In memoriam Raf Sauviller (7 oktober 1955 - 16 juli 2018)
Begin deze week overleed Humo-journalist Raf Sauviller, amper 62. Hij was al een tijd ziek. Op 1 januari 1993 haalde Guy Mortier Sauviller naar Humo, waar hij een kwarteeuw lang, met enkele onderbrekingen, spraakmakende onderzoeksjournalistiek zou leveren. Hij maakte naam met opzienbarende coverstukken, legde criminele netwerken bloot, dwong machthebbers op de knieën.
Een kleine week voor zijn dood genoot hij nog een laatste triomf: Sahid F., die zichzelf herkende in Sauvillers ‘Borgerokko Maffia’ en had geëist dat het boek uit de handel zou worden genomen, werd door de rechtbank van eerste aanleg in Gent in het ongelijk gesteld. Eens te meer had Raf Sauviller simpelweg de waarheid aan zijn kant. Humo zal hem missen, vier compagnons de route zorgen voor een waardig saluut.
GUY MORTIER
Bladerend door de Humo-jaargangen ’93 tot ’97 komt het allemaal terug, met een extra weemoedige laag, nu we weten van Rafs plotse overlijden. De cover ter aankondiging van zijn eerste, er meteen inhakkende Humo-serie ‘In het hol van de hormonenmaffia’, samen met zijn vaste kompaan Danny Ilegems (11 februari ’93). Twee maanden later: ‘Dossier: De maffia in België’, voor het eerst wordt de greep van de maffia op het land in detail blootgelegd. Vijf maanden later: ‘Drugs: de lawine’, hoe komt de rotzooi zo gemakkelijk België binnenrollen en wie zijn de zetbazen? Nog hetzelfde jaar: het keiharde ‘Dossier Vrouwenhandel’.
Onderzoeksjournalistiek van verpletterend niveau. In Humo, week na week. Eindelijk.
‘Raf & Danny’ wordt algauw een begrip. In kringen waar jarenlang rustig werd geslapen, wordt steeds vaker al eens gewoeld. In april ’94 start ‘Dossier Partijfinanciering’. Na jarenlang werk in de veilige luwte als oppermachtig partijsecretaris van de CVP, daarna minister van Defensie, krijgt Leo Delcroix een onprettig uitvergrotende loep op zich gelegd die hem niet meer zal verlaten. Begin december ’94. Raf belt me ’s nachts vanuit Bormes-les-Mimosas om te zeggen dat hij heeft uitgevogeld in welk afgesloten domein de villa zich bevindt waarvan Leo Delcroix bij hoog en laag beweert dat hij ze níét heeft, en dat hij een ideetje heeft hoe hij binnen kan geraken. Een week later staan de foto’s in Humo, het verhaal van ‘de postbodes’ volgt. ‘Waarom loog de minister? De affaire Delcroix’. De man wordt gedwongen ontslag te nemen als minister van Defensie.
Ik blader verder. Serie na serie, cover na cover. Begin ’95: ‘Hormonen: de vetmestmaffia’. Mei ’95: ‘Russische roulette, Antwerpen onder de maffia’, de macht van de Russische maffia in de Antwerpse onderwereld wordt voor het eerst concreet. Er worden namen genoemd. September ’95: ‘De drugshandel van A tot Z’. Begin ’96: ‘De hormonenmaffia nu’, een weinig verheffende update.
De Bende Haemers komt in zicht, en haar vele vertakkingen. BOB-adjunct Willy Van Mechelen, drugstrafikant, wordt ontmaskerd. Paukenslag: Raf & Danny krijgen de beruchte geheime Atoma-schriftjes van Delcroix in handen. ‘De vuile handen van de CVP’, al weer een ophefmakende serie. En het gaat, onvermoeibaar, maar door.
Tot het stopte.
Ik sla de Humo-jaarboeken toe, en tik met twee vingers tegen de rand van mijn denkbeeldige hoed.
Respect, Raf. Doodjammer. En bedankt voor alles.
DANNY ILEGEMS
De schrik van de corrupte en criminele natie is niet meer. De onvermoeibare belager van foute reputaties, bedrieglijke constructies en occulte systemen is zijn stem kwijt. Dat is een groot verlies voor de vaderlandse journalistiek, en een onnoemelijk verdriet voor zijn familie en vrienden.
Iedereen is vervangbaar, maar Raf niet.
Want achter zijn met enige zorg onderhouden imago van ruwe bolster, eeuwige provocateur en bijtende satiricus verschool zich een timide, zelfs wat verlegen jongetje, een goede vriend, een verrassend romantische minnaar en een moedige strijdmakker, met wie je altijd onontgonnen terrein betrad en memorabele, vaak hilarische avonturen beleefde. Bij Raf was alles tot op het bot, of het was niet.
Raf was véél, maar één ding was hij niet: cynisch. De verontwaardiging waarop zijn journalistieke motor draaide, was soms vermoeiend voor ons, gewone stervelingen die zoveel onzuiverder in de leer waren, maar altijd echt, en negen keer op tien ook volkomen terecht.
Hij was al een jaar ongeneeslijk ziek. Maar hij viel dus nog liever dood dan het toe te geven, laat staan het aan meer dan een uiterst select kringetje intimi te vertellen. Pathetiek was niets voor hem, en voor het eerst in zijn leven verging hij van de schrik.
