Vrij vertaald uit het Duits:
De vrienden van "Target 21" (oorspronkelijke titel: Die Kumpels von "Target 21")
(...) Noël Gilissen, 54, genaamd "Niko", een Belg met huurlingenervaring in Congo, werd begin jaren 80 een medewerker van Reyniers, een soort lijfwacht. Daarvoor, van 1976 tot 1980, was Gilissen een undercoveragent van het Bundeskriminalamt (BKA) in Wiesbaden geweest, tot Duitse aanklagers hem op de zwarte lijst plaatsten omdat hij zijn politieconnectie voor criminele uitspattingen misbruikt zou hebben.
De Duitse autoriteiten probeerden Gilissen lange tijd tevergeefs te pakken te krijgen. Telkens weer hield Mauss-vriend Reyniers zijn undercoveragent buiten de greep van de Duitse autoriteiten, voorzag hem van onderduikadressen en ontkende dat hij in België verbleef.
Reyniers maakte het mogelijk dat de door het BKA gezochte man wapens van groot kaliber kon bezitten. Gilissen was ook lid van de private schietclub "Target 21", waarin een kliek van militairen, politieagenten, zakenmannen, extreem-rechtse politici en een openbare aanklager voor hun plezier met pistolen en machinegeweren schoot.
Uit een geheim rapport waarover de Belgische speurders beschikken, blijkt dat de politieagent 'meer dan alleen een professionele relatie' had met zijn criminele beschermeling. Nu onderzoeken de Belgen of hun ooit meest gerenommeerde politieagent ook in zijn eigen belang handelde: Gilissen zou belastingsfraude gepleegd hebben en nog andere louche zaken uitgehaald hebben.
Gilissen was onder meer mede-eigenaar van het bordeel "Orchidée", dat langs de autoroute Aken-Brussel lag en na een huiszoeking werd gesloten, en dat gebruikt werd, zo vermoeden de Belgische speurders, om zwart geld wit te wassen. Zijn partner in het bordeel was de de voormalige Kripo-commissaris Hans-Georg Haupt, 61, de voormalige runner van Mauss bij het BKA.
Bron: Der Spiegel | 7 juni 1992
Rode Rozen (oorspronkelijke titel: Rote Rosen)
De dood van de echtgenote van een rechercheur levert raadsel na raadsel op – ongeluk, zelfdoding of moord?
Aan het werk waren een boef en een politieagent. Eerst zwaaide Noel ("Niko") Gilisen aan de Kiedricherstraat 1 in Wiesbaden over de rand van een zolderraam op de vierde verdieping en liet zich op het balkon eronder zakken. Daarna verscheen Hans-Georg Haupt, 52, hoofdinspecteur van het Bundeskriminalamt (BKA), bij het zolderraam en overhandigde zijn partner een huishoudladder en een hamer. Buurvrouw Rita Müller op de derde verdieping links gaf goede raad over hoe je het bovenraam in de keuken het beste kapot kon maken. Het leidde naar het appartement van BKA-officier Haupt in de wijk Rheingau in Wiesbaden.
Gilisen stapte naar binnen en opende de deur van het appartement van binnenuit. Haupt leidde vervolgens de buurvrouw Müller de gang van zijn appartement in; er werden getuigen opgeroepen.
Want tijdens een rondgang door het appartement stootte het trio op een dode persoon: Anna-Elisabeth ("Anneliese") Haupt, de vrouw van de hoofdinspecteur, hurkte roerloos in de slaapkamer - geknield in haar nachtjapon naast het bed, haar bovenlichaam op het bedlaken.
Een ongeluk of zelfmoord - dat bleef destijds, op 18 februari 1981, een open vraag. Nu, bijna twee jaar later, denkt openbaar aanklager Hans-Joachim Gotthardt van Wiesbaden ook dat er een derde variant mogelijk is: "Het had de perfecte moord kunnen zijn."
De zoektocht naar de moordenaar, als het om moord ging, is een neveneffect van een politieschandaal dat eind oktober de regionale rechtbank in Duisburg in beslag nam en dat daar vanaf 19 januari 1983, nadat het proces vanwege de ziekte van een rechter was mislukt; opnieuw zal worden geopend.
