821

(24 replies, posted in Terrorisme)

coconut wrote:

Lhost?

Neen coconut. Die verklaringen over de weigering van Lhost naar onderzoek naar extreem-rechtse leden bij het SIE handelen over het onderzoek naar de wapenroof bij het SIE. De wapenroof bij het SIE gebeurde in de nacht van 31 december 1981 op 1 januari 1982. Het kantschrift dateert echter van 4 maart 1981. Dat is dus vóór de wapenroof bij het SIE. Het dateert ook vóór de brand bij Pour die plaatsvond op 4 juli 1981.

Mogelijks heeft het kantschrift te maken met de sollicitatie van Johan Demol bij de politie van Brussel in 1981. Zie nl. de volgende passage uit het boek 'De zaak Demol':

Onze ABT-patrouilleur leert de negentien Brussel gemeenten op zijn duimpje kennen en doorkruist liefst van al de "moeilijke wijken". Daar is tenminste nuttig werk te leveren. Tijdens die patrouilles moet hij een paar keer tussenbeide komen op de Brussel Materialenkaai waar het lokaal van het Front de la Jeunesse gelegen is.

Dat lokaal wordt immers regelmatig getrakteerd op graffiti of stenen. Zo leert de jonge SIE-rijkswachter ene Francis Dossogne kennen, de verantwoordelijke van het Front de la Jeunesse. Dossogne klampt in die dagen zoveel mogelijk politiemannen en rijkswachters aan, hij probeert ze te winnen voor zijn rechtse ideologie. De 22-jarige Demol gaat nu en dan een pint drinken in het FJ-lokaal, temeer daar hij zijn oog laat vallen op een bevallige militante, een zekere Marie-Christine. Dossogne slaagt erin hem op 22 februari 1979 een lidkaart te verpatsen, maar Demol is niet echt geïnteresseerd en gaat uiteindelijk niet meer dan een tiental keer naar de Materialenkaai. Marie-Christine is trouwens ook niet geïnteresseerd.

Na het voorjaar van 1980 komt hij er niet meer. In 1981 loopt Demols' vierjarig contract bij de rijkswacht af en wanneer hij in de krant advertenties van de Brusselse politie ziet, opteert hij voor een carrière als officier bij 'PolBru'.

822

(73 replies, posted in Roze Balletten)

'Prins Albert staat buiten schandaal'

De Belgische regering werkt aan een ontlastende verklaring voor prins Albert, waarin zal worden vastgesteld, dat de prins niet verwikkeld was in het zogenaamde Eurosystem-schandaal. De Belgische prins zou alleen een bemiddelende rol hebben gespeeld, toen het Eurosystem-consortium in samenwerking met de regering alles in het werk stelde van Saoedi-Arabië een miljardenorder te krijgen.

Van het totale bedrag werd niet minder dan één-derde aan steekpenningen uitbetaald. Intussen is het hele project zwaar in de verdrukking gekomen, omdat een van de voornaamste partners failliet is gegaan. Volgende week zal de Belgische regering beslissen, wat er met het contract moet gebeuren. De krant Het Laatste Nieuws berichtte onlangs, dat er binnen de regering stemmen opgaan om in te springen. Het zou immers zwaar gezichtsverlies voor België betekenen, als het project, de bouw van een ziekenhuisdorp voor de Nationale Garde, zou moeten worden gestaakt.

De Generale Maatschappij (Société Génerale) zou evenwel niet bereid zijn de verantwoordelijkheid te dragen voor de problemen die haar dochteronderneming binnen het Eurosystem-consortium veroorzaakt. Volgens Het Laatste Nieuws heeft prins Albert als voorzitter van de Belgische dienst voor buitenlandse handel al in het beginstadium hebben laten onderzoeken of het project haalbaar was. Tenslotte was Eurosystem slechts een kleine, weinig financieelkrachtige onderneming.

Bron: NRC Handelsblad | 5 oktober 1979

'Belgisch vorstenhuis heeft schone handen'

Koning Boudewijn is niet betrokken geweest bij het Belgische Eurosystem-Hospitalier schandaal. Wel heeft prins Albert, de broer van de koning, Belgische bedrijfsleiders in Saoedi-Arabië geïntroduceerd, maar dat gebeurde op uitdrukkelijk verzoek van de Belgische regering. Aldus heeft de Belgische premier Wilfried Martens gisteren geantwoord op schriftelijke vragen uit de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordiging.

Eurosystem-Hospitalier maakte deel uit van een internationaal consortium dat in 1976 voor miljarden contracten afsloot met Saoedi-Arabië om daar ziekenhuizen te bouwen. In juli van dit jaar ging Eurosystem echter failliet.

Bron: Het Vrije Volk | 11 oktober 1979

823

(73 replies, posted in Roze Balletten)

Politiemensen zetten deksel van beerput open

"Smeergeld" is een van de vele sappige bijdragen die de Vlamingen hebben geleverd aan de Nederlandse taal. Een woord dat beeldend weergeeft wat er wordt bedoeld: geld dat als een soort smeerolie wordt gebruikt teneinde een bepaalde transactie soepel te laten verlopen

In Nederland haaide het "smeergeld" alle voorpagina's tijdens de beruchte Lockheed-affaire. De vliegtuigfabriek betaalde commissies aan mensen van wie men vermoedde dat zij door het aanwenden van hun invloed een bijdrage zouden kunnen leveren aan de besluitvorming tot aankoop van Lockheed-vliegtuigen. Op, pijnlijke wijze kwam de naam van prins Bernhard hierbij in het geding.

Ook in België zijn Lockheed-smeergelden terecht gekomen. Maar niemand weet - niemand durft officieel hardop te zeggen - wie in België heeft geprofiteerd van de Lockheed-dollars. Wel worden de stemmen steeds luider, die beweren dat in feite het hele defensie-aankoopbeleid in België aan elkaar hangt van de smeergelden, vriendjespolitiek, handel in invloed, met daaromheen de zwoele atmosfeer van de luxe internationale prostitutie.

De geruchten over onoirbare praktijken in militaire en andere overheidsbestedingen (vooral in de bouw) gaan al vele jaren. Maar nooit heeft men echt iets kunnen bewijzen. Plotseling, sinds maart van dit jaar, lijkt het alsof de beerput wordt geopend. Een van de oorzaken: lagere politiemannen, met name leden van de BOB (Bijzondere Opsporings Brigade) van de Rijkswacht, krijgen er genoeg van dat hun rapporten en verbalen verdwijnen in de bureauladen van hogere functionarissen , zonder dat er iets mee wordt gedaan.

Zo kan het dat kopieën van bankafschriften, van processen-verbaal in verband met het Eurosystem-schandaal, opduiken in de handen van journalisten. Er ontstaat zelfs een soort samenwerking tussen de onafhankelijke pers en de BOB-mannen, die tien jaar geleden voor heel progressief België nog golden als de grote vijand. Maar de BOB-mannen kunnen bij hun speurtochten naar het smeergeld best wat steun gebruiken, al is het maar morele steun.

“Hoe willen wij penetreren in de milieus waar deze corrupte praktijken zich afspelen?”, vroeg een moedeloze lagere BOB-officier. “Ocharme, van de 107 frank per dag, die wij als onkostenvergoeding krijgen, kun je in de bars waar deze mensen komen, nog niet eens een pint kopen...”

In het artikel op deze pagina [zie hieronder] proberen wij uiteen te zetten wat er in België aan de hand Is. Hoe het Eurosystem-schandaal losbarstte. Waar de dwarsverbindingen liggen tussen dit schandaal (een Belgisch consortium dat dankzij enorme bedragen aan smeergeld en het inschakelen van koninklijke pleitbezorgers een miljarden order binnen kreeg voor de bouw van ziekenhuizen in Saoedi-Arabië, en vervolgens onder de last van de smeergelden bezweek) en de door minister van defensie Paul Vanden Boeynants doorgedrukte beslissing over de aankoop van pantserwagens.

Bron: Leeuwarder Courant | 9 augustus 1979

Prostitutie schakel tussen twee affaires - Smeergeldschandaal raakt Belgische politiek

Prostitutie is, ook in België, een onuitroeibaar kwaad. Net zo min als in Nederland, slooft in België de politie zich erg uit om de beoefenaarsters van het oudste beroep ter wereld het leven zuur te maken. Waar men wel tegen probeert op te treden, is de georganiseerde prostitutie. Het call-girl-systeem bestaat in België net zo goed als in Nederland, maar als de BOB, de Bijzondere Opsporings Brigade, een "reseau op het spoor komt, wordt er wel degelijk opgetreden.

Zo verging het ook "Madame Claude", zoals Lydia Montaricourt zich noemde. Vanuit haar flat in de Brusselse gemeente Schaarbeek leidde zij een bemiddelingsbureau voor luxe prostitutie. In februari van dit jaar werd zij aangehouden. Zij vertelde de BOB dat zij de "praktijk" had overgenomen van een collega, die bekend stond onder de naam "Tuna X". De flat, inclusief het in cliëntenkringen bekende telefoonnummer 2419984 (het is intussen afgesloten - red.) had Lydia overgenomen van Tuna.

Deze verklaring van "Madame Claude" leidde, zoals dat in België heet, tot een "afstapping" van het parket bij Tuna X. Mevrouw Israël Fortunato, zoals zij voluit heet, heeft de Nederlandse nationaliteit en is geboren in het Egyptische Alexandrië. Tuna vroeg de opsporingsambtenaren of het goed was dat zij haar beschermer aanwezig liet zijn bij het gesprek. De naam van die beschermer: Roger Boas. Dat werd goed gevonden.

Waarschijnlijk op aanwijzing van Boas trachtte Tuna zichzelf zoveel mogelijk vrij te pleiten van beschuldigingen als zou zij zijn opgetreden als een soort hoerenmadam, in de Schaarbeekse flat. Ja, ze had die flat inderdaad overgedaan aan Lydia Montaricourt, eind 1976, toen ze zich zelf terugtrok uit "het milieu van de luxe prostitutie". Op verzoek van Lydia had ze de telefoon ook achtergelaten, inclusief het bekende nummer.

