Nog een ander arrest van het Hof van Cassatie over de WNP-zaken.
HOF VAN CASSATIE - 2e KAMER - 21 september 1988
1° REGELING VAN RECHTSGEBIED
STRAFZAKEN - TUSSEN ONDERZOEKS- EN VONNISGERECHTEN - BESCHIKKING TOT VERWIJZING NAAR DE CORRECTIONELE RECHTBANK WEGENS POLITIEKE MISDADEN EN WANBEDRIJVEN EN WEGENS DAARMEE SAMENHANGENDE MISDRIJVEN - ONBEVOEGDVERKLARING VAN HET HOF VAN BEROEP - VERNIETIGING VAN DE BESCHIKKING EN VERWIJZING NAAR DE KAMER VAN INBESCHULDIGINGSTELLING
2° BEVOEGDHEID EN AANLEG
STRAFZAKEN - BEVOEGDHEID - VONNISGERECHT WAARBIJ DOOR AFZONDERLIJKE BESCHIKKINGEN FEITEN WAARVOOR HET WEL EN FEITEN WAARVOOR HET NIET BEVOEGD IS, AANHANGIG ZIJN GEMAAKT - ONBEVOEGDVERKLARING WEGENS SAMENHANG - ONWETTIGHEID.
3° SAMENHANG
STRAFZAKEN - AANHANGIGMAKING VAN DE ZAAK BIJ DE RECHTER - VERSCHEIDENE AKTEN VAN AANHANGIGMAKING - BEVOEGDHEID VAN DE RECHTER OM UITSPRAAK TE DOEN OVER DE FEITEN AANHANGIG GEMAAKT DOOR EEN VAN DE AKTEN - ONBEVOEGDHEID VOOR DE FEITEN VAN DE ANDERE AKTEN - GEVOLG.
4° REGELING VAN RECHTSGEBIED
STRAFZAKEN - TUSSEN ONDERZOEKS- EN VONNISGERECHTEN - VONNISGERECHT WAARBIJ DOOR AFZONDERLIJKE BESCHIKKINGEN WANBEDRIJVEN NAAR GEMEENRECHT WAARVOOR HET BEVOEGD IS, EN POLITIEKE MISDADEN EN WANBEDRIJVEN WAARVOOR HET NIET BEVOEGD IS, AANHANGIG ZIJN GEMAAKT – ARREST WAARBIJ HET VONNISGERECHT ZICH WEGENS HET BESTAAN VAN SAMENHANG ONBEVOEGD VERKLAART WAT DE WANBEDRIJVEN NAAR GEMEENRECHT BETREFT - GEDEELTELIJKE VERNIETIGING VAN HET ARREST - VERWIJZING NAAR HETZELFDE, DOCH ANDER SAMENGESTELDE HOF VAN BEROEP.
1° Wanneer de raadkamer een verdachte naar de correctionele rechtbank heeft verwezen wegens politieke misdaden en wanbedrijven en wegens daarmee samenhangende misdrijven, het hof van beroep zich bij een in kracht van gewijsde gegaan arrest onbevoegd heeft verklaard en er vooralsnog tegen de beschikking van verwijzing geen enkele voorziening openstaat, vernietigt het Hof, op het verzoek tot regeling van rechtsgebied, de beschikking van de raadkamer en verwijst het de zaak naar de kamer van inbeschuldigingstelling (1).
2° en 3° Wanneer bij een vonnisgerecht door afzonderlijke verwijzingsbeschikkingen feiten aanhangig zijn gemaakt waarvan sommige wel en andere niet tot zijn bevoegdheid behoren, kan dat gerecht zich niet wettig onbevoegd verklaren voor de gehele zaak, terwijl het zelf vaststelt dat de verschillende feiten samenhangend zijn (2).
4° Wanneer de raadkamer bij afzonderlijke beschikkingen een verdachte naar de correctionele rechtbank verwezen heeft, enerzijds, wegens wanbedrijven naar gemeenrecht, anderzijds, wegens politieke misdaden en wanbedrijven, en het hof van beroep zich op grond van samenhang onbevoegd verklaart voor het geheel, vernietigt het Hof, op een verzoek tot regeling van rechtsgebied, het arrest van het hof van beroep in zoverre het zich onbevoegd heeft verklaard voor de gemeenrechtelijke wanbedrijven en verwijst het de aldus beperkte zaak naar hetzelfde, doch anders samengestelde hof van beroep (3).
(PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL IN ZAKE LIBERT E.A.)
ARREST (vertaling)
(A.R. nr. 7032)
HET HOF; - Overwegende dat de raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, bij beschikking van 11 Juni 1985, in de zaak I met nr. 69.20.32 647/83 in de notities van het parket van de procureur des Konings te Brussel:
1° Barbier Marcel, René, Albert, zonder beroep, geboren op 4 augustus 1959 te Charleroi, wonende Parmastraat 42, te Sint-Gillis, thans wegens een andere zaak in hechtenis;
2° Libert Michel, privé-detective, geboren op 19 februari 1958 te Brussel wonende Sint-Bernardusstraat 35 te Sint-Gillis, heden naar de correctionele rechtbank heeft verwezen ter zake dat ze beiden in het gerechtelijk arrondissement Brussel en, bij samenhang, elders in België:
A. met overtreding van de artikelen 1, 2 en 3 van de wet van 29 juli 1934 waarbij de privé-milities verboden worden, welke artikelen aangevuld zijn door de wet van 4 mei 1936, een privé-militie of elke andere organisatie van particulieren waarvan het oogmerk is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen zich met dezer actie in te laten of in hun plaats op te treden hebben opgericht, hun steun eraan hebben verleend of ervan deel hebben uitgemaakt, en
B. deel hebben uitgemaakt van een vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendommen door het plegen ofwel van misdaden waarop de doodstraf of dwangarbeid gesteld is, ofwel van een andere misdaad dan die waarop doodstraf of dwangarbeid staat, ofwel van wanbedrijven;
dat de raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, bij beschikking van 11 juni 1985, in de zaak II, ingeschreven onder het nummer 25.11.1496/83 in de notities van het parket van de procureur des Konings te Brussel:
1. Libert Michel, rijksambtenaar, geboren op 19 februari 1958 te Brussel wonende Sint-Bernardusstraat 35 te Sint-Gillis;
2. Peche Jean Bernard, Baudouin, beroepsmilitair, geboren op 7 september 1952 te Brussel, wonende Raversijdestraat 46/A4, te Oostende;
3. Vanden Borre Francine, Gina, Madeleine, beroepsmilitair, geboren op 8 februari 1958 te Brussel, wonende Raversijdestraat 46/ A4, te Oostende;
4. Saucez Frederic, Ovilio, Michel, radiotelegrafist, geboren op 5 juni 1953 te Jemappes, wonende Franklinstraat 128, te Brussel;
5. Durvin, Françoise, Gilberte, Marie beroepsmilitair, geboren op 17 december 1956 te Elisabethville, wonende Callaerts Walledreef 23, te Gistel;
6. Vanden Herreweghen Philippe Andre, beroepsmilitair, geboren op 7 februari 1958 te Watermaal-Bosvoorde, wonende Steenboklaan 218 bus 29, te Sint-Lambrechts-Woluwe; en
7. De Jode Marc, René, Jozef beroepsmilitair, geboren op 16 april 1958 te Etterbeek, wonende Onderwijsstraat 46/5, te Zaventem naar de correctionele rechtbank verwezen heeft,
eerstgenoemde (Libert), de tweede (Peche), de vierde (Saucez), de vijfde (Durvin), de zesde (Vanden Herreweghe) en de zevende (De Jode) wegens het feit dat ze in het gerechtelijk arrondissement Brussel, in hun hoedanigheid van rijksambtenaar, ten deze van beroepsmilitair, door middel van hun ambtsbediening, bedrieglijk een niet nader bepaald aantal hun niet toebehorende stukken, waaronder telexberichten met een militaire inhoud, van een niet nader bepaalde waarde, hebben weggenomen ten nadele van hetzij het Ministerie van Landsverdediging, Strijdkrachten, hetzij van het Ministerie van Buitenlandse Betrekkingen, (telastlegging A), de vijfde (Durvin) wegens het feit dat ze in haar hoedanigheid van rijksambtenaar, door middel van haar ambtsbediening, bedrieglijk haar niet toebehorende aantekenboekjes, nietmachines, van een niet nader bepaalde waarde, heeft weggenomen ten nadele van de Belgische Staat, Ministerie van Landsverdediging (telastlegging B), de derde (Vanden Borre) en de vierde (Saucez), ter zake dat ze ten nadele van de Belgische Staat, Ministerie van Landsverdediging, geheel of gedeeltelijk, stukken waaronder telexberichten met een militaire inhoud, van een niet nader bepaalde waarde, alsook zaken die