Ter informatie en op zijn verzoek is hier de volledige brief die de heer Ramaël naar het federaal parket heeft gestuurd. Het gaat mij er niet om hier de minste politieke of communautaire controverse aan te wakkeren, noch om eindeloze discussies over de bevoegdheden van de verschillende partijen opnieuw op gang te brengen, maar om de onwil van de gerechtelijke autoriteiten te benadrukken om een onderzoek dat meer dan veertig jaar heeft geduurd tot een goed einde te brengen.
"Zwijgen kan niet meer" (Walter De Smedt in 'Het land van onbestrafte misdaden')
Vertaling van het schrijven dd 10/12/2024 aan de Federale Procureur:
Geachte Mevrouw de Federale Procureur,
Ik schrijf u als hoofd van het Belgische federale parket en ik beschouw deze brief niet als een processtuk, ook al stuur ik uit beleefdheid een kopie naar de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling van BERGEN.
Ik zeg u, maar dit zou mijn schrijven aan u niet hebben gerechtvaardigd, dat ik tijdens de zitting het begrip juridische tweetaligheid heb ontdekt door op te merken dat mevrouw Marianne CAPPELLE vergezeld was door een andere magistraat van uw Parket, een Franstalige.
Ik ben niet van plan juridische vragen te stellen over dit aspect, ook al heb ik, in een vorm van parallellisme in mijn gedachten, duidelijk begrepen dat ze mij uit het dossier probeerden te verwijderen: persoonlijk probeer ik niemand te verwijderen, maar een bijdrage te leveren aan het werk van Justitie, zonder bijbedoelingen.
Tijdens de zitting van 09/12/2024 heeft de heer voorzitter van de Kamer van Inbeschuldigingstelling van MONS mij op beperkte basis ondervraagd over het feit dat ik in een vorig beroepsleven onderzoeksrechter was geweest in Avesnes-sur-Helpe en over het feit dat ik gevat was voor in Frankrijk gepleegde feiten die nu deel uitmaken van dossier 90/26 van Charleroi.
Ik stelde vast dat mevrouw Marianne CAPPELLE zich op dat moment realiseerde dat ik als onderzoeksrechter ooit gevat was, feit dat ik nooit verborgen heb, noch in de pers, noch tijdens een interview aan Sud-Radio op 27/07/2024.
Aan de andere kant ben ik verbaasd dat dit element haar ontgaan is in een dossier waarvan de eindvordering tegen het einde van het jaar klaar zou zijn, zo meldde ze tijdens de “informatiesessie” van de burgerlijke partijen georganiseerd op 28/06/2024.
Dit was uiteraard in tegenspraak met het feit dat aan de burgerlijke partijen werd aangegeven dat al hun verzoeken om bijkomend onderzoek zouden worden onderzocht, en het leek meer op een verspreking. Dit alles is perfect verifieerbaar aangezien de hele bijeenkomst werd gefilmd, op initiatief van justitie. Tijdens de zitting van gisteren heb ik de mondelinge uitleg van uw openbaar ministerie niet begrepen over het obstakel dat mijn vroegere functie van onderzoeksrechter, die gevat was in een zaak tegen X en die nog niet was opgehelderd, zou vormen in een onderzoek waarbij mijn actie beperkt was tot het vragen, per rogatoire commissie, aan de gerechtelijke politie van LILLE om een onderzoek in te stellen.
- Niets in mijn deontologie als magistraat vormt een oorzaak van belemmering.
- Niets in mijn deontologie als advocaat vormt een oorzaak van belemmering of een belangenconflict.
De vergelijking die wordt gemaakt met het beginsel van scheiding van de functies van vervolging, onderzoek en vonnis is niet relevant omdat deze regel alleen betrekking heeft op magistraten tijdens hun loopbaan.
Het feit dat ik voorheen, onder het geheim van het onderzoek, kennis zou hebben gehad van het dossier van Avesnes-sur-Helpe weerstaat ook niet de analyse: het is dit dossier dat overgemaakt is naar België en er deel uitmaakt van een lopende procedure en als advocaat ben ik gebonden door hetzelfde geheim van het onderzoek. Ik heb dan ook geen “voordeel” ten opzichte van wie dan ook en ben gebonden aan dezelfde verplichtingen als alle partijen.
Ik begrijp, mevrouw de federale procureur, dat ik een beslissing om het onderzoek af te sluiten, die in de hoofden van velen al is genomen, verstoor.
Het parket houdt zich aan het principe van is één en ondeelbaar. De balie houdt zich aan dat van solidariteit, wat zou betekenen dat ik onmiddellijk zou worden vervangen door een collega die uiteraard tot dezelfde conclusies zou komen.
Aan de andere kant – en dit is het belangrijkste onderwerp van mijn brief – dank ik u de magistraat die aan u rapporteert en die dit dossier volgt, te willen herinneren aan de regels van tegensprekelijkheid:
- De afwezigheid van een vordering, naar aanleiding van mijn verzoek om bijkomende onderzoeksdaden, waardoor de onderzoeksrechter het standpunt van het openbaar ministerie werd ontnomen en haar daardoor werd verhinderd te reageren op mogelijke relevante argumenten.
- De vordering die in hoger beroep werd overgemaakt, drie dagen vóór de zitting daar waar het beroep vier maanden eerder was aangetekend.
Ik eindig met een reflectie, ontleend aan mijn ervaring als magistraat, waarvoor ik vandaag bekritiseerd ben: ik heb nog nooit een parketmagistraat gehoord, wanneer de voorzitter van een rechtbank een zaak uitstelt naar een zitting om 9.00 uur, uitleggen dat dit hem verplicht om gelet op de afstand om 6.00 uur op te staan, en hij zou de zaak liefst gesteld zien later op de ochtend.
Gelieve te aanvaarden, mevrouw de federale procureur, de verzekering van mijn oprechte hoogachting.
Patrick RAMAËL (ondertekend)
Kopie aan de heer Voorzitter van de Kamer van Inbeschuldigingstelling van BERGEN
Persoonlijk heb ik geen commentaar op de vorm of inhoud van deze brief, maar ik ben ervan overtuigd dat de onderzoekstaken die hadden moeten worden gevraagd, het meest relevant waren voor het Franse spoor van J-P Adam.