Maar Tuna was, zo hield ze vol, helemaal geen hoerenmadam. Ze pleegde zelf. zoals dat heet, luxe prostitutie. Sinds ze in 1970 haar baantje als secretaresse bij Alitalia opgaf was ze zelfs full-time prostituee geweest. Maar bemiddelen? Ja, alleen als er heren waren die meer dan één meisje wilden, of die speciale wensen hadden, dan haalde ze wel eens vriendinnen erbij, maar dat was alles.

Arabische prinsen

In dat verband had ze ook opgetreden voor dat bekende grote bedrijf, dat ziekenhuizen bouwt in Saoedi- Arabië, Eurosystem. Dat bedrijf had haar begin 1976 zelfs officieel in dienst genomen als public relationadviseur, omdat zij een mondje Arabisch sprak en dus goed de speciale wensen kon begrijpen - en vervullen - van Saoedi-Arabische prinsen. Die prinsen immers moesten een voor Euro-systeem gunstige beslissing nemen over de opdracht tot de bouw van militaire ziekenhuizen in Saoedi-Arabië.

Met name prins Abd Allah, de leider van de Nationale Wacht (waarvoor de ziekenhuizen bedoeld zijn) moest "platgemaakt" worden. Hij en verschillende van zijn (koninklijke) familieleden, moesten niet alleen financieel worden "gesmeerd", maar ook op andere manieren moest hen het leven worden veraangenaamd. Drie of vier verschillende meisjes per dag moesten er soms ontboden worden, als de Arabische prins er weer eens zin in had. Maar Tuna had carte blanche - voor 700 gulden per dag, plus reiskosten, haalde ze de dames naar Zwitserland, België of Zuid-Frankrijk, waar de prins zijn tenten maar had opgeslagen.

Het ging tenslotte om een order van maar liefst 28,6 miljard frank (2 miljard gulden), met de mogelijkheid dat het consortium later nog meer, nog grotere opdrachten zou krijgen. Al snel werd duidelijk, dat van de 28,6 miljard frank meer dan een vierde deel (27,5 procent) aan "smeergeld" moest worden betaald. Aan Arabieren, zo hebben de bazen van Eurosystem steeds beweerd. De laatste weken is duidelijk geworden dat ook een viertal Belgen, via hetzelfde Zwitserse kanaal als de Arabieren, miljoenen aan "smeergeld" hebben ontvangen. Gefluisterd wordt over een lid van de koninklijke familie, dat ook enkele miljoenen guldens zou hebben opgestreken.

Daarmee komt dan opnieuw de BOB in actie, evenals de fiscale recherche, want het is Belgen verboden elkaar smeergeld te geven, terwijl er hier bovendien sprake zou zijn van belastingontduiking. De namen van de vier Belgen die Eurosystem-smeergeld kregen, zijn bekend bij de BOB. Maar men vermoedt dat zij slechts tussenpersoon waren en dat de miljoenen uiteindelijk, via hun handen, bij anderen terecht zijn gekomen.

Prins Albert

Dit alles speelde zich af begin 1976. Eerder al hadden ook koning Boudewijn en, vooral, prins Albert, de broer des Konings, zich ingespannen voor de miljardenorder. Zozeer zelfs dat een verontwaardigde Karel van Miert, voorzitter van de Belgische Socialistische Partij, in het openbaar verklaarde dat het Hof zich voor het karretje had laten spannen van een gangster.

Op 14 juni 1976 werd uiteindelijk de overeenkomst gesloten tussen de Saoedische regering en Eurosystem Consortium. Dat consortium stond onder leiding van een bedrijf genaamd Eurosystem Hospitalier, geleid door een zekere Daniel Gauchie. ESH, zoals dit bedrijf kortweg wordt genoemd, was voor 51 procent eigendom van een bekende Belgische fabriek, Poudreries Réunies de Belgique (PRB), een munitiefabriek waarin de Societé Générale een meerderheid van de aandelen bezit.

Onder leiding van ESH, waarmee de Societé Générale, als grootste holding van België, zich dus lelijk had laten encanailleren, namen in het consortium verder enkele gespecialiseerde bouwers deel, de bedrijven dus die het eigenlijke werk gingen doen. De - voorlopige - afloop van het ESH-avontuur is bekend. ESH is onlangs failliet gegaan, waarschijnlijk doordat men zich heeft vertild aan de smeergelden, en geen geld meer overhield voor het eigenlijke werk, de bouw van ziekenhuizen en toebehoren.

Aangenomen wordt dat de Belgische fiscus de smeergelden niet heeft geaccepteerd als aftrekpost voor de vennootschapsbelastin L omdat niet duidelijk was wie ervan hebben geprofiteerd. Juist vorige week slaagde een Belgische diplomaat erin de order zelf, de bouw van de ziekenhuizen, te redden voor de overige leden van het consortium.

De financiële rampen zijn voornamelijk terecht gekomen in het voortuintje van de PRB (dus de Societé Générale, waarvoor, naar in Brusselse financiële kringen wordt aangenomen, de kop zal gaan rollen van topman Rene Lamy, de man die zich - want daar komt deze zaak toch wel op neer - waarschijnlijk door Daniel Gauchie een rad voor ogen heeft laten draaien.

Wat ging er mis in de zaak Eurosystem? De gangbare methoden voor het verkrijgen van orders, smeergeld alsmede het inschakelen van lichtzedige dames werden ingezet voor een transactie die niet helemaal gezond in elkaar zat, die de last van de smeergelden niet kon dragen. Voor het overige speelde deze zaak zich af in een sfeer die, naar steeds meer blijkt, in het raakvlak van zakenleven en politiek in België (trouwens, niet alleen in België...) gebruikelijk schijnt te zijn

Terug naar Tuna X, de vrouw die in maart van dit jaar in gezelschap van haar beschermer Roger Boas, begon te ‘zingen’ tegenover de opsporingsambtenaren over haar rol bij het binnenslepen van de order voor (de inmiddels verdwenen) Daniel Gauchie en zijn Eurosystem.

De BOB'ers die het verslag van hun activiteiten inzake Tuna enthousiast bij hun superieuren deponeerden, waren niet weinig verbaasd toen korte tijd later bleek dat het dossier Tuna was ‘geklasseerd’. Opgeborgen, niets meer aan doen was de boodschap. Zij waren temeer verbaasd, omdat zij in de adressenboekjes van Tuna diverse vooraanstaande landgenoten waren tegengekomen, onder wie zelfs hun eigen hoogste chef, generaal Beaurire van de Rijkswacht. Nu staat het iedereen vrij welk telefoonnummer dan ook uit de gids over te nemen en in zij, agenda te zetten, maar toch...

Hoe dan ook, op 5 juli 1979 vernam de Belgische openbaarheid voor het eerst: iets over het Eurosystem-schandaal toen het onafhankelijke kamerlid Robert Hendrick vragen stelde aan minister Gaston Geens (financiën) naar aanleiding van geruchten over smeergeldpraktijken van Eurosystem. Zes dagen later antwoordde de minister dat er een strafrechtelijk onderzoek aan de gang is, dat hij dus geen nadere mededelingen kan doen. Een dag later wordt het faillissement aangevraagd van Eurosystem Hospitalier.

Min of meer op eigen gelegenheid zetten de speurders van de BOB hun werk voort. Zo stuiten zij, bij hun onderzoek naar de financiële achtergrond van Tuna X op bankafschriften die erop duiden dat zij, in elk geval sinds het begin van 1979, regelmatig betalingen ontving (ongeveer 2000 gulden per maand) van een bedrijf genaamd Plexica. Dat bedrijf is eigendom van Roger Boas, Tuna's al eerder genoemde beschermer.

Pantserwagens

Deze Roger Boas is tevens eigenaar van de firma ASCO, een van de drie partners (met de Bank van Brussel- Lambert en het staalbedrijf Cockerill) van de Belgian Mechanica! Fabrication (BMF). Dat bedrijf kreeg na maanden, zelfs jaren lang touwtrekken binnen de Belgische regering, op 24 juli de opdracht binnen voor de levering van 1039 pantserwagens voor de Belgische infanterie.

Het gaat hier om een Amerikaans ontwerp pantserwagen, een order van in totaal 24 miljard. De wagens gaan de Belgische belastingbetaler 8 miljoen frank (ƒ560.000) per stuk kosten. Als men deze rupsvoertuigen rechtstreeks in Amerika had gekocht, bij FMC, het bedrijf waar BMF de licentie van heeft moeten kopen, was de prijs ongeveer een derde geweest. Werkgelegenheid is het motief dat wordt gehanteerd om de order aan BMF te rechtvaardigen.

Tijdens het kabinetsberaad over deze kwestie rammelde defensieminister Paul Vanden Boeynants met de portefeuille: als er geen beslissing zou worden genomen ten gunste van BMF, zou hij, en met hem de Waalse christendemocratische partij, het kabinet-Martens verlaten, wat een regeringscrisis tot gevolg zou hebben gehad. Premier Wilfried Martens en de andere ministers die hun aarzelingen hadden over de BMF-aanbieding, zwichtten. Alles liever dan een nieuwe kabinetscrisis.

Waarmee, zou men zeggen, voor Roger Boas de zon ging schijnen. Nu had hij blijkbaar toch al niet veel redenen om zich zorgen te maken. Zonder aarzelen had hij al in september 1977 aan FMC een waarborgsom betaald van zon anderhalf miljoen gulden, om er zeker van de zijn dat FMC de licentie niet aan een ander zou verkopen. Wanneer de Belgische order niet zou zijn doorgegaan, was ASCO (het consortium BMF Bestond toen nog niet) zijn geld kwijt geweest.