weggenomen, verduisterd of verkregen zijn door middel van een misdaad of een wanbedrijf, hebben geheeld (telastlegging C), eerstgenoemde (Libert), de tweede (Peche), de derde (Vanden Borre), de vierde (Saucez), de vijfde (Durvin), de zesde (Vanden Herreweghen), en de zevende (De Jode), ter zake dat ze voorwerpen, plans, geschriften, bescheiden of inlichtingen die in het belang van de verdediging van het grondgebied of van de uitwendige veiligheid van de Staat geheim moeten worden gehouden, geheel of ten dele, in origineel of in reproductie, wetens hebben overgeleverd of medegedeeld aan een persoon die onbevoegd was om die in ontvangst te nemen (overtreding van de artikelen 118 en 119 van het Strafwetboek - telastlegging D), eerstgenoemde (Libert), de tweede (Peche), de derde (Vanden Borre), de vierde (Saucez), de vijfde (Durvin), de zesde (Vanden Herreweghen) en de zevende (De Jode), ter zake dat ze met overtreding van de artikelen 1, 2 en 3 van de wet van 29 juli 1934 waarbij de privé-milities worden verboden, welke artikelen zijn aangevuld door de wet van 4 mei 1936, hun steun hebben verleend aan of deel hebben uitgemaakt van een privé-militie of van elke andere organisatie van particulieren waarvan het oogmerk is geweld te gebruiken, het leger of de politie te vervangen, zich met dezer actie in te laten of in hun plaats op te treden (telastlegging E);
Overwegende dat de Correctionele Rechtbank te Brussel, na de zaken met parketnotitienummer 69.20.32647/83 en 25.11.1496/83 wegens samenhang te hebben gevoegd, zich bij een op 23 februari 1988 op tegenspraak gewezen vonnis onbevoegd heeft verklaard om van de strafvordering kennis te nemen;
dat het Hof van Beroep te Brussel, bij het op tegenspraak gewezen arrest van 29 juni 1988, die onbevoegdverklaring heeft bevestigd op grond dat in de tweede zaak « de beklaagden Libert, Peche, Vanden Borre, Saucez, Durvin, Vanden Herreweghen en De Jode onder de telastlegging D worden vervolgd wegens overtredingen van de artikelen 118 en 119 van het Strafwetboek, welke overtredingen politieke misdrijven zijn als ze zonder winstoogmerk zijn gepleegd ( ... ) en tot de bevoegdheid van het hof van assisen behoren ( ... );
dat in het omgekeerde geval, als die misdrijven wel met winstoogmerk zijn gepleegd ( ... ), zij als misdrijven van gemeen recht worden beschouwd en, door aanneming van verzachtende omstandigheden, kunnen worden gecorrectionaliseerd;
dat bovendien de personen aan wie de in de telastlegging D opgesomde feiten worden verweten, gelet op hun hoedanigheid van militair, onder de toepassing vallen van de artikelen 15 en 16 van het Militair Strafwetboek naar luid waarvan de militairen die een van de in de artikelen 113 tot 119 van het Strafwetboek opgesomde misdrijven plegen, zich schuldig maken aan de misdaad verraad en gestraft worden met hechtenis van 5 tot 10 jaar of met opsluiting;
dat bij de hoedanigheid van militair ook nog de verzwarende omstandigheid bedoeld in artikel 123 ter van het Strafwetboek kan voorkomen;
dat in dit geval en wanneer de gewone rechtbank bevoegd is omdat het misdrijf waarover de militaire gerechten uitspraak moeten doen, samenhang vertoont met een misdrijf waarvoor de gewone rechtbanken bevoegd zijn, het misdrijf door aanneming van verzachtende omstandigheden kan worden gecorrectionaliseerd;
dat, blijkens de gegevens van het dossier en de verklaringen van de beklaagden, dezen het in de telastlegging D omschreven misdrijf alleen uit ideologische overwegingen en niet uit winstoogmerk hebben gepleegd;
dat noch de vordering tot verwijzing van 2 mei 1985 noch de beschikking van 11 juni 1985 van de raadkamer voor de telastlegging D de verzwarende omstandigheden bedoeld in de artikelen 123 ter van het Strafwetboek en 15 en 16 van het Militair Strafwetboek, noch verzachtende omstandigheden in aanmerking hebben genomen, doch uitsluitend de artikelen 118 en 119 betreffende de politieke misdrijven »;
Wat de zaak II betreft :
