Uitermate interssant artikel over de misdaadwereld in Marseille, het motief van het bloedbad in Bar du Téléhpone en de vertakkingen van het milieu in Marseille. Het is in dit milieu dat we ook notoire Bende van Nijvel-verdachten tegen komen zoals Philippe De Staerke, Luciano Bender, Francis Vanverberghe, Jacques Lafaille, ... en nog een aantal andere. Ik denk dat we de piste-Marseille absoluut niet mogen negeren in het Bende van Nijvel-dossier.
Het bloedbad van de Bar du Téléphone
Petit-Canet is een onooglijke buitenwijk van Marseille. Daar ligt de Boulevard Finat-Duclos, triestig, kleurloos, met lage grijze huisjes. Een kruidenier, een bakker en Bar du Téléphone, die op dinsdagavond 3 oktober het toneel was van een bloedbad zonder voorgaande.
De bar du Téléphone is een bescheiden gelegenheid. Typisch zuiders: verbleekte muren, terras waar de crèmekleurige verf een verre herinnering is. André Leoni en zijn vrouw Nicole serveren ook maaltijden. De prijs staat vermeld: 18 fr. Maar de klanten komen er zelden eten. Wel een pastis drinken. Knus onder vrienden of met een paar geburen. Maar af en toe ook mannen die bij de politie slecht staan aangeschreven.
“Zware jongens?” Zegt een gebuur en hij kijkt ons achterdochtig aan. “Kom, kom, zij hadden wel eens iets mispeuterd. Maar zij waren weer op het rechte pad. Veel op reis. Dat wel. Zij moesten zich toch met iets uit de slag trekken.”
De wijk Petit-Canet treurt om zijn doden. Want de meeste slachtoffers woonden hier in de buurt bij hun ouders, minnaressen of vrienden. Iedereen kende hen, maar alleen van zien. “Zij waren nogal zwijgzaam.” De mannen verdwenen een paar weken. Dan keerden zij plots terug, om een paar dagen later weer te vertrekken. Als zij in de Bar du Téléphone bijeenkwamen, bleven de habitués niet meer zo lang aan de toog van Monsieur Leoni plakken. Zij ruimden de baan.
Eigen volk
In de Boulevard Finat-Duclos is iedereen zwijgzaam. Wij proberen een oude pétanque-speler aan de klap te krijgen. “Werden er niet een paar jaar geleden in dezelfde bar twee mensen vermoord?”
“Er is wel iets gebeurd …” De man aarzelt. “Maar het ging niet om lui uit deze buurt.”
“Is het niet zo dat men onlangs in deze boulevard een auto met drie vermoorde gangsters heeft aangetroffen?”
“Wel iets in die aard … Maar het waren geen mannen uit onze buurt.”
De wet van de site. Dat hier “vreemdelingen” worden afgemaakt, daarover maakt men zich niet druk. Maar dat er “eigen volk” wordt neergeknald, zoals op 3 oktober, dat nemen de lui van Petit-Canet niet. Zij zinnen op wraak.
“Wij leiden hier graag een kalm leventje. Wij laten de anderen met rust. Wij spelen op tijd en stond ons partijtje pétanque, en daarmee basta.”
Al deze bedaarde pétanque-spelers mogen van geluk spreken dat zij die bloedige dinsdagavond niet in de Bar du Téléphone zaten.
Inmiddels gonst het in Marseille van hypothesen. De moordenaars waren vier zigeuners afkomstig uit Nîmes. Zij waren gestuurd door een big boss van het milieu, een man die zich op grote schaal met verdachte zaken bezighoudt maar steeds een sluitend alibi heeft.
Waarom nu juist zigeuners sturen om “verraders” af te straffen? Welnu, de jongste tijd heeft zich een net gevormd van zigeuners die zich in de misdaad specialiseren. Dit net strekt zich uit van Macedonië over Centraal-Europa, Italië, Duitsland, Frankrijk. Er zijn zelfs vertakkingen in Scandinavië en Engeland.
Horloges
Een van de dertien spitsbroeders die op de bewuste avond in de Bar du Téléphone zaten te konkelfoezen was een lid van dit mysterieuze zigeunernet. Hij heette Francis Fernandez, “Franch” voor zijn vrienden, en hij was de leider van de groep. Hij was 61, had een zwaar strafregister, maar sinds zijn jongste vrijlating was hij “proper”, beweerde hij. Hij ging heel veel op reis. Niemand kende zijn vaste domicilie. Als hij in de buurt was, logeerde hij bij een vriend.
Tijdens zijn laatste bezoek toonde hij trots zijn Cartier-polshorloge. “Geschenk van een vriend”, zei hij. Ook de andere slachtoffers van de Bar du Téléphone droegen naar het schijnt zulke uurwerken. Er wordt gefluisterd dat die Cartier-horloges de oorzaak zijn van het bloedbad. Zij waren namaak, maar volgens de kenners echte meesterwerken van imitatie.
In de Franse onderwereld wordt over haast niets anders meer gesproken dan over de affaire van de valse Cartier-horloges. Ook de Italiaanse gangsterwereld is erbij betrokken. Interpol houdt zich met de zaak bezig. Maar tot nog toe zijn de resultaten magertjes.