Maar, zo zou hij tegen een kennis hebben gezegd: ik heb genoeg troeven in handen. Die troeven waren dan de voormalige directeur-generaal van het ministerie van economische zaken, André Coesens (werknemer bij ASCO), Henri Tricot, een topman van de Bank van Brussel-Lambert, Vanden Boeynants zelf en... Tuna X. Want we vermeldden het al, tijdens de cruciale periode voor het pantserwagencontract stond Tuna op de payroll van Boas' bedrijf Plexica, zoals zij drie jaar eerder figureerde als personeelslid van Eurosystem.

Proces

De temperatuur rond Vanden Boeynants is de laatste maanden zelfs zo zeer gestegen, dat de minister een proces heeft aangespannen tegen het Vlaamse weekblad Knack. Dat weekblad heeft uitgebreide reportages gewijd aan de zaak van de defensieaankopen en aan de rol van Vanden Boeynants en zijn vrienden. VDB maakte gebruik van het in België wettelijke vastgelegde "recht van antwoord" en eiste publikatie in Knack van een zeer lang, omslachtig geschreven, hier en daar beledigend gesteld verweer. Knack bekortte dit "recht van antwoord", gaf er zelf het nodige commentaar op, waarna VDB een klacht indiende bij het gerecht in Brussel. Uitspraak op 24 augustus.

Intussen vieren alle betrokkenen een welverdiende vakantie. Mougins in Zuid-Frankrijk is een geliefd oord. Daar staan de villa's van verschillende Saoedi-Arabische prinsen, en ook van Akram Ojjeh (een belangrijk bemiddelaar in grote zaken tussen België en de Arabische wereld). Ojjeh kreeg op 16 juni 1978 een Belgisch lintje, de Leopold-II-orde. Tot veler verbazing werd de medaille hem niet omgehangen door de minister van buitenlandse zaken, of van buitenlandse handel, maar door defensieminister Vanden Boeynants. Die is trouwens ook met vakantie in Mougins. Na de vakantie zullen de politieke stormen over Eurosystem en alles wat eraan vast zit ongetwijfeld weer oplaaien. Terwijl, vakantie of niet, de opsporingsdiensten voortgaan met graven. En niet zullen toestaan dat de zoveelste Belgische doofpot gesloten gaat worden.

Bron: Leeuwarder Courant | 9 augustus 1979

824

(73 replies, posted in Roze Balletten)

Ook Belgen streken smeergeld op Bedreiging met dood in zaak-Eurosystem

Een dagbladjournalist en een zakenman hebben bedreigingen ontvangen in verband met de affaire België rondom het miljardeninvesteringsproject in Saoedi-Arabië. Dit geeft een zo mogelijk nog onverkwikkelijker karakter aan de affaire die, naast geruchten over inmenging van het Belgische hof, niet geringe smeergelden en de actieve medewerking van een internationale call-girl-centrale, duidelijk de ingrediënten van een levensgroot schandaal bezit.

Een vooraanstaand Belgische zakenman heeft inmiddels officieel een klacht ingediend naar aanleiding van bedreigingen die hij per brief heeft ontvangen. De zakenman, Tijtgat, zit onder meer in het bestuur van de Belgische Kredietbank en is tevens lid van de raad van beheer van de Belgische Betonmaatschappij, die via een van haar dochterbedrijven deel uitmaakt van het consortium Eurosystem Health.

Een medewerker van het liberale Franstalige dagblad La Libre Belgique heeft laten weten dat hij al een maand geleden via niet mis te verstane bedreigingen onder druk is gezet om bepaalde gegevens niet te publiceren. Ook collega's van weekbladen maken gewag van pressie om de zaak in de doofpot te stoppen.

Het ziet er echter niet naar uit, dat de betrokkenen ditmaal in hun opzet zullen slagen. Met name de fiscale recherche heeft verbeten de tanden gezet in de „smeergeld"-aspecten van de zaak (een kwart van de totale investeringen van 2,3 miljard gulden), waarover nog dagelijks nieuwe onthullingen in de pers verschijnen. De smeergelden, in de boekhouding aangeduid met „commissielonen" , waren nodig om van de Saoedi's de begeerde order in de wacht te slepen voor de bouw van twee luxueuze hospitaalcomplexen ten behoeve van de "nationale wacht". De "nationale wacht" is een elitekorps, mede opgezet door de Verenigde Staten, dat vooral tot taak heeft de olievelden tegen mogelijke agressie te beschermen. Leider van net elitekorps van 30.000 man is de broer van koning Khaled, prins Abd Allah.

Dames

En ten behoeve van deze prins, wier kwantitatieve en kwalitatieve veeleisendheid ten aanzien van het vrouwelijk geslacht spreekwoordelijk schijnt te zijn, blijkt Eurosystem de diensten te hebben ingeschakeld van mevrouw Tuna X van Nederlandse afkomst, met een aardig mondje Arabisch en blijkbaar ook in staat met vaste hand leiding te geven aan een elitekorps, dat zon 200 dames van velerlei nationaliteit zou tellen. Officieel bekleedde zij de keurige functie van public-relationsmanager van het Belgische consortium, dat door het faillissement van een van de deelnemende bedrijven aan het einde van zijn dolle rit is gekomen.

Uit in bankkluizen opgeslagen geheime boekhoudingen is nu volgens het dagblad Het laatste Nieuws gebleken dat niet alleen de Saoedi's, maar ook vier, Belgen smeergeld zouden hebben opgestreken via bankrekeningen in Zwitserland. De namen van de Belgen zijn onbekend en de onderzoekscommissie ontkent alle geruchten aan de lopen band. Ook is, volgens het weekblad Knack, komen vast te staan dat zowel prins Albert als koning Boudewijn zelf een goed woordje bij de Saoedi's hebben gedaan om het investeringsproject rond te krijgen. Een speciale reddingsactie, op touw gezet door minister van buitenlandse zaken Henri Simonet, heeft inmiddels de eerste vruchten afgeworpen. Volgens een uit Riad teruggekeerde topdiplomaat, met de geruststellende naam van Paternotte de la Vallee, zouden de Saoedische autoriteiten gesust zijn en valt het kapitale project nog te redden. Aangenomen, mag worden dat dit de Belgische Société Generale de Banque, een der voornaamste geldschieters van het omvangrijke project, een flinke financiële aderlating zal kosten.

Bron: Leeuwarder Courant | 3 augustus 1979

Smeergeld-affaire in België - Koninklijk huis zou bij bouwbedrijfschandaal zijn betrokken

In het voorjaar van 1975 ging prins Albert als voorzitter van de Belgische dienst van buitenlandse handel naar Saoedi-Arabië om de Arabische prinsen tot een positief besluit inzake de bouw van ziekenhuizen te bewegen. Hij deed dit op schriftelijk verzoek van de toenmalige minister van buitenlandse zaken. Van Elslande.

Nauwelijks zes maanden later ging koning Boudewijn op officieel bezoek om de zaak van Eurosystem te bepleiten. Op dat moment waren er al principiële documenten tussen Eurosystem en de Arabieren getekend waarin de verdeelsleutel was vastgelegd voor de 8,2 miljard frank aan steekpenningen. Documenten die hierop betrekking hebben zijn in een bankkluis teruggevonden.

Ook de Belgische Minister van financiën, Gaston Geens en zijn gewezen ambtsgenoot Willy de Clercq zijn in deze affaire in opspraak gekomen. Beiden gaven in 1976 en in 1978 belastingvrijdom op een bedrag van 2,2 miljard frank, dat door de ESH als smeergeld is uitgekeerd. De Belgische fiscale wetgeving laat deze aftrekbaarheid toe op voorwaarde dat het geven van steekpenningen voor het verwerven van buitenlandse contracten in een bepaalde branche als een algemeen erkend gebruik wordt beschouwd. Het onderzoek heeft echter uitgewezen dat een deel van het smeergeld via een Zwitserse bank weer naar sommige Belgische directeuren van het project terug is gevloeid, directeuren die overigens België in allerijl hebben verlaten.

Het contract van de ESH, die deel uitmaakt van het door negen belangrijke maatschappijen gestichte concern Euro System for Health, voorziet de bouw binnen drie jaar van twee ziekenhuizen voor de Nationale Wacht van Saoedi-Arabië. De "negen" belastten de Belgische munitiefabrikant Poudreries Réunies samen met de Constructions et Entreprises Industrielies (CEI), Six Construct en Electrobel met de uitvoering. Maar begin dit jaar weigerden de laatste drie bedrijven de ziekenhuizen af te bouwen omdat er geen geld meer op tafel kwam. De PRB heeft toen het faillissement aangevraagd.

Bron: Het Parool | 3 augustus 1979

825

(24 replies, posted in Terrorisme)

Onderstaand kantschrift, opgenomen in het notitieboekje van Willy Acke, mocht (in 1981?) niet worden uitgevoerd. Er mocht toen geen onderzoek gevoerd worden naar het mogelijke lidmaatschap en de rol van Johan Demol bij het Front de la Jeunesse. Waarom niet en wie had dit bevolen? Wie heeft het kaartje ondertekend met de vermelding "ne doit pas être entendu - sortir pièce"?

http://nsm07.casimages.com/img/2018/02/05//18020510093014738715536588.jpg

826

(540 replies, posted in Hypotheses)

cobra wrote:

heb enkele weken gehoord van een boek ' Gevaar Demol" en de zwanengang voor de rechtbanken (uiteindelijk voor niks)
heb dit boek nooit gelezen ( lees geen boeken om een objectiviteit te waarborgen) maar ga nu op zoek naar dit boek want iets zegt me dat ik hier een ontbrekend stuk van mijn puzzel ga vinden.
waarom? nota's Willy Acke.
Na 20x lezen : waarom moest WIlly geparachuteerd worden naar P.G. Gent voor wat?
en waarom verhing hij zich ? zonder bril????? zaakje stinkt ( denk aan Latinus en Van Vinck zelfde M.O.)
wat zie ik: een apostille van A. Vandoren voor verhoor Demol in 1981
vervolg: 2 dagen later met een nota :"ne doit pas être entendu"
en wat opvalt het volgende pagina van het notaboek werd via een wit blad onleesbaar gemaakt ( de onderstaande tekst werd via dat blad onleesbaar gemaakt... En toen wist ik het..... waarom?? zoals een bliksemschicht. Wat stond op dat blad en wie heeft dat afgedekt?? wat mocht niet geweten worden? En wie van de delta cel gaf die info aan WIlly?
beetje puzzelen en je komt er.
De waarheid is nog erger dan de fictie.
En plots besef je hoe gevaarlijk die info was en  nog steeds is.
Zonder enige twijfel : Willy Acke wist teveel.....  on the record; zelfmoord: off the record: wil dat PV wel eens lezen. ( vooral zonder bril???)
Ziet je , it's not over yet.
Kill the messenger not the message. Nog altijd van kracht.