De voormalig hoofdinspecteur Haupt, die ooit als undercoveragent voor de BKA werkte, wordt beschuldigd van vertrouwensbreuk, fraude en omkoping. Hij heeft al toegegeven dat hij tijdens zijn baan in het gokmilieu in handen is gevallen van een maffia-achtige bende: hij zorgde ervoor dat de afpersing van beschermingsgeld van gokclubeigenaren soepel verliep; bij razzia’s lichtte Haupt tijdig het milieu in (SPIEGEL 41/1982).
De hoofdkassier van de groep bij de gokclubs was 'Niko' Gilisen, Haupts verbindingsman met de onderwereld en een vertrouweling in delicate onderzoeksopdrachten voor de BKA, en zelf ooit een contactpersoon voor de CIA, BND en Interpol. Hun partnerschap bij het oplossen van drugs-, valsgeld- of wapenmisdaden werkte in het belang van het Bundeskriminalamt, totdat undercoveragent "Niko" erin slaagde de rollen om te draaien en de BKA-officier te gebruiken voor de belangen van de onderwereld. Toen hij voor het eerst geld had aangenomen, zei Haupt later in een bekentenis, ‘had Gilisen mij volledig in zijn macht; vanwege mijn betrokkenheid kon ik niet meer terug.’
Gilisen wist ook dat Anneliese Haupt, de vrouw van de politieagent, blijkbaar op de hoogte was van dit handeltje. Volgens de bevindingen van de onderzoekers zou ze af en toe hebben gedreigd "alles aan het licht te laten komen" en herhaaldelijk bedragen tot 25.000 mark van haar man hebben geïnd toen ze al apart woonde met een vriend in Ingolstadt.
De geplande scheiding werd echter herhaaldelijk uitgesteld. De Haupts hadden afgesproken om elkaar op 17 februari 1981 in hun gedeelde appartement in Wiesbaden te ontmoeten voor een ‘grondig gesprek’.
Anneliese Haupt reisde vanuit Ingolstadt; haar man Hans-Georg en zijn assistent “Niko” haalden haar op van het treinstation. Ze was verrast toen ze veertig rode rozen vond om haar in het appartement te verwelkomen. De twee mannen namen al snel afscheid en zeiden dat ze elkaar de volgende dag zouden ontmoeten voor de lunch.
Gedurende deze tijd had Anneliese Haupt een telefoongesprek met haar moeder afgesproken. Er kwam ook een telefoontje binnen, alleen was het de schoonzoon aan de lijn: “Mama, mama, Anneliese is dood.”
Hans-Georg Haupt en Gilisen hadden buurvrouw Müller er intussen op gewezen dat er meerdere lege wijnflessen lagen en dat het medicijnkastje open stond. Een spoedarts die aanvankelijk een reanimatiepoging deed, schreef ‘doodsoorzaak: onbekend’ op de overlijdensakte. Twee politieagenten die werden gebeld, wisten niet goed wat ze moesten doen.
Toen er eindelijk een rechercheur bij het appartement verscheen, lichtten Haupt en Gilisen de collega in over de omstandigheden van de ontdekking. Haupt sprak van een ‘ongeluk’ en zijn collega van de politie van Wiesbaden accepteerde die versie.
Het lakse onderzoek op de plaats delict werd pas opgemerkt door de Speciale Commissie van Düsseldorf, die zes maanden later de dossiers van Wiesbaden bestudeerde in het kader van het onderzoek naar het omkopingsproces. Belangrijke getuigen waren niet ondervraagd en er had voor Haupt en Gilisen geen alibicontrole plaatsgevonden. Er was geen autopsie bevolen en er was ook niet vastgesteld welk medicijn in het medicijnkastje ontbrak.
Toen de officier van justitie een jaar na de begrafenis opdracht gaf tot de opgraving, werden medicijnresten in de maaginhoud aangetroffen. Ze kwamen slechts gedeeltelijk overeen met de soorten en tubes tabletten die uit het appartement in beslag waren genomen.
Voor de onderzoekers die nu licht op de zaak proberen te werpen, rijzen er een groot aantal lastige vragen. Waarom nam Haupt een ervaren professional van de geheime dienst mee (die ‘momenteel niet beschikbaar’ is voor het Openbaar Ministerie) voor een zeer privaat gesprek met zijn vrouw? Waarom gingen ze samen na een kort verblijf in het appartement op zogenaamde ‘Kripo-missie’, waarvan het BKA niets weet en waarover geen aantekeningen bestaan in de onkostenverklaring van Haupt?