Dat een man die nog zo vol levenslust en levensdrift zat, zo ontijdig uit al de levens rond hem wordt weggerukt, uitgerekend op een moment dat hij met Katia aan zijn zeventiende leven begon, is oneerlijk. Een bewijs dat God een verdomd slechte dj is. Leve Raf.
JÖRGEN OOSTERWAAL
Raf Sauviller was een uitzonderlijk journalist en een dwarse denker. Recht door zee. Hard voor onrecht.
De voorbije decennia heeft hij tal van onvergetelijke en spraakmakende dossiers voor Humo gemaakt. Over de meest uiteenlopende onderwerpen: de Bende van Nijvel, de Atoma-schriftjes van Leo Delcroix, de Italiaanse maffia, de Russische maffia, de vertakkingen van de extreme islam, en recent nog, de wanpraktijken in de internationale transportsector.
Raf was een pitbull, door niks of niemand te stoppen. Zelfs niet door de duurste advocaten. Een man uit één stuk. Maar bovenal een uit- muntende onderzoeksjournalist en een fijne collega die Humo heel hard zal missen.
HILDE GEENS
Eind vorig jaar, in volle Bonkoffsky-periode, liet Robert Beijer weten dat hij wilde praten. Ik had geen zin om een hoofdverdachte in de Bende van Nijvel-zaak zomaar zijn ei te laten leggen, maar het bericht was gericht aan ‘jullie’ en dus belde ik Raf. Hij was ontdaan: ‘Hilde! Een moor- denaar!’ Nu was ík verbaasd. Hij had toch zelf interviews gedaan met de kompaan van Beijer, Madani Bouhouche, én met Patrick Haemers – bewezen moordenaars, terwijl Beijer voor heling en slagen en verwondingen veroordeeld werd, niet voor moord. Raf herkende zichzelf niet meer, zei hij. Hij was ziek en verbijsterd over wat hem overkwam. ‘Ik eet chocolat!’ meldde hij in zijn Kempisch. Hij haatte chocolade.
We kenden elkaar vijftien jaar, toen Humo ons voor een half dozijn interviews naar het zuiden van Frankrijk stuurde. Ik zal de Raf van toen nooit vergeten.
Raf, de estheet. Het regende pijpenstelen, maar in het wagenpark koos hij de enige huurauto die karakter had, een Méhari. Raf was zot van schoonheid.
Raf, de uilenspiegel. Vlak voor we in Nice binnenstapten bij de boekhouder van Superclub zei Raf: ‘Ik vergat je te zeggen dat hij een toupetje draagt.’ De man kwam ons tegemoet met uitgestoken hand: ‘Ik hoop dat mijn nieuwe toupetje u meer bevalt, meneer Soviljee?’ Ik kreeg de slappe lach, de boekhouder keek woedend en negeerde me toen ik het hele gesprek maar niet bijkwam. Raf was bijzonder in zijn schik.
Raf, de chaoot. Heel vroeg, de ochtend nadien, ging de telefoon. Raf, gealarmeerd: ‘We moeten vluchten.’ Ik pakte mijn spullen en we stoven naar buiten. Pas toen we veilig in een ander hotel waren, wilde hij kwijt wat er gebeurd was. Hij was op zijn dossiers in slaap gevallen, en daarbij was zijn zwarte viltstift over het hele beddengoed uitgesmeerd geraakt.
Raf, de doorzetter. In de Méhari reden we in de plenzende regen naar een totaal verlaten restaurant zo groot als een luchthavenhal om de vader van Patrick Haemers [Achille Haemers] te interviewen. Het werd, voor mij, het langste interview ooit: vierentwintig uur, non-stop de klok rond. We konden het niet over ons hart krijgen om het af te breken omdat we hoopten dat hij zou vertellen over zijn relatie met de slager-premier Paul Vanden Boeynants. Maar dat gebeurde niet.
Raf, de optimist en lekkerbek. ‘Maar,’ zei hij na afloop, ‘we hebben in elk geval lekker gegeten.’ En dat was waar: de chef van het huis, een vriend van vader Haemers, had ons doorlopend verse vis, schaaldieren en andere heerlijkheden toegeschoven.
Raf, de interviewer. In de Midi vertelde José Mendez waarom hij zijn geliefde broer Tonio, een vermoorde wapenhandelaar, ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij de voorbereidingen van de Bende van Nijvel. Raf kon interviewen op een manier die je de adem afsneed. Hij benaderde zijn onderwerp met open vragen en een professionele argeloosheid die ontwapende, en begon dan steeds preciezere vragen stellen tot hij beet had. De mensen die hij interviewde, hadden geen idee wat hij over hen dacht. Bendeverdachte Leopold Van Esbroeck zei het me zo: ‘Jij bent erger dan een flik, maar Raf? Raf est un sympa.’
Raf, de zorgzame. Toen ik in Marseille in een restaurant van mijn stokje ging, pakte Raf mijn inzinking rustig en bezorgd aan. Tot we samen naar het hotel konden wandelen. Voor Van Esbroeck was Raf un sympa, voor mij was hij mijn maatje.
Bron: Humo | 20 juli 2018
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
twitter |
YouTube