Gek zijn doet geen pijn.
@La Cosa Belgica

Cobra je moet geen spoken zien waar er geen zijn en niet te hard van stapel lopen. Je bewering dat er informatie uit het boekje van Acke zou verborgen geweest zijn met een wit blad is namelijk onjuist.

Als je goed kijkt dan zie dat pagina 38 tweemaal in het PDF-kopie terug te vinden is. Dat komt omdat in het boekje het kantschrift geplakt en geplooid is op de linkerkant van pagina 38. De persoon die de kopies gemaakt heeft, heeft eerst het kantschrift opengeplooid en gekopieerd waardoor het kantschrift ook deels over de rechterkant van pagina 38 terecht is gekomen (zie rechts van het kantschrift de naam Alain). Daarna heeft die persoon het kantschrift opnieuw dichtgeplooid en opnieuw een kopie genomen van pagina 38 zodat het rechterdeel van die pagina zichtbaar is. Daar zie je dezelfde tekst met de naam Alain terugkomen.

De contouren van het wit blad op de linkerzijde komen perfect overeen met de vorm en de ligging van het dichtgeplooide kantschrift. er werd dus helemaal geen info verborgen.

Wat niet wegneemt dat het inderdaad wel bizar is dat het kantschrift (op dat ogenblik in 1981) niet mocht worden uitgevoerd en Demol niet mocht ondervraagd worden. 

http://nsm07.casimages.com/img/2018/02/05//18020510104514738715536593.jpg
http://nsm07.casimages.com/img/2018/02/05//18020510093014738715536587.jpg

827

(19 replies, posted in Speurders)

Hierbij een interpellatie uit 1991 van een parlementslid aangaande de door de Regering beloofde rehabilitatie van weggepeste, gemuteerde speurders in het Bende-onderzoek. Onderstaand antwoord van de toenmalige Minister van Landsverdediging, Guy Coëme, dat ingefluisterd werd door de top van de Rijkswacht is eigenlijk een regelrechte publieke vernedering van de opzijgeschoven BOB’ers Bihay en Balfroid. Met dit antwoord werd eigenlijk op een verdoken en schijnbaar beleefde manier een dikke middelvinger naar deze twee rijkswachters gestoken. Er wordt nl. naast de vraag geantwoord waarom er pas na hun verwijdering uit de BOB van Waver tuchtverslagen werden opgesteld terwijl dit voorafgaandelijk aan de administratieve maatregel had moeten gebeuren. Bovendien wordt geantwoord dat Bihay en Balfroid niet geschikt bevonden werden om te werken binnen een BOB maar dat ze als ze lang genoeg aandringen ze mogelijks opnieuw zouden kunnen aangesteld worden doch echter alleen nadat ze nodige cursussen zouden volgen.

Interpellatie van de heer Van Dienderen tot de Minister van Landsverdediging over de ‘rehabilitatie van slachtoffers van het bendeonderzoek’

De heer Voorzitter: Dames en Heren, aan de orde is de interpellatie van de heer Van Dienderen.

De heer Van Dienderen: Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega’s, op 5 juni van vorig jaar [1990], tijdens de debatten over de conclusies van de Bendecommissie, deed Premier Martens een zeer belangrijke en duidelijke uitspraak namelijk: “Zij – dat slaat op de Regering – heeft besloten de situatie van diegenen tegen wie verdoken of onrechtmatige straffen zouden zijn uitgesproken opnieuw te onderzoeken”. Zulks werd gevraagd door de leden van de Bendecommissie in het officiële rapport. Verscheidene leden hebben dit achteraf tijdens het parlementair debat over de conclusies van de Bendecommissie, nog eens uitdrukkelijk in de verf gezet.

Ruim zes maanden na de verklaring van Premier Martens hebben diegenen die menen daarvan het slachtoffer te zijn geweest er nog steeds niets van gehoord. Het bleef bij een intentieverklaring.

Mijnheer de Minister, wanneer zal de Regering daar eindelijk werk van maken? In de eerste plaats gaat het om François Raes, een gewezen rijkswachter, die in 1982 de zogenaamde zaak ‘François’ aan het rollen bracht, wat door zijn onmiddellijke oversten allerminst werd geapprecieerd. Hij werd zodanig gepest dat hij op eigen initiatief de rijkswacht verliet. Dit had voor hem niet alleen weddeverlies maar ook, sinds 1988, pensioenverlies tot gevolg.

Mijnheer de Minister, wij weten nu dat François Raes het bij het rechte eind had met zijn verklaringen en dat hij dus ten onrechte niet werd geloofd door zijn oversten. Daardoor besliste hij uiteindelijk ontslag te nemen. Ik vraag mij af of de Regering ter zake niets moet ondernemen.

Het tweede geval betreft de twee Waverse BOB’ers Frans Balfroid en Gerard Bihay. Uit het rapport van de Bendecommissie blijkt dat ook deze twee personen gedaan hebben wat van hen mocht worden verwacht. Een groot aantal van hun bevindingen werd later trouwens door sommige van hun collega’s bevestigd. Zo hadden zij het bijvoorbeeld over extreem-rechtse rijkswachters. Dit werd later bevestigd door de onthullingen over de groep G. Tevens verzamelden zij heel wat gegevens over de Westland New Post, die achteraf ook juist bleken te zijn. Ongelukkig voor hen kwamen zij iin ‘aanvaring’ met de Nijvelse procureur Deprêtre tegen wie nu een tuchtprocedure hangende is en die de centrale figuur is in het onderzoek, gevoerd door de heer Lambeau van het Hof van Beroep te Brussel, betreffende de vervalsing van gerechtelijke documenten.

Mijnheer de Minister, u gaf aan de generale staf de opdracht het dossier van de zaak Balfroid en Bihay opnieuw te onderzoeken. Stelde u in dat verband een tijdslimiet voor.

Ikzelf en verscheidene collega’s, die momenteel niet aanwezig zijn, ontvingen hierover een rapport vanwege één van de drie rijkswachtvakbonden, met name de Syndicale Federatie van de Belgische Rijkswacht. Daarin wordt aangetoond dat de overplaatsing van deze personen – de administratieve maatregelen dus – in feite ten onrechte gebeurde en de motieven ter zake weinig relevant zijn. Het S.F.B.R.-dossier toont duidelijk de ongegrondheid aan van deze administratieve maatregelen. De overplaatsing wordt gemotiveerd aan de hand van drie tuchtverslagen. Die tuchtverslagen zijn telkens opgesteld nadat de administratieve maatregel, de verwijdering uit de BOB van Waver, al was geformuleerd. Dat gebeurde op 12 augustus 1987. Het eerste verslag nummer 213 dateert van 23 november 1987. Het verslag 211 is gebaseerd op feiten van de maand september 1987. Het derde verslag nummer 218, waarop deze administratieve maatregel is gebaseerd, handelt eveneens over feiten die slechts op 23 november zijn bekendgemaakt, dus ook weer een hele tijd na het uitvaardigen van de maatregel, met name op 12 augustus, die een voorstel tot mutatie inhoudt.

Bovendien werden die verslagen bijzonder vlug opgesteld. Dit doet niet alleen bij de vakbond, maar ook bij mij vragen rijzen over de motieven die aan de basis van die ‘snelheid’ hebben gelegen. Is het niet zo dat men nadien redenen is gaan zoeken om de maatregel te motiveren, terwijl in werkelijkheid de maatregel werd genomen omdat men het niet eens was inzake het spoor dat deze twee rijkswachters, met betrekking tot het onderzoek naar de Bende van Nijvel, volgden?

De vakbond zegt ook – dit is toch een vreemde zaak – dat de beslissing werd genomen door Generaal Beirnaert. Hij heeft tijdens een ondervraging voor de Bendecommissie verklaard dat de maatregel wordt gemotiveerd door de publicatie in de krant De Morgen van een verslag van de onderzoeksrechter. Dit staat op bladzijde 233, deel 4, van het verslag. Dit staat haaks op de drie tuchtverslagen die nadien als motief aangehaald zijn voor de administratieve maatregel. Dit is een zeer vreemde zaak.

Eén van de concrete tuchtverslagen handelt over de poging van twee rijkswachters om lopen die zij in beslag zouden genomen hebben in te ruilen tegen munitie bij de wapenhandelaar Dekaise. In een recent boek ‘De Bendetapes’ wordt hierop ook ingegaan. Beijer, ex-rijkswachter, wordt herhaaldelijk geciteerd in verband met de Bende van Nijvel. Hij zegt heel duidelijk dat hij het eigenlijk is die het tweetal van Waver heeft gediscrediteerd. Op bladzijde 52 van het boek ‘De bendetapes’ staat letterlijk: “Ik heb mijn ex-collega Fièvet naar Dekaise gestuurd en hij heeft een verslag gemaakt, het verslag op basis ondermeer waarvan deze maatregel genomen is”. Beijer heeft dus in het boek uitdrukkelijk toe dat hij achter deze discreditering staat.

Mijnheer de Minister, ik wil in verband met deze aangelegenheid ook een concrete vraag stellen omtrent het reglement A8bis betreffende het administratief statuut is ruimer dan het geval van deze twee rijkswachters. Het komt mij namelijk voor dat op grond van dit reglement personeelsleden van de rijkswacht onvoldoende middelen hebben om zich te verdedigen. Vandaar dat ik in mijn interpellatieverzoek de vraag heb gesteld of dit reglement ook niet dient herzien te worden in de zin dat de rijkswachters die betrokken worden bij een bepaalde zaak meer kansen op verdediging krijgen.

