministerie en een beklaagde is de rechter daar actueel niet door gebonden. Dat is overigens de reden waarom er een wettelijke regeling moet worden uitgewerkt en waarom een omzendbrief in deze fase van de procedure niet dienstig is.
Annick Lambrecht (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het zou goed nieuws zijn, mocht dat wetsontwerp vóór het zomerreces worden goedgekeurd. Ik kan het alleen maar hopen.
Het incident is gesloten.
Bron: Verslag Commissie voor de Justitie nr. CRIV 54 COM 909 | 30 mei 2018