Ernstige tegenstrijdigheden moeten worden opgehelderd - aan de ene kant verklaarde Haupt dat zijn vrouw om 20.30 uur op de avond van het overlijden 'griezelig onduidelijk' had gesproken in een telefoongesprek met hem, terwijl ze aan de andere kant een ‘volledig nuchtere indruk’ op haar moeder had gemaakt in een avondlijk telefoongesprek. Het zou belangrijk zijn om duidelijkheid te scheppen over welk type deurslot zich op 18 februari 1981 in de gangdeur van het hoofdappartement bevond.
Kort voor de evenwichtsoefening over het balkon hadden Haupt en Gilisen tegenover hun buurman Müller gedaan alsof ze het appartement niet binnen konden komen omdat 'de sleutel aan de binnenkant ligt'. Maar de politie ontdekte dat Haupt een paar maanden eerder een veiligheidsdeur met gepantserd glas had laten installeren - mogelijk met een nieuwe slotcilinder die aan beide kanten kan worden afgesloten, zelfs als er een sleutel aan de andere kant zit.
De officier van justitie Gotthardt uit Wiesbaden liet de deur pas afgelopen winter onderzoeken, toen naar aanleiding van het onderzoek in Düsseldorf nieuwe vermoedens ontstonden - er werd een ouder slot ontdekt dat slechts aan één kant kan worden afgesloten. ‘Was dat’, vraagt de aanklager zich af, ‘het oude slot van de oude deur die daar stond op de dag van het misdrijf? Was het een derde slot? Was het het oude slot dat later opnieuw werd geïnstalleerd om de onderzoekers te misleiden?’
De recherche van Wiesbaden had direct na de dood van Anneliese Haupt duidelijkheid kunnen verschaffen als zij bijvoorbeeld de sleutelhanger van Haupt in beslag had genomen nadat het lichaam was gevonden. In hun analyse van de inconsistenties stelden de onderzoekers van de Staatsrecherche van Düsseldorf later de vraag waarom Haupt eigenlijk 'strikt tegen het inschakelen van een slotenmaker' was.
Hoewel de onderzoekers over al deze punten slechts vaag kunnen speculeren, denken ze dat ze iets dichter bij een mogelijk motief voor de misdaad zitten: in een bankkluis bewaarde Anneliese Haupt naast pornografische foto's, waarop haar man te zien is met prostituees, enkele afsprakenkalenders van de BKA-man.
Er wordt nu onderzocht of de vondsten verdere informatie verschaffen over Haupts connecties met de onderwereld. De onderzoekers gaan ervan uit dat de dode vrouw ‘belangrijke bewijsstukken’ heeft gezien in de kalenders waarmee ze haar man en mogelijk ook Gilisen heeft gechanteerd.
Aanklager Gotthardt: "We hebben veel bewijs van een daad, maar we kunnen de daad nog niet bewijzen."
Bron: Der Spiegel | 14 november 1982
Uit het proces Reyniers bleek wel dat Dossogne, Van Dijcke en Gilissen informanten waren van het trio Reyniers-Marnette-Zimmer. Nochtans stond Gilissen sinds 1987 op de zwarte lijst van informanten die niet meer mogen gebruikt worden. Zimmer werd trouwens op 25 januari 1995 tijdens het proces Gilissen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden met uitstel voor schending van het beroepsgeheim.
Bron: De namen uit de doofpot | Stef Janssens
André Rogge: "Marnette en Zimmer waren helemaal weggezakt in het Brusselse prostitutiemilieu. Ze werkten er samen met de prostituees en de seksleveranciers. Dat waren hun vrienden. Hun belangrijkste informanten zaten allemaal in de prostitutie. Noël Gillissen was eigenaar van twee bordelen: L'Orchidée en de Castle Dream. Georges Vandycke was eigenaar van het Brusselse bordeel L'Escalier.
Sonia Camps was een hoerenmadam die uit het milieu van legendarische call girl-koninginnen als Lydia Montaricourt en Fortunato Israël kwam en in Brussel een net beheerde waarin prostituees en jonge schoolmeisjes zaten. Waar heeft Reyniers destijds zijn promotie gevierd? Bij Camps thuis. Daar waren Zimmer, Marnette en Reyniers aanwezig met de pooiers Vandycke en Gilissen. Dat was de vriendenkring. Er zijn zelfs foto's gemaakt, die nu bij het Brusselse gerecht liggen."
Bron: Humo | 4 maart 1997