Mijnheer de Minister, dat zijn de concrete gevallen van slachtoffers van het bendeonderzoek. De Regering zou hun situatie opnieuw onderzoeken en eventuele onregelmatigheden rechtzetten. Ik meen aangetoond te hebben dat deze mensen echt slachtoffer zijn geweest en dat er gegronde reden tot rehabilitatie is. Ik ben zeer benieuwd te vernemen of dat ook het resultaat is van het onderzoek is dat u heeft laten uitvoeren. Ik hoop dat uw beslissingen ook in die richting gaan. (Applaus)

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur le Ministre de la Défense nationale.

Monsieur Coëme, Ministre de la Défense nationale: Monsieur le Président, je prie Monsieur Van Dienderen de m’excuser de lui répondre en français, mais je n’ai moi-même reçu la réponse des services que ce matin. La traduction lui sera fournie le plus rapidement possible.

A la suite de la décision du Gouvernement de faire réexaminer le dossier administratif de certains gendarmes qui auraient pu avoir fait l’objet de sanctions déguisées ou abusives, les dossiers ont été réexaminés à ma demande.

Ils concernent respectivement le Premier Maréchal des Logis Raes d’une part, aujourd’hui à la retraite, et d’autre part, le Premier Maréchal des Logis chef Bihay et le Premier Maréchal des Logis Balfroid qui avaient dû quitter leur fonction à la BSR.

M. Raes avait obtenu, à sa demande, sa pension anticipée et demande par la suite la révision de sa situation administrative en matière de pension. Le dossier de révision est en cours depuis plusieurs mois à ma demande.

J’attends, dans les prochains jours, les conclusions de cette révision. Des contacts ont eu lieu entre le commandement, l’Etat-major et mon Cabinet. Une fois en possession des propositions du Gendarmerie, je prendrai les mesures indispensables pour faire aboutir ce dossier. J’attire votre attention sur le fait que la révision de la pension de l’intéressé, dans la mesure où elle serait possible, nécessiterait une procédure législative, c’est-à-dire tout à fait exceptionnelle pour un seul cas. Je prendrai contact, dès réception des conclusions de la gendarmerie, avec mon collègue des Pensions. Mais je puis d’ores et déjà, vous assurer que mon cabinet a eu des contacts avec celui des Pensions afin de prévenir de l’arrivée de ce dossier pour que, sans perdre de temps, on commence déjà à réfléchir à la meilleure voie pour tenter d’aboutir à la révision du cas de Monsieur Raes.

En ce qui concerne les messieurs Bihay et Balfroid, il ressort des dossiers que les intéressés n’avaient pas à l’époque toutes les aptitudes pour servir dans la BSR, spécialement dans une période particulièrement difficile.

J’ai toutefois demandé au Commandement de la Gendarmerie de prendre en compte l’intérêt de voir aplanir les difficultés psychologiques que ces dossiers ont générées dans une période particulièrement difficile pour le personnel de la Gendarmerie.

En conséquences, si les intéressés introduisent régulièrement de nouvelles demandes pour être affectés à une BSR, ces demandes seront examinées avec bienveillance et avec toute la sérénité voulue et, le cas échéant, une période probatoire leur sera accordée. Je veux dire par là qu’aujourd’hui, pour entrer au sein d’une BSR, on demande que l’on suive un cours. Vu l’expérience vécue avec ces deux gendarmes, il nous paraît utile qu’ils puissant aussi suivre ces cours tout comme ceux qui entrent à l’heure actuelle en service à la BSR. J’imagine que chacun comprendra notre souci en ce domaine.

En ce qui concerne les déclarations de l’ex-gendarme Robert Beijer, auquel l’honorable membre fait allusion, je peux confirmer qu’il n’en est nullement question dans les dossiers des intéressés.

Enfin, compte tenu de ce qui précède, je ne vois pas pourquoi il faudrait modifier les prescriptions du règlement A8bis. J’ajouterai que les mesures de contrôle décidées par le Gouvernement sur l’ensemble des polices de la gendarmerie et des services de sécurité renforceront évidemment les garanties de bon fonctionnement et la protection du citoyen contre tout risqué d’arbitraire.

J’ajoute, pour terminer, que l’inspection Générale de la gendarmerie est également réorganisée et sera sensiblement renforcée dans le même esprit.

De heer Voorzitter: De heer Van Dienderen heft het woord.

De heer Van Dienderen: Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral dank ik de Minister voor zijn antwoord. Zoals de regering heeft beloofd werd de zaak nogmaals doorgenomen, maar volgens mij sleept het toch lang aan. In verband met de heer Raes kan de Minister nog altijd geen definitieve beslissing aan het Parlement meedelen. Uit zijn antwoord meen ik nochtans te mogen afleiden dat er een positieve beslissing zal uit de bus komen. Ik dring erop aan dat dit zonder verder uitstel zou gebeuren. Indien daarvoor wettelijke initiatieven moeten worden genomen, dient ook dit zonder verwijl te gebeuren.

Voor de heren Bihay en Balfroid lijkt men een compromis te hebben aanvaard: zij zullen opnieuw bij de BOB worden opgenomen, tenminste als zij daarop meermaals aandringen.

Mijnheer de Minister, ik vind dat u hierdoor de vorige administratieve maatregelen afkeurt en daarmee impliciet stelt dat het reglement A8bis slecht heeft gefunctioneerd. Er werd immers voor deze zaak een parlementaire onderzoekscommissie opgericht; er was een regeringsverklaring voor nodig, opdat uiteindelijk in de toekomst recht zou geschieden. Ik blijf erbij dat het reglement A8bis dringend moet worden herzien , opdat in ons democratisch bestel ook rijkswachters recht op verdediging zouden hebben wanneer zij in een bepaalde procedurezaak worden verwikkeld.

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur De Raet.

Monsieur De Raet: Monsieur le Président, cette affaire me préoccupe vivement. Lorsqu’il fut question, au niveau de la Commission de l’Intérieur, de l’évolution, de la démilitarisation de la gendarmerie, le cas de Monsieur Balfroid avait été évoqué. J’y ai évoqué son dossier. Je suis très heureux de la réponse que vous avez donnée aujourd’hui, Monsieur le Ministre, parce que j’espère que les choses vont s’arranger. Monsieur Balfroid a eu le mérite d’être d’une très grande honnêteté lorsqu’il a déposé devant la commission d’enquête et je crains qu’il n’ait été par la suite victime de mesures dont le moins qu’on puisse dire est qu’elles ne sont pas très sympathiques. Je trouve personnellement le cas de Monsieur Balfroid comme celui de Monsieur Bihay d’une extrême importance. Ce sont des hommes qui, à la BSR, ont toujours fait preuve d’assiduité et d’honnêteté. On a retenu contre eux de véritables peccadilles pour les éloigner de la BSR. Il doit y avoir réparation. Ils méritent leur réintégration.

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur le Ministre de la Défense nationale.

Monsieur Coëme, Ministre de la Défense nationale: Monsieur le Président, pour que les choses soient tout à fait claires, je tiens à dire que, comme je l’ai précisé, il s’agit d’une question de jours pour que nous obtenions le rapport du Commandant de la Gendarmerie pour le cas de Monsieur Raes avant que je ne transmette ce dossier à l’administration des Pensions.

Par ailleurs, avec beaucoup de diplomatie, j’ai tenté de faire comprendre que si je respectais les décisions qui avaient été prises par le Commandant de la Gendarmerie, je considérais aussi qu’il était utile de donner une nouvelle chance à ceux dont, se fondant sur les conclusions de la commission Bourgeois, on souhaitait que le dossier soit revu.

Monsieur le Président: L’incident est clos. Het incident is gesloten.

Bron: Kamer van Volksvertegenwoordigers van België | Parlementaire handelingen | verslag openbare commissievergaderingen | Commissie voor Landsverdediging | 30 januari 1991

828

(6 replies, posted in Speurders)

Hierbij een interpellatie uit 1991 van een parlementslid aangaande de door de Regering beloofde rehabilitatie van weggepeste, gemuteerde speurders in het Bende-onderzoek. Onderstaand antwoord van de toenmalige Minister van Landsverdediging, Guy Coëme, dat ingefluisterd werd door de top van de Rijkswacht is eigenlijk een regelrechte publieke vernedering van de opzijgeschoven BOB’ers Bihay en Balfroid. Met dit antwoord werd eigenlijk op een verdoken en schijnbaar beleefde manier een dikke middelvinger naar deze twee rijkswachters gestoken. Er wordt nl. naast de vraag geantwoord waarom er pas na hun verwijdering uit de BOB van Waver tuchtverslagen werden opgesteld terwijl dit voorafgaandelijk aan de administratieve maatregel had moeten gebeuren. Bovendien wordt geantwoord dat Bihay en Balfroid niet geschikt bevonden werden om te werken binnen een BOB maar dat ze als ze lang genoeg aandringen ze mogelijks opnieuw zouden kunnen aangesteld worden doch echter alleen nadat ze nodige cursussen zouden volgen.

Interpellatie van de heer Van Dienderen tot de Minister van Landsverdediging over de ‘rehabilitatie van slachtoffers van het bendeonderzoek’

De heer Voorzitter: Dames en Heren, aan de orde is de interpellatie van de heer Van Dienderen.

De heer Van Dienderen: Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega’s, op 5 juni van vorig jaar [1990], tijdens de debatten over de conclusies van de Bendecommissie, deed Premier Martens een zeer belangrijke en duidelijke uitspraak namelijk: “Zij – dat slaat op de Regering – heeft besloten de situatie van diegenen tegen wie verdoken of onrechtmatige straffen zouden zijn uitgesproken opnieuw te onderzoeken”. Zulks werd gevraagd door de leden van de Bendecommissie in het officiële rapport. Verscheidene leden hebben dit achteraf tijdens het parlementair debat over de conclusies van de Bendecommissie, nog eens uitdrukkelijk in de verf gezet.

