De tweede Bendecommissie heeft eveneens aan Lacroix van de Cel Waals Brabant gevraagd naar zijn standpunt over de slachtoffers van de Bende en de mogelijkheid dat er afrekeningen bij waren.
"Het verleden van de slachtoffers is een delicaat gespreksonderwerp. Ik weet bijvoorbeeld dat er een zeer diepgaand onderzoek werd verricht over Finné, misschien zelfs te diepgaand. We werden er een beetje toe gedwongen aangezien iedereen er met zijn verhaal kwam, zeggende dat men de heer Finné had willen doden, en dat er om een of andere reden een verband bestond. Hetzelfde heeft zich voorgedaan met de echtgenoten Fourez-Dewit. In die zaak had men het ook over een cassette bij een notaris. Heel het onderzoek werd op zeer diepgaande wijze verricht. Als we iets vergeten zijn, wat nog steeds mogelijk is, dient men er ons op te wijzen. Als u van mening bent dat wij niet voldoende ver in dat onderzoek gegaan zijn, kan een voortzetting nog steeds overwogen worden. Ik denk echter dat wij behoorlijk ver gegaan zijn met het slachtofferonderzoek. Vanzelfsprekend werd geen enkel onderzoek gedaan naar de slachtoffers van de grootwarenhuizen, zoals het kind dat op zijn fiets op de parking rondreed en dat werd gedood. We hebben immers geen onderzoek ingesteld naar dat kind dat toevallig daar aanwezig was. Wanneer het om iemand ging die daar toevallig aanwezig was en die gijzelaar werd genomen, hebben we ook geen onderzoek met betrekking tot die gijzelaar verricht."
De voorzitter: Dat is de reden waarom ik u verzoek uitleg te geven over het feit dat op een gegeven ogenblik de hypothese naar voren werd geschoven als zouden bepaalde slachtoffers zijn geviseerd. Kunt op grond van uw vaststellingen besluiten dat die hypothese niet opging.
De heer Lacroix: "Die opvatting hebben wij thans met betrekking tot de heer Finné, behoudens tegengestelde berichten. We zijn steeds bereid om onze bevindingen opnieuw in vraag te stellen. U dient er zich rekenschap van te geven dat de dag van de hold-up in Overijse, eerst een hold-up in Braine l’Alleud werd gepleegd. In Braine l’Alleud worden drie mensen gedood. De daders stappen rustig in hun auto en 20 minuten later zijn ze in Overijse, waar zij de heer Finné bij het binnengaan (niet) doden. Ik denk dat hij het vierde slachtoffer was op die plek. Dat betekent dus eigenlijk dat zij, om de heer Finné te doden, eerst een operatie starten in Braine-l’Alleud, niet wetende hoeveel tijd dat in beslag zal nemen en welke moeilijkheden zij daarbij zullen tegenkomen. Vervolgens stappen zij in de auto, gaan naar het grootwarenhuis in Overijse en starten met het doden van drie personen om dan vervolgens de heer Finné te doden. In de zaak-Angelou, werd hij alleen gedood."
"In de zaak van de huisbewaarder van de herberg in Beersel, werd de deur geforceerd, werd hij aan het bed vastgebonden, werd en kussen op zijn hoofd gedrukt en werd met de .22 geschoten. Het is niet noodzakelijk om eerst andere personen te doden, vooraleer een moord wordt begaan. Wie heeft men dan in november in Aalst willen doden? Hij zou dan blijkbaar het enige slachtoffer moeten zijn — aangezien hij de enige is van wie men heeft gezegd dat hij werd geviseerd — van die 28 doden, voor wie men twee hold-ups heeft gepleegd en 7 andere personen heeft gedood! Als iemand de heer Finné had willen doden, zou hij zich naar zijn woonplaats hebben begeven en hem daar hebben gedood! Er bestaan nog andere dossiers die met elkaar verbonden zijn en waarin op dezelfde manier tewerk is gegaan. We zijn dus van die hypothese afgestapt bij een gebrek aan gegevens. Wanneer de modus operandi is gekend, dringt zich zo’n conclusie op. Als er nog andere gegevens voorhanden waren, konden wij deze stelling nogmaals herzien. We hebben geen specifieke reden gevonden waarom de heer Finné gedood werd."
Bron » Eindverslag van de Bendecommissie bis