Overwegende dat de tegen de op 11 juni 1985 in die zaak gewezen beschikking van de raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel vooralsnog geen enkel rechtsmiddel kon worden aangewend, en dat het op 29 juni 1988 gewezen arrest van het Hof van Beroep te Brussel in kracht van gewijsde is gegaan; dat uit de tegenstrijdigheid ervan een geschil over rechtsmacht is ontstaan dat de procesgang belemmert;
dat er grond bestaat tot regeling van rechtsgebied;
Overwegende dat de in de telastlegging D vermelde feiten, naargelang de dader al dan niet onder de rechtsmacht van de militaire gerechten valt, politieke misdaden of wanbedrijven opleveren wanneer zij zonder winstoogmerk zijn gepleegd;
dat zulks ten deze het geval schijnt te zijn;
dat krachtens artikel 98 van de Grondwet die misdaden en wanbedrijven tot de bevoegdheid van het hof van assisen behoren;
dat die misdaden en wanbedrijven samenhangend blijken te zijn met de overige, in de telastleggingen vermelde misdaden en wanbedrijven;
Overwegende dat sommige beklaagden, die bij de strijdkrachten waren ingelijfd, op de dag van de hun ten laste gelegde feiten, militair in actieve dienst of met onbepaald verlof waren;
Overwegende dat in de regel de militaire gerechten eveneens bevoegd zijn om uitspraak te doen over de politieke misdaden of wanbedrijven die aan militairen ten laste worden gelegd;
Overwegende dat uit de gedingstukken weliswaar schijnt te volgen dat bepaalde ten laste gelegde feiten door sommige beklaagden zijn gepleegd in hun hoedanigheid van lid van de strijdkrachten als militair in actieve dienst of met onbepaald verlof, maar dat zulks niet het geval is voor de andere in de telastlegging opgesomde misdrijven en beklaagden;
dat krachtens. artikel 26 van de wet van 15 juni 1899, gewijzigd bij artikel 15 van de wet van 30 april 1919, de burgerlijke en niet de militaire gerechten bevoegd zijn om kennis te nemen van de gehele zaak;
Wat de zaak I betreft:
Overwegende dat op de in de telastleggingen A en B vermelde feiten correctionele straffen staan en dat die feiten door de op 11 juni 1985 in die zaak gewezen beschikking van de raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel wettig voor het vonnisgerecht zijn gebracht;
Overwegende dat het hof van beroep, na te hebben vastgesteld dat de feiten bedoeld in de in zaak II gewezen beschikking van de raadkamer niet wettig bij het vonnisgerecht aanhangig was gemaakt, niet, met bevestiging van het beroepen vonnis, kon vaststellen dat die feiten samenhangend waren met de feiten bedoeld in de in zaak I gewezen beschikking van de raadkamer;
Om die redenen, beslissende tot regeling van rechtsgebied, vernietigt de beschikking van de raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, die op 11 juni 1985 werd gewezen in zaak II met nr. 25.11.1496/83 in de notities van het parket van de procureur des Konings te Brussel;
vernietigt het op 29 juni 1988 door het Hof van Beroep te Brussel gewezen arrest in zoverre het, met bevestiging van het beroepen vonnis, het vonnisgerecht onbevoegd verklaart om uitspraak te doen in zaak I met nr. 69.20.32647/83 in de notities van het parket van de procureur des Konings te Brussel;
beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van de vernietigde beslissingen wat hen betreft;
verwijst de zaak II nr. 25.11.1496/83 naar de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Brussel en de zaak I nr. 69.20.32647/83 naar het Hof van Beroep te Brussel, anders samengesteld.
________________________________________________________________________________________________________
21 september 1988 – 2e kamer – Voorzitter en verslaggever: de h. Stranard, afdelingsvoorzitter Gelijkluidende conclusie van de h. Janssens de Bisthoven, advocaat-generaal.
(1) Cass., 29 nov. 1983, A.R. nr. 8115 (A.C, 1983-84, nr. 171).
(2) en (3) Cass., 5 dec. 1979 (A.C., 1979-80 nr. 224); 9 Jan. 1980 (ibid., 1979-80, nr. 279) en de noot get. R.A.-D.; 8 feb. 1984, A.R. nr. 3412 (Ibid., 1983-84, nr. 310).
Bron: Belgisch Staatsblad | Arresten van het Hof van Cassatie - Gerechtelijk jaar 1988-1989 – Deel I