Ruim zes maanden na de verklaring van Premier Martens hebben diegenen die menen daarvan het slachtoffer te zijn geweest er nog steeds niets van gehoord. Het bleef bij een intentieverklaring.

Mijnheer de Minister, wanneer zal de Regering daar eindelijk werk van maken? In de eerste plaats gaat het om François Raes, een gewezen rijkswachter, die in 1982 de zogenaamde zaak ‘François’ aan het rollen bracht, wat door zijn onmiddellijke oversten allerminst werd geapprecieerd. Hij werd zodanig gepest dat hij op eigen initiatief de rijkswacht verliet. Dit had voor hem niet alleen weddeverlies maar ook, sinds 1988, pensioenverlies tot gevolg.

Mijnheer de Minister, wij weten nu dat François Raes het bij het rechte eind had met zijn verklaringen en dat hij dus ten onrechte niet werd geloofd door zijn oversten. Daardoor besliste hij uiteindelijk ontslag te nemen. Ik vraag mij af of de Regering ter zake niets moet ondernemen.

Het tweede geval betreft de twee Waverse BOB’ers Frans Balfroid en Gerard Bihay. Uit het rapport van de Bendecommissie blijkt dat ook deze twee personen gedaan hebben wat van hen mocht worden verwacht. Een groot aantal van hun bevindingen werd later trouwens door sommige van hun collega’s bevestigd. Zo hadden zij het bijvoorbeeld over extreem-rechtse rijkswachters. Dit werd later bevestigd door de onthullingen over de groep G. Tevens verzamelden zij heel wat gegevens over de Westland New Post, die achteraf ook juist bleken te zijn. Ongelukkig voor hen kwamen zij iin ‘aanvaring’ met de Nijvelse procureur Deprêtre tegen wie nu een tuchtprocedure hangende is en die de centrale figuur is in het onderzoek, gevoerd door de heer Lambeau van het Hof van Beroep te Brussel, betreffende de vervalsing van gerechtelijke documenten.

Mijnheer de Minister, u gaf aan de generale staf de opdracht het dossier van de zaak Balfroid en Bihay opnieuw te onderzoeken. Stelde u in dat verband een tijdslimiet voor.

Ikzelf en verscheidene collega’s, die momenteel niet aanwezig zijn, ontvingen hierover een rapport vanwege één van de drie rijkswachtvakbonden, met name de Syndicale Federatie van de Belgische Rijkswacht. Daarin wordt aangetoond dat de overplaatsing van deze personen – de administratieve maatregelen dus – in feite ten onrechte gebeurde en de motieven ter zake weinig relevant zijn. Het S.F.B.R.-dossier toont duidelijk de ongegrondheid aan van deze administratieve maatregelen. De overplaatsing wordt gemotiveerd aan de hand van drie tuchtverslagen. Die tuchtverslagen zijn telkens opgesteld nadat de administratieve maatregel, de verwijdering uit de BOB van Waver, al was geformuleerd. Dat gebeurde op 12 augustus 1987. Het eerste verslag nummer 213 dateert van 23 november 1987. Het verslag 211 is gebaseerd op feiten van de maand september 1987. Het derde verslag nummer 218, waarop deze administratieve maatregel is gebaseerd, handelt eveneens over feiten die slechts op 23 november zijn bekendgemaakt, dus ook weer een hele tijd na het uitvaardigen van de maatregel, met name op 12 augustus, die een voorstel tot mutatie inhoudt.

Bovendien werden die verslagen bijzonder vlug opgesteld. Dit doet niet alleen bij de vakbond, maar ook bij mij vragen rijzen over de motieven die aan de basis van die ‘snelheid’ hebben gelegen. Is het niet zo dat men nadien redenen is gaan zoeken om de maatregel te motiveren, terwijl in werkelijkheid de maatregel werd genomen omdat men het niet eens was inzake het spoor dat deze twee rijkswachters, met betrekking tot het onderzoek naar de Bende van Nijvel, volgden?

De vakbond zegt ook – dit is toch een vreemde zaak – dat de beslissing werd genomen door Generaal Beirnaert. Hij heeft tijdens een ondervraging voor de Bendecommissie verklaard dat de maatregel wordt gemotiveerd door de publicatie in de krant De Morgen van een verslag van de onderzoeksrechter. Dit staat op bladzijde 233, deel 4, van het verslag. Dit staat haaks op de drie tuchtverslagen die nadien als motief aangehaald zijn voor de administratieve maatregel. Dit is een zeer vreemde zaak.

Eén van de concrete tuchtverslagen handelt over de poging van twee rijkswachters om lopen die zij in beslag zouden genomen hebben in te ruilen tegen munitie bij de wapenhandelaar Dekaise. In een recent boek ‘De Bendetapes’ wordt hierop ook ingegaan. Beijer, ex-rijkswachter, wordt herhaaldelijk geciteerd in verband met de Bende van Nijvel. Hij zegt heel duidelijk dat hij het eigenlijk is die het tweetal van Waver heeft gediscrediteerd. Op bladzijde 52 van het boek ‘De bendetapes’ staat letterlijk: “Ik heb mijn ex-collega Fièvet naar Dekaise gestuurd en hij heeft een verslag gemaakt, het verslag op basis ondermeer waarvan deze maatregel genomen is”. Beijer heeft dus in het boek uitdrukkelijk toe dat hij achter deze discreditering staat.

Mijnheer de Minister, ik wil in verband met deze aangelegenheid ook een concrete vraag stellen omtrent het reglement A8bis betreffende het administratief statuut is ruimer dan het geval van deze twee rijkswachters. Het komt mij namelijk voor dat op grond van dit reglement personeelsleden van de rijkswacht onvoldoende middelen hebben om zich te verdedigen. Vandaar dat ik in mijn interpellatieverzoek de vraag heb gesteld of dit reglement ook niet dient herzien te worden in de zin dat de rijkswachters die betrokken worden bij een bepaalde zaak meer kansen op verdediging krijgen.

Mijnheer de Minister, dat zijn de concrete gevallen van slachtoffers van het bendeonderzoek. De Regering zou hun situatie opnieuw onderzoeken en eventuele onregelmatigheden rechtzetten. Ik meen aangetoond te hebben dat deze mensen echt slachtoffer zijn geweest en dat er gegronde reden tot rehabilitatie is. Ik ben zeer benieuwd te vernemen of dat ook het resultaat is van het onderzoek is dat u heeft laten uitvoeren. Ik hoop dat uw beslissingen ook in die richting gaan. (Applaus)

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur le Ministre de la Défense nationale.

Monsieur Coëme, Ministre de la Défense nationale: Monsieur le Président, je prie Monsieur Van Dienderen de m’excuser de lui répondre en français, mais je n’ai moi-même reçu la réponse des services que ce matin. La traduction lui sera fournie le plus rapidement possible.

A la suite de la décision du Gouvernement de faire réexaminer le dossier administratif de certains gendarmes qui auraient pu avoir fait l’objet de sanctions déguisées ou abusives, les dossiers ont été réexaminés à ma demande.

Ils concernent respectivement le Premier Maréchal des Logis Raes d’une part, aujourd’hui à la retraite, et d’autre part, le Premier Maréchal des Logis chef Bihay et le Premier Maréchal des Logis Balfroid qui avaient dû quitter leur fonction à la BSR.

M. Raes avait obtenu, à sa demande, sa pension anticipée et demande par la suite la révision de sa situation administrative en matière de pension. Le dossier de révision est en cours depuis plusieurs mois à ma demande.

J’attends, dans les prochains jours, les conclusions de cette révision. Des contacts ont eu lieu entre le commandement, l’Etat-major et mon Cabinet. Une fois en possession des propositions du Gendarmerie, je prendrai les mesures indispensables pour faire aboutir ce dossier. J’attire votre attention sur le fait que la révision de la pension de l’intéressé, dans la mesure où elle serait possible, nécessiterait une procédure législative, c’est-à-dire tout à fait exceptionnelle pour un seul cas. Je prendrai contact, dès réception des conclusions de la gendarmerie, avec mon collègue des Pensions. Mais je puis d’ores et déjà, vous assurer que mon cabinet a eu des contacts avec celui des Pensions afin de prévenir de l’arrivée de ce dossier pour que, sans perdre de temps, on commence déjà à réfléchir à la meilleure voie pour tenter d’aboutir à la révision du cas de Monsieur Raes.

En ce qui concerne les messieurs Bihay et Balfroid, il ressort des dossiers que les intéressés n’avaient pas à l’époque toutes les aptitudes pour servir dans la BSR, spécialement dans une période particulièrement difficile.

J’ai toutefois demandé au Commandement de la Gendarmerie de prendre en compte l’intérêt de voir aplanir les difficultés psychologiques que ces dossiers ont générées dans une période particulièrement difficile pour le personnel de la Gendarmerie.

En conséquences, si les intéressés introduisent régulièrement de nouvelles demandes pour être affectés à une BSR, ces demandes seront examinées avec bienveillance et avec toute la sérénité voulue et, le cas échéant, une période probatoire leur sera accordée. Je veux dire par là qu’aujourd’hui, pour entrer au sein d’une BSR, on demande que l’on suive un cours. Vu l’expérience vécue avec ces deux gendarmes, il nous paraît utile qu’ils puissant aussi suivre ces cours tout comme ceux qui entrent à l’heure actuelle en service à la BSR. J’imagine que chacun comprendra notre souci en ce domaine.

En ce qui concerne les déclarations de l’ex-gendarme Robert Beijer, auquel l’honorable membre fait allusion, je peux confirmer qu’il n’en est nullement question dans les dossiers des intéressés.

Enfin, compte tenu de ce qui précède, je ne vois pas pourquoi il faudrait modifier les prescriptions du règlement A8bis. J’ajouterai que les mesures de contrôle décidées par le Gouvernement sur l’ensemble des polices de la gendarmerie et des services de sécurité renforceront évidemment les garanties de bon fonctionnement et la protection du citoyen contre tout risqué d’arbitraire.