Wie vervaardigt die valse uurwerken (het gaat om echte luxe-exemplaren)?
Waar bevinden zich de clandestiene ateliers die zo perfect zijn uitgerust dat er horloges worden gefabriceerd dat haast identiek zijn met deze van de Rue de la Paix? Sommigen beweren dat zij uit het Verre-Oosten afkomstig zijn. Maar het blijft vooralsnog een mysterie.
Een feit is zeker: vorige zomer was er een zending valse Cartier-horloges onderweg, ergens in Italië. Vanuit de Côte d’Azur vertrok een groep mannen om ze op te halen. Zij konden de koopwaar krijgen mits contante betaling van een overeengekomen bedrag.
Maar bij het rendez-vous in Italië liep er iets mis. Na aflevering van de uurwerken kregen de leveranciers geen geld maar een kogel in hun lijf. De gangsters keerden naar Frankrijk terug, de zakken vol geld en vol horloges.
Oneerlijk
Het bericht sloeg de onderwereld met ontzetting. “Is er dan geen greintje eerlijkheid meer?” Handelt men tegenwoordig zo onder kameraden?” Vroeg men zich af.
Ten tijde van de gangster-chef Guérini hielden de mannen van het milieu zich aan het gegeven woord. Zijn gezag was erkend door zowat twee à driehonderd Marseillese zware jongens. “De tijden zijn veranderd. Men heeft geen respect meer voor het gegeven woord noch voor de gevestigde hiërarchie.” Om een einde te stellen aan die anarchie zouden de nieuwe caïds van de onderwereld een bloedige les hebben willen geven aan de tuchteloze gangsters.
Volgens een vooraanstaand advocaat, die goed op de hoogte is van het Marseillees milieu, lijkt dit een heel plausibele verklaring voor het bloedbad van de Bar du Téléphone. Hij praat met een zeker heimwee over de tijd toen de zware jongens de hiërarchische structuur van het milieu erkenden, trouw bleven aan de baas, en er een zekere solidariteit bestond tussen de medeplichtigen. “De onderwereld had toen spijts alles een zekere allure. Er was zelfs iets romantisch aan”, beweert hij.
De speurhonden van de politie zijn er nog niet helemaal zeker van dat de dertien van de Bar du Téléphone wel degelijk iets te maken hebben met de moorddadige affaire der valse horloges. Maar om verscheidene redenen mag men deze hypothese niet verwaarlozen.
Het is immers een feit dat deze zware jongens veel op reis gingen, doorheen gans Europa. Smokkelden zij drugs, sigaretten, namaak-horloges? Misschien nu eens het een, dan weer het ander.
Het aantal gangsters is ook enorm toegenomen. Ten tijde van Guérini waren er zowat een tweehonderd in actieve dienst. Nu telt men in Zuid-Frankrijk 3.500 zware jongens. Er wordt een gewelddadige, tomeloze strijd gevoerd om de controle te krijgen over alles waar grof geld mee te verdienen valt.
Dit ongebreideld, ordeloos banditisme acht de politie gevaarlijker dan een milieu waar een vorm van “moraal” heerst. Men hoopt dan ook dat over enkele jaren de Marseillese onderwereld opnieuw gestructureerd zal zijn, onder de knoet van de hardhandigste, de meest doortastende chef. In zo’n geval is ook voor de politie de situatie overzichtelijker.
Tsaar
Wijst het bloedbad van de Bar du Téléphone erop dat tussen de hoofdfiguren van de onderwereld de strijd om de heerschappij begonnen is? Is een nieuwe tsaar van de misdaad bezig zijn wet aan de gangsters op te leggen? Heeft hij de zigeuners uit Nîmes op de dertien afgestuurd om met de renegaten van de Bar du Téléphone af te rekenen?
Eén man zou op die vragen het antwoord kunnen geven. Francis Fernandez, “Le Francho”, de leider van de dertien. Hij werd die dinsdagavond door de moordenaars onder vuur genomen. Hij kreeg drie kogels in de borstkas en bleef voor dood achter de toog liggen. Maar Francho was niet dood. Hij bleef geduldig, onbeweeglijk liggen tot de gemaskerde bandieten vertrokken waren. Hij had ze gezien en wellicht herkend.
In het Salvator-hospitaal vertelde hij aan de verpleegsters dat hij de moordenaars had herkend. De politie wachtte ongeduldig om hem te kunnen ondervragen. De artsen zeiden dat hij het wel zou halen. Francho zelf dacht het ook. Maar twee weken later stief hij plots.
Voor de onzichtbare chef van de moordenaarsbende was dit een meevaller. Er worden in verband met dit overlijden zonderlinge geruchten verspreid. Francho was immers de spil van en belangrijke tak der Marseillese onderwereld. Niet zover buiten de stad hadden de zigeuners een echte school van de misdaad opgericht, waar men kon leren stelen en inbreken. Deze “universiteit voor zakkenrollers” was nog meer gespecialiseerd dan gelijkaardige scholen in Barcelona en Napels.
