Topic: Staatsgreep 1960
Op 30 juni 1960 werd Congo onafhankelijk. Na die onafhankelijkheid volgde een lange periode van onrust, ook wel de Congocrisis (juni 1960 - november 1966) genoemd. Langs Belgische kant draaide dit conflict vooral rond invloed en macht binnen de Congolese politiek en toegang tot de rijkdommen van het land, en dan vooral in de provincie Katanga.
In augustus 1960 waren er in België bepaalde krachten aan het werk die het beleid van de toenmalige regering-Eyskens ontoereikend vonden en deze regering op ondemocratische manier wilden vervangen door een "zakenkabinet" en de toenmalige koning een sterkere rol wilden geven.
Uit het boek 'De moord op Lumumba' Ludo de Witte haal ik een aantal passages die moeten aantonen hoe dit netwerk in elkaar zat en wat het doel van dit netwerk was. Dit verhaal speelt zich natuurlijk lange tijd voor de Bende van Nijvel en de Jaren van Lood af maar het lijkt me toch relevant om dit te delen.
(...) Laken vormde het knooppunt van een financieel-economisch web, dat het hof en de Belgische elite met elkaar verbond rond de verdediging van de koloniale portefeuille. Dat hoeft niet te verbazen, want de geschiedenis van België, de dynastie, de Société Générale en Belgisch Congo zijn nauw met elkaar verstrengeld. Ten tijde van de Congocrisis zag dat web er als volgt uit.
Gobert d'Aspremont Lynden is de groot-maarschalk van het hof. Hij is de commissaris van de Generale Maatschappij en beheerder van de Compagnie Maritime Belge en van de Compagnie du Katanga. Samen met ere-grootmaarschalk prins Amaury de Mérode vertegenwoordigt hij het koningshuis in het college van twaalf commissarissen, het hoogste orgaan van de Generale. Goberts neef Harold leidt de Belgische Technische Missie in Katanga, en wordt nadien minister van Afrikaanse Zaken. Graaf Robert Capelle, ex-secretaris van Leopold III, en Jean-Pierre Paulus, de vroegere adjunct-kabinetschef van Boudewijn, cumuleren beheersmandaten van de Union Minière en verschillende andere koloniale ondernemingen. Vice-premier Lilar is de oud-voorzitter van Titan Anversois et des Ateliers de Léopoldville. De kamervoorzitter, baron Kronacker, en de ministers Scheyven, Wigny en de Vleeschauwer zijn beheerders van een hele reeks koloniale bedrijven.
Deze opsomming is slechts het spectaculaire topje van de ijsberg. De politieke conclusie is onontkoombaar: de politieke klasse, inclusief het hof, had een rechtstreeks en groot materieel belang bij de afwikkeling van de Congocrisis.
Het paleis zelf had veel te verliezen, maar ook andere krachten duwden het hof als providentiële redder uit de Congo-crisis naar voren: bepaalde conservatief-katholieke milieus, de koloniale trusts en het officierskader van de Force Publique met uitlopers naar bepaalde legerkringen. In de hoogtijdagen van de Congocrisis, toen de politieke klasse in haar verantwoordelijk werd gesteld, radicaliseerde de traditionele politiek snel. De roep om een krachtige hand werd in kranten als La Libre Belgique en Le Soir ondersteund met pleidooien voor een autoritaire inkleuring van het politieke bestel. Het publiek werd opgeroepen om de nationale vernedering en de schaamte van Belg te zijn te overwinnen en om de trouw aan de koning te versterken. In invloedrijke kringen begon men de vervanging van de regering-Eyskens door een zakenkabinet te overwegen.
(...) Eind oktober 1961 was kolonel Vandewalle Belgisch zaakgelastigde in Katanga geworden. Hij ontving er een brief van de rector van de Luikse universiteit Dubuisson. De rector speelde achter de schermen een invloedrijke rol in het Katangagebied via wat hij 'het actiecomité' noemde. Dubuisson was in augustus 1960, toen de Belgische heersende klasse aanstuurde op een autoritaire inkleuring van het bestel, een van Boudewijns favoriete kandidaat-leden voor een zakenkabinet, dat de politiek gehavende regering-Eyskens moest vervangen.
(...) In augustus 1960 eiste de Belgische heersende klasse een krachtige hand aan het regeringsroer, om de Congocrisis te kunnen aanpakken en ook om een radicaal soberheidsprogramma te kunnen doordrukken.
(...) Boudewijn eist de vervanging van de politiek gehavende regering-Eyskens door een zakenkabinet. In Boudewijns gedroomde kabinet zaten onder meer Dubuisson, rector van de universiteit van Luik; Van Zeeland en Ganshof van der Meersch, die het Belgische Congobeleid ontoereikend vonden; de secretaris-generaal van de NAVO, P-H Spaak; en Maurits Naessens, topman van de Banque de Paris et de Pays-Bas. De regering Eyskens weigerde echter goedschiks op te stappen, en op 10 augustus, tijdens een dramatische ontmoeting op het paleis, liet Eyskens Boudewijn weten dat hij weigerde om zelf zijn ontslag te geven - waarop Boudewijn inbond. De belaagde premier ging wel over tot een herschikking van zijn regering. De nieuwe regering probeerde aan de patronale verzuchtingen tegemoet te komen. Gewapend met een zwaar soberheidsprogramma, opgenomen in de Eenheidswet, stevende de regering af op de vuurproef van de algemene staking van de winter van 1960-1961.
Bron: De moord op Lumumba | Ludo de Witte