J’ajoute, pour terminer, que l’inspection Générale de la gendarmerie est également réorganisée et sera sensiblement renforcée dans le même esprit.

De heer Voorzitter: De heer Van Dienderen heft het woord.

De heer Van Dienderen: Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral dank ik de Minister voor zijn antwoord. Zoals de regering heeft beloofd werd de zaak nogmaals doorgenomen, maar volgens mij sleept het toch lang aan. In verband met de heer Raes kan de Minister nog altijd geen definitieve beslissing aan het Parlement meedelen. Uit zijn antwoord meen ik nochtans te mogen afleiden dat er een positieve beslissing zal uit de bus komen. Ik dring erop aan dat dit zonder verder uitstel zou gebeuren. Indien daarvoor wettelijke initiatieven moeten worden genomen, dient ook dit zonder verwijl te gebeuren.

Voor de heren Bihay en Balfroid lijkt men een compromis te hebben aanvaard: zij zullen opnieuw bij de BOB worden opgenomen, tenminste als zij daarop meermaals aandringen.

Mijnheer de Minister, ik vind dat u hierdoor de vorige administratieve maatregelen afkeurt en daarmee impliciet stelt dat het reglement A8bis slecht heeft gefunctioneerd. Er werd immers voor deze zaak een parlementaire onderzoekscommissie opgericht; er was een regeringsverklaring voor nodig, opdat uiteindelijk in de toekomst recht zou geschieden. Ik blijf erbij dat het reglement A8bis dringend moet worden herzien , opdat in ons democratisch bestel ook rijkswachters recht op verdediging zouden hebben wanneer zij in een bepaalde procedurezaak worden verwikkeld.

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur De Raet.

Monsieur De Raet: Monsieur le Président, cette affaire me préoccupe vivement. Lorsqu’il fut question, au niveau de la Commission de l’Intérieur, de l’évolution, de la démilitarisation de la gendarmerie, le cas de Monsieur Balfroid avait été évoqué. J’y ai évoqué son dossier. Je suis très heureux de la réponse que vous avez donnée aujourd’hui, Monsieur le Ministre, parce que j’espère que les choses vont s’arranger. Monsieur Balfroid a eu le mérite d’être d’une très grande honnêteté lorsqu’il a déposé devant la commission d’enquête et je crains qu’il n’ait été par la suite victime de mesures dont le moins qu’on puisse dire est qu’elles ne sont pas très sympathiques. Je trouve personnellement le cas de Monsieur Balfroid comme celui de Monsieur Bihay d’une extrême importance. Ce sont des hommes qui, à la BSR, ont toujours fait preuve d’assiduité et d’honnêteté. On a retenu contre eux de véritables peccadilles pour les éloigner de la BSR. Il doit y avoir réparation. Ils méritent leur réintégration.

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur le Ministre de la Défense nationale.

Monsieur Coëme, Ministre de la Défense nationale: Monsieur le Président, pour que les choses soient tout à fait claires, je tiens à dire que, comme je l’ai précisé, il s’agit d’une question de jours pour que nous obtenions le rapport du Commandant de la Gendarmerie pour le cas de Monsieur Raes avant que je ne transmette ce dossier à l’administration des Pensions.

Par ailleurs, avec beaucoup de diplomatie, j’ai tenté de faire comprendre que si je respectais les décisions qui avaient été prises par le Commandant de la Gendarmerie, je considérais aussi qu’il était utile de donner une nouvelle chance à ceux dont, se fondant sur les conclusions de la commission Bourgeois, on souhaitait que le dossier soit revu.

Monsieur le Président: L’incident est clos. Het incident is gesloten.

Bron: Kamer van Volksvertegenwoordigers van België | Parlementaire handelingen | verslag openbare commissievergaderingen | Commissie voor Landsverdediging | 30 januari 1991

829

(15 replies, posted in Speurders)

Hierbij een interpellatie uit 1991 van een parlementslid aangaande de door de Regering beloofde rehabilitatie van weggepeste, gemuteerde speurders in het Bende-onderzoek. Onderstaand antwoord van de toenmalige Minister van Landsverdediging, Guy Coëme, dat ingefluisterd werd door de top van de Rijkswacht is eigenlijk een regelrechte publieke vernedering van de opzijgeschoven BOB’ers Bihay en Balfroid. Met dit antwoord werd eigenlijk op een verdoken en schijnbaar beleefde manier een dikke middelvinger naar deze twee rijkswachters gestoken. Er wordt nl. naast de vraag geantwoord waarom er pas na hun verwijdering uit de BOB van Waver tuchtverslagen werden opgesteld terwijl dit voorafgaandelijk aan de administratieve maatregel had moeten gebeuren. Bovendien wordt geantwoord dat Bihay en Balfroid niet geschikt bevonden werden om te werken binnen een BOB maar dat ze als ze lang genoeg aandringen ze mogelijks opnieuw zouden kunnen aangesteld worden doch echter alleen nadat ze nodige cursussen zouden volgen.

Interpellatie van de heer Van Dienderen tot de Minister van Landsverdediging over de ‘rehabilitatie van slachtoffers van het bendeonderzoek’

De heer Voorzitter: Dames en Heren, aan de orde is de interpellatie van de heer Van Dienderen.

De heer Van Dienderen: Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega’s, op 5 juni van vorig jaar [1990], tijdens de debatten over de conclusies van de Bendecommissie, deed Premier Martens een zeer belangrijke en duidelijke uitspraak namelijk: “Zij – dat slaat op de Regering – heeft besloten de situatie van diegenen tegen wie verdoken of onrechtmatige straffen zouden zijn uitgesproken opnieuw te onderzoeken”. Zulks werd gevraagd door de leden van de Bendecommissie in het officiële rapport. Verscheidene leden hebben dit achteraf tijdens het parlementair debat over de conclusies van de Bendecommissie, nog eens uitdrukkelijk in de verf gezet.

Ruim zes maanden na de verklaring van Premier Martens hebben diegenen die menen daarvan het slachtoffer te zijn geweest er nog steeds niets van gehoord. Het bleef bij een intentieverklaring.

Mijnheer de Minister, wanneer zal de Regering daar eindelijk werk van maken? In de eerste plaats gaat het om François Raes, een gewezen rijkswachter, die in 1982 de zogenaamde zaak ‘François’ aan het rollen bracht, wat door zijn onmiddellijke oversten allerminst werd geapprecieerd. Hij werd zodanig gepest dat hij op eigen initiatief de rijkswacht verliet. Dit had voor hem niet alleen weddeverlies maar ook, sinds 1988, pensioenverlies tot gevolg.

Mijnheer de Minister, wij weten nu dat François Raes het bij het rechte eind had met zijn verklaringen en dat hij dus ten onrechte niet werd geloofd door zijn oversten. Daardoor besliste hij uiteindelijk ontslag te nemen. Ik vraag mij af of de Regering ter zake niets moet ondernemen.

Het tweede geval betreft de twee Waverse BOB’ers Frans Balfroid en Gerard Bihay. Uit het rapport van de Bendecommissie blijkt dat ook deze twee personen gedaan hebben wat van hen mocht worden verwacht. Een groot aantal van hun bevindingen werd later trouwens door sommige van hun collega’s bevestigd. Zo hadden zij het bijvoorbeeld over extreem-rechtse rijkswachters. Dit werd later bevestigd door de onthullingen over de groep G. Tevens verzamelden zij heel wat gegevens over de Westland New Post, die achteraf ook juist bleken te zijn. Ongelukkig voor hen kwamen zij iin ‘aanvaring’ met de Nijvelse procureur Deprêtre tegen wie nu een tuchtprocedure hangende is en die de centrale figuur is in het onderzoek, gevoerd door de heer Lambeau van het Hof van Beroep te Brussel, betreffende de vervalsing van gerechtelijke documenten.

Mijnheer de Minister, u gaf aan de generale staf de opdracht het dossier van de zaak Balfroid en Bihay opnieuw te onderzoeken. Stelde u in dat verband een tijdslimiet voor.

Ikzelf en verscheidene collega’s, die momenteel niet aanwezig zijn, ontvingen hierover een rapport vanwege één van de drie rijkswachtvakbonden, met name de Syndicale Federatie van de Belgische Rijkswacht. Daarin wordt aangetoond dat de overplaatsing van deze personen – de administratieve maatregelen dus – in feite ten onrechte gebeurde en de motieven ter zake weinig relevant zijn. Het S.F.B.R.-dossier toont duidelijk de ongegrondheid aan van deze administratieve maatregelen. De overplaatsing wordt gemotiveerd aan de hand van drie tuchtverslagen. Die tuchtverslagen zijn telkens opgesteld nadat de administratieve maatregel, de verwijdering uit de BOB van Waver, al was geformuleerd. Dat gebeurde op 12 augustus 1987. Het eerste verslag nummer 213 dateert van 23 november 1987. Het verslag 211 is gebaseerd op feiten van de maand september 1987. Het derde verslag nummer 218, waarop deze administratieve maatregel is gebaseerd, handelt eveneens over feiten die slechts op 23 november zijn bekendgemaakt, dus ook weer een hele tijd na het uitvaardigen van de maatregel, met name op 12 augustus, die een voorstel tot mutatie inhoudt.

Bovendien werden die verslagen bijzonder vlug opgesteld. Dit doet niet alleen bij de vakbond, maar ook bij mij vragen rijzen over de motieven die aan de basis van die ‘snelheid’ hebben gelegen. Is het niet zo dat men nadien redenen is gaan zoeken om de maatregel te motiveren, terwijl in werkelijkheid de maatregel werd genomen omdat men het niet eens was inzake het spoor dat deze twee rijkswachters, met betrekking tot het onderzoek naar de Bende van Nijvel, volgden?