Francho was een echte patriarch in deze wereld, waar misdrijf dagelijkse routine is en de misdadiger een held (als hij ongestraft blijft!).
“Tony”
Het spoor der zigeuners wordt dus niet verwaarloosd. Maar er zijn nog andere hypothesen. Want de wereld der misdaad heeft thans veel vertakkingen in de meest uiteenlopende gebieden. De zware jongens zijn thans polyvalent. Ten tijde van Guérini waren de gangsters slechts op één of twee terreinen actief. De chef die de operatie van de Bar du Téléphone op touw zette, is ongetwijfeld in een tiental takken van de misdaad actief. Dat maakt het nog moeilijker om de ware motieven te achterhalen.
Maar wie is nu die machtige man achter de schermen, die zichzelf tot keizer van de misdaad wil kronen? Men fluistert drie namen: “Tony”, “Jacky-le-Mat” en “Francis le Belge”.
“Tony” is de bijnaam van een zekere Gaetano Zampa, een Siciliaan die in Marseille als kleine schuimer begon, maar zich al spoedig in georganiseerd banditisme begon te specialiseren. Dankzij de hulp van een groep uitstekende advocaten is hij quasi onkwetsbaar.
Aanvankelijk was hij lid van de “French Connection” en met drugs vergaarde hij zijn eerste fortuin. Daarna hield hij zich bezig met het vervalsen van wedrennen en volgens sommigen zit hij nu ook in de horlogerie. “Tony” is een echte parvenu. Zijn strafregister is eerder licht. Hij kan zich voordoen als een zakenman die enkele bars en nachtclubs uitbaat. Hij leidt een voorbeeldig gezinsleven in een prachtige villa, waar hij zich door zwarte boys laat bedienen. Een befaamd Frans filmacteur is er geregeld te gast.
Insiders van het milieu beweren dat “Tony” de Italiaans-Amerikaanse maffia vertegenwoordigt aan de Côte d’Azur. Het is zo dat “Tony” geregeld een toevlucht zoekt in Italië, telkens wanneer er bloed vloeit in Marseille. Op enkele maanden werden 18 luitenanten van Gaetano Zampa neergeknield. Vond “Tony” dat wat overdreven? Heeft hij in de Bar du Téléphone wraak genomen?
“Jacky-le-Matou”
“Tony” heeft twee tegenstrevers van formaat. Jacques Imbert (Jacky-le-Mat) en Francis Vanverberghe (Francis-le-Belge).
“Jacky-le-Matou” (de kater) wordt beschouwd als de gevaarlijkste bandiet van heel Frankrijk. Hij heeft lang met Zampa samengewerkt, maar in 1976 kwam het tot een breuk. “Jacky” ging zich specialiseren in bedrog bij wielrennen. Op 1 februari 1977 kreeg hij zeven kogels in zijn body. Het is een mirakel dat hij het er levend afbracht. Maar hij is voor de rest van zijn leven invalide. Zijn hoofddoel is nu de huid van “Tony” te krijgen. “En hij zal ze krijgen”, fluistert men op de wedrennen, waar “Jacky” nog steeds heer en meester is.
“Francis le Belge”, de tweede geduchte tegenstander va Zampe, is al van even zwaar kaliber. Hij zit thans een straf uit van 14 jaar wegens moord en drugshandel. Toen hij in 1973 werd gearresteerd zat hij volop in conflict met Zampa in verband met een niet geleverde partij drugs. Resultaat van dit conflict: zeven doden in beide kampen.
De oorlog tussen “Tony” en “Le Belge” duurt nog steeds voort. Francis Vanverberghe heeft ergens een aardige stuiver in veiligheid gebracht. Vanuit de gevangenis kan hij hiermee zijn operaties tegen Zampa financieren. Er werd vastgesteld dat twee slachtoffers van de Bar du Téléphone samen met “Le Belge” hadden gezeten en dat zij dadelijk na hun vrijlating ten strijde trokken tegen “Tony”.
“Tony” en “Francis le Belge” weten dat er voor hen beiden geen plaats is onder de zon. Vanverberghe komt over drie jaar vrij. Hij twijfelt er niet aan dat “Tony’s” handlangers op de loer zullen liggen.
Tussen “Tony”, “Le Belge” en “Jacky-le-Mat” wordt er dus een strijd op leven en dood uitgevochten. “Francis le Belge” gaat daarbij wel op de zonderlingste manier te werk. Hoewel Tony vanuit de gevangenis opereert, slaagt hij er tocht in Zampa zware klappen toe te dienen. Hij volgt daarbij het voorbeeld van de legendarische Jacques Mesrine, die door alle bandieten werd gerespecteerd om de manier waarop hij van achter de tralies zijn gangsterstrategie uitwerkte.
De zware jongens van Marseille verwachten dat er weldra tussen de verschillende bazen bloedig zal worden afgerekend. Natuurlijk zullen het meestal de ondergeschikten zijn, de luitenants, die worden neergeknield. De “caïds” zelf zijn steeds omringd door een groep imposante lijfwachten.
Bron: Gazet van Antwerpen | 18 November 1978