Binnenkort verschijnt er een boek over en van David Van de Steen. In Humo van deze week vind u een voorpublicatie. Op de website staat al een klein fragment van de voorpublicatie:
Zaterdag 9 november 1985, 19.37 uur. 'Niet schieten, dat is mijn papa!' roept mijn zus Rebecca. Een keiharde knal, alsof er vuurwerk onder je neus ontploft. Mijn zus en mijn vader die in elkaar zakken. De pijnkreet die uit mijn vaders mond ontsnapt, zal me mijn hele leven bijblijven. Dan de schrille, paniekerige stem van mijn moeder: 'Lopen, David! Maak dat je wegkomt!' Zelf rent ze naar de andere kant van de parking van de Delhaize.
Van achter een auto duiken twee rare mannen op met riotguns en geweren. Ze dragen vuile kleren en één van hen heeft een zwartepietenpruik op. Een derde man komt van achter een stapel kratten. Instinctief loop ik terug naar de ingang van de winkel, terwijl ik onophoudelijk hoor schieten. Eén van de gangsters heeft het op mij gemunt. Ratatata! Ik word geraakt in mijn billen, maar ik voel het niet eens, gejaagd door paniek. De kogels doorzeven mijn muts en mijn anorak.
Ik ren voor mijn leven, de winkel in. Eerst door het sas, waar klanten verstijfd achter hun karretje staan. Ruiten springen kapot, een man voor mij zijgt neer - hij is in het gezicht geraakt door een kogel die voor mij is bestemd. Ik spring over hem, storm de winkel binnen, denk dat ik daar misschien veilig zal zijn.
Aan de ingang staat een rek met stripalbums, waar ik daarnet nog in heb zitten lezen terwijl mijn ouders de bood schappen deden. Voor het rek ligt Jo, een jongen die ik ken van school, plat op de grond. Ik gooi me naast hem in de hoek, net achter de deur van de ingang. 'Mijn vader is dood!' piep ik. 'Ik ben bang! Ik ben bang!' Jo probeert me gerust te stellen, maar hij is even bang als ik. In de winkel rennen klanten hysterisch achter elkaar aan. Geroep, gehuil. 'Een overval! Een overval!'
Die avond was ik met mijn ouders en mijn zus mee naar de Delhaize gekomen om de wekelijkse boodschappen te doen. Het plan was dat we nadien nog op bezoek zouden gaan bij mijn grootouders die op de Parklaan woonden, tegenover de supermarkt. Zo ging het elke week.
Soms zetten mijn ouders me eerst af bij mijn grootouders terwijl zij gingen winkelen, maar die avond niet. Het was de vooravond van Sint-Maarten, de Aalsterse tegenhanger van Sinterklaas. Ik wist dat er veel speelgoed in de winkel lag en hoopte om nog een strip of een autootje in de wacht te slepen.
Het was superdruk. Het was een verlengd weekend - maandag was 11 november - en iedereen kwam zijn voorraad inslaan. De parking stond bijna vol, we vonden nog net een plaatsje voor de auto achteraan tegen de muur. Terwijl mijn ouders in de winkel hun karretje vulden, bleef ik vooraan bij een rek met strips en een tafel vol speelgoed hangen. Jo, van een paar klassen hoger op school, zat er ook.
Ik nestelde me met een 'Jommeke' in één van de rolstoelen die aan de ingang stonden voor klanten die slecht te been waren, tot mijn moeder me van aan de kassa bij zich riep. 'David, kom!' Aan alle kassa's stonden lange rijen aan te schuiven. Terwijl mijn ouders afrekenden, gaf de caissière me een blauw ballonnetje met het logo van de Delhaize op. Dan ging het richting parking. 'Ik duw de kar!' riep ik stoer. Maar de kar was zo zwaar dat mijn moeder moest helpen duwen. Achter ons liepen mijn vader en mijn zus.
Buiten op de parking gingen we naar links, naar de plek waar onze auto stond. Plots hoorde ik een lawaai achter ons. Het volgende ogenblik zag ik mijn vader en mijn zus oog in oog staan met twee tot de tanden gewapende mannen, en hoorde ik de laatste woorden van mijn zus ...