De vakbond zegt ook – dit is toch een vreemde zaak – dat de beslissing werd genomen door Generaal Beirnaert. Hij heeft tijdens een ondervraging voor de Bendecommissie verklaard dat de maatregel wordt gemotiveerd door de publicatie in de krant De Morgen van een verslag van de onderzoeksrechter. Dit staat op bladzijde 233, deel 4, van het verslag. Dit staat haaks op de drie tuchtverslagen die nadien als motief aangehaald zijn voor de administratieve maatregel. Dit is een zeer vreemde zaak.

Eén van de concrete tuchtverslagen handelt over de poging van twee rijkswachters om lopen die zij in beslag zouden genomen hebben in te ruilen tegen munitie bij de wapenhandelaar Dekaise. In een recent boek ‘De Bendetapes’ wordt hierop ook ingegaan. Beijer, ex-rijkswachter, wordt herhaaldelijk geciteerd in verband met de Bende van Nijvel. Hij zegt heel duidelijk dat hij het eigenlijk is die het tweetal van Waver heeft gediscrediteerd. Op bladzijde 52 van het boek ‘De bendetapes’ staat letterlijk: “Ik heb mijn ex-collega Fièvet naar Dekaise gestuurd en hij heeft een verslag gemaakt, het verslag op basis ondermeer waarvan deze maatregel genomen is”. Beijer heeft dus in het boek uitdrukkelijk toe dat hij achter deze discreditering staat.

Mijnheer de Minister, ik wil in verband met deze aangelegenheid ook een concrete vraag stellen omtrent het reglement A8bis betreffende het administratief statuut is ruimer dan het geval van deze twee rijkswachters. Het komt mij namelijk voor dat op grond van dit reglement personeelsleden van de rijkswacht onvoldoende middelen hebben om zich te verdedigen. Vandaar dat ik in mijn interpellatieverzoek de vraag heb gesteld of dit reglement ook niet dient herzien te worden in de zin dat de rijkswachters die betrokken worden bij een bepaalde zaak meer kansen op verdediging krijgen.

Mijnheer de Minister, dat zijn de concrete gevallen van slachtoffers van het bendeonderzoek. De Regering zou hun situatie opnieuw onderzoeken en eventuele onregelmatigheden rechtzetten. Ik meen aangetoond te hebben dat deze mensen echt slachtoffer zijn geweest en dat er gegronde reden tot rehabilitatie is. Ik ben zeer benieuwd te vernemen of dat ook het resultaat is van het onderzoek is dat u heeft laten uitvoeren. Ik hoop dat uw beslissingen ook in die richting gaan. (Applaus)

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur le Ministre de la Défense nationale.

Monsieur Coëme, Ministre de la Défense nationale: Monsieur le Président, je prie Monsieur Van Dienderen de m’excuser de lui répondre en français, mais je n’ai moi-même reçu la réponse des services que ce matin. La traduction lui sera fournie le plus rapidement possible.

A la suite de la décision du Gouvernement de faire réexaminer le dossier administratif de certains gendarmes qui auraient pu avoir fait l’objet de sanctions déguisées ou abusives, les dossiers ont été réexaminés à ma demande.

Ils concernent respectivement le Premier Maréchal des Logis Raes d’une part, aujourd’hui à la retraite, et d’autre part, le Premier Maréchal des Logis chef Bihay et le Premier Maréchal des Logis Balfroid qui avaient dû quitter leur fonction à la BSR.

M. Raes avait obtenu, à sa demande, sa pension anticipée et demande par la suite la révision de sa situation administrative en matière de pension. Le dossier de révision est en cours depuis plusieurs mois à ma demande.

J’attends, dans les prochains jours, les conclusions de cette révision. Des contacts ont eu lieu entre le commandement, l’Etat-major et mon Cabinet. Une fois en possession des propositions du Gendarmerie, je prendrai les mesures indispensables pour faire aboutir ce dossier. J’attire votre attention sur le fait que la révision de la pension de l’intéressé, dans la mesure où elle serait possible, nécessiterait une procédure législative, c’est-à-dire tout à fait exceptionnelle pour un seul cas. Je prendrai contact, dès réception des conclusions de la gendarmerie, avec mon collègue des Pensions. Mais je puis d’ores et déjà, vous assurer que mon cabinet a eu des contacts avec celui des Pensions afin de prévenir de l’arrivée de ce dossier pour que, sans perdre de temps, on commence déjà à réfléchir à la meilleure voie pour tenter d’aboutir à la révision du cas de Monsieur Raes.

En ce qui concerne les messieurs Bihay et Balfroid, il ressort des dossiers que les intéressés n’avaient pas à l’époque toutes les aptitudes pour servir dans la BSR, spécialement dans une période particulièrement difficile.

J’ai toutefois demandé au Commandement de la Gendarmerie de prendre en compte l’intérêt de voir aplanir les difficultés psychologiques que ces dossiers ont générées dans une période particulièrement difficile pour le personnel de la Gendarmerie.

En conséquences, si les intéressés introduisent régulièrement de nouvelles demandes pour être affectés à une BSR, ces demandes seront examinées avec bienveillance et avec toute la sérénité voulue et, le cas échéant, une période probatoire leur sera accordée. Je veux dire par là qu’aujourd’hui, pour entrer au sein d’une BSR, on demande que l’on suive un cours. Vu l’expérience vécue avec ces deux gendarmes, il nous paraît utile qu’ils puissant aussi suivre ces cours tout comme ceux qui entrent à l’heure actuelle en service à la BSR. J’imagine que chacun comprendra notre souci en ce domaine.

En ce qui concerne les déclarations de l’ex-gendarme Robert Beijer, auquel l’honorable membre fait allusion, je peux confirmer qu’il n’en est nullement question dans les dossiers des intéressés.

Enfin, compte tenu de ce qui précède, je ne vois pas pourquoi il faudrait modifier les prescriptions du règlement A8bis. J’ajouterai que les mesures de contrôle décidées par le Gouvernement sur l’ensemble des polices de la gendarmerie et des services de sécurité renforceront évidemment les garanties de bon fonctionnement et la protection du citoyen contre tout risqué d’arbitraire.

J’ajoute, pour terminer, que l’inspection Générale de la gendarmerie est également réorganisée et sera sensiblement renforcée dans le même esprit.

De heer Voorzitter: De heer Van Dienderen heft het woord.

De heer Van Dienderen: Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral dank ik de Minister voor zijn antwoord. Zoals de regering heeft beloofd werd de zaak nogmaals doorgenomen, maar volgens mij sleept het toch lang aan. In verband met de heer Raes kan de Minister nog altijd geen definitieve beslissing aan het Parlement meedelen. Uit zijn antwoord meen ik nochtans te mogen afleiden dat er een positieve beslissing zal uit de bus komen. Ik dring erop aan dat dit zonder verder uitstel zou gebeuren. Indien daarvoor wettelijke initiatieven moeten worden genomen, dient ook dit zonder verwijl te gebeuren.

Voor de heren Bihay en Balfroid lijkt men een compromis te hebben aanvaard: zij zullen opnieuw bij de BOB worden opgenomen, tenminste als zij daarop meermaals aandringen.

Mijnheer de Minister, ik vind dat u hierdoor de vorige administratieve maatregelen afkeurt en daarmee impliciet stelt dat het reglement A8bis slecht heeft gefunctioneerd. Er werd immers voor deze zaak een parlementaire onderzoekscommissie opgericht; er was een regeringsverklaring voor nodig, opdat uiteindelijk in de toekomst recht zou geschieden. Ik blijf erbij dat het reglement A8bis dringend moet worden herzien , opdat in ons democratisch bestel ook rijkswachters recht op verdediging zouden hebben wanneer zij in een bepaalde procedurezaak worden verwikkeld.

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur De Raet.

Monsieur De Raet: Monsieur le Président, cette affaire me préoccupe vivement. Lorsqu’il fut question, au niveau de la Commission de l’Intérieur, de l’évolution, de la démilitarisation de la gendarmerie, le cas de Monsieur Balfroid avait été évoqué. J’y ai évoqué son dossier. Je suis très heureux de la réponse que vous avez donnée aujourd’hui, Monsieur le Ministre, parce que j’espère que les choses vont s’arranger. Monsieur Balfroid a eu le mérite d’être d’une très grande honnêteté lorsqu’il a déposé devant la commission d’enquête et je crains qu’il n’ait été par la suite victime de mesures dont le moins qu’on puisse dire est qu’elles ne sont pas très sympathiques. Je trouve personnellement le cas de Monsieur Balfroid comme celui de Monsieur Bihay d’une extrême importance. Ce sont des hommes qui, à la BSR, ont toujours fait preuve d’assiduité et d’honnêteté. On a retenu contre eux de véritables peccadilles pour les éloigner de la BSR. Il doit y avoir réparation. Ils méritent leur réintégration.

Monsieur le Président: La parole est à Monsieur le Ministre de la Défense nationale.

Monsieur Coëme, Ministre de la Défense nationale: Monsieur le Président, pour que les choses soient tout à fait claires, je tiens à dire que, comme je l’ai précisé, il s’agit d’une question de jours pour que nous obtenions le rapport du Commandant de la Gendarmerie pour le cas de Monsieur Raes avant que je ne transmette ce dossier à l’administration des Pensions.

Par ailleurs, avec beaucoup de diplomatie, j’ai tenté de faire comprendre que si je respectais les décisions qui avaient été prises par le Commandant de la Gendarmerie, je considérais aussi qu’il était utile de donner une nouvelle chance à ceux dont, se fondant sur les conclusions de la commission Bourgeois, on souhaitait que le dossier soit revu.

Monsieur le Président: L’incident est clos. Het incident is gesloten.

Bron: Kamer van Volksvertegenwoordigers van België | Parlementaire handelingen | verslag openbare commissievergaderingen | Commissie voor Landsverdediging | 30 januari 1991

830

(17 replies, posted in Roze Balletten)

Ik had tot nu ook nog nooit van dat feit gehoord en vind er niet meteen iets over terug. Ook niet in het overzicht van Walter De Bock.