Topic: Sint-Genesius-Rode: 9 Oktober 1980
De moord op een diamantair
Léon De Staerke is de oudere broer van Philippe De Staerke. Hij werd in 1937 geboren in Lot, Beersel. Hij had zich gevestigd als 'antiquair' in Sint-Pieters-Leeuw, in de Bezemstraat. In 1973 werd hij tot 10 maanden veroordeeld wegens zware diefstal, in 1978 nogmaals tot 6 maanden wegens gelijkaardige feiten. Daar voorafgaand werd hij verdacht van moord op zijn bijzit, Michelle D.. Die zaak werd echter nooit bewezen. In 1980 werd hij in voorhechtenis genomen in verband met een driedubbele moord in Sint-Genesius-Rode. Een rare geschiedenis.
Op 9 oktober 1980 werd juwelier Valère Valcke vermoord in zijn woning in Sint-Genesius-Rode, Chaussée de l'Espinette. Valcke haalde geld, diamanten en juwelen op bij particulieren, bewaarde die in zijn kluis en leverde die dan op de zwarte markt. Die dag werd hij echter thuis opgewacht door twee mannen. Zij schoten Valcke twee kogels in de rug, openden de brandkast en ontvreemdden de hele collectie. Enkele dagen na de moord werd brand gesticht bij Valcke.
Zijn jongere broer Philippe staat bij de politie van Brussel geboekt als dader van een reeks inbraken. Op het moment van de moord op Valcke zit hij in de gevangenis. Philippe steekt het niet onder stoelen of banken dat Valcke tot zijn kennissenkring behoort. In het hele onderzoek wordt hij maar één enkele keer verhoord: op 28 januari 1981. Jaren later omschrijft hij Valcke als ‘een van de belangrijkste Belgische helers van juwelen en kunstwerken’. Zou dat een motief kunnen zijn voor de moord op de juwelier, een afrekening binnen het milieu?
Hervé Wenzel, Philippe De Staerke en een zekere Istvan Farkas, alias ‘Pinta’, gaan begin november 1980 op verkenning in de streek van Halle. Een diefstal wordt beraamd, maar Hervé hoort er later niets meer over. Wat hem betreft gaat de klus niet door. 23 november 1980, 23.10 u.: omwonenden zien aan de villa van Valcke twee langzaam rijdende wagens aankomen. Van een van de wagens is een koplamp stuk. Ook heeft een van beide een Franse nummerplaat. Tussen de schoten door horen de buren geroep in het Frans. Na het schieten horen ze duidelijk “Je l’ai eu.”
23 november 1980, 23.20 u.: de politie krijgt de melding dat er met tussenpozen van enkele minuten twee salvo’s van zowat zeven schoten gehoord zijn in het Zoniënwoud, in de buurt van het huis van de vermoorde juwelier. Het korps reageert prompt. Een team agenten doorzoekt het park rond de verzegelde villa. Kort voor middernacht doet ze een akelige ontdekking: in het licht van hun zaklantaarn vinden de agenten drie lijken, later geïdentificeerd als de Fransen Hervé Wenzel, Alain Granclere en Jean Achnamian.
Het trio vertoont tekenen van gruwelijke folteringen: gapende schot-, steek- en snijwonden. Vreemd genoeg liggen hun lichamen verspreid over het park. Het lijk van Hervé Wenzel ligt het verst, ergens in het struikgewas. Hij is geraakt in zijn been en in zijn heup. Vermoedelijk leefde hij nog toen de politie aankwam en werd hij doodgestoken met een bajonet.
Alle tekenen wijzen erop dat de drie met snode bedoelingen op weg waren: Granclere heeft een schroevendraaier op zak. Achnamian draagt zwarte handschoenen en Hervé heeft kousen om zijn handen. Waren ze uit op het antiek in de villa maar liepen ze een ander voor de voeten, of zat er meer achter? Onderzoek wijst in elk geval uit dat Hervé werd doodgeschoten met hetzelfde wapen als Valère Valcke. Het moordwapen wordt nooit teruggevonden.
De vriendin van Hervé getuigt dat Istvan (Pinta) en Hervé ruzie hadden op 6 november. Die werd nadien evenwel bijgelegd. Op 22 november bracht ze Hervé naar een vergadering met Pinta. Ze getuigt eveneens dat hij op 23 november een rendez-vous had met zijn makkers Grandclere en Achnaniam. Josiane, Philippe De Staerke's vriendin, getuigt dat zij en Istvan (Pinta, bijzit van Bertha De Staerke?) op 23 november in Nederland waren, bij mensen van wie ze jammer genoeg de naam niet kende. Het alibi kan niet worden bevestigd.
Inmiddels hebben Philippe en zijn vriendin Josiane al een jaar een onstabiele relatie. De nacht van de moord op de drie Fransen is die net afgesprongen. Ze wonen weer apart. De rechtstreekse aanleiding voor haar verhoor vormt een mislukte zelfmoordpoging. Op het Colruyt-parkeerterrein in St. Genesius Rode spoelt Josiane vijftig slaaptabletten door met een fles mineraal water. De politie vindt een vreemd zelfmoordbriefje waarin ze haar moeder om vergiffenis vraagt: Liever zo sterven dan door zijn handen.
Nadien verklaart ze aan de politie dat ze bang was voor Philippe, die door zijn jaloezie wel eens agressief uit de hoek durfde komen. "Hij krijgt soms een zenuwcrisis voor een niemendal."
Slachtoffers drievoudige moord
Hervé Wenzel, alias ‘le concasseur’ (de pletwals), is geen onbekende in de onderwereld van Marseille. Hij is ook de vriend van gangster Léon ‘Beloet’ De Staerke – de oudere broer van een andere bekende bij het gerecht, Philippe De Staerke. Vermoedelijk pleegden Beloet en Hervé geregeld samen inbraken. Is er misschien iets fout gelopen tussen die twee?
Alain Granclere blijkt een vriend van Hervé te zijn, maar hij heeft geen strafblad. Jean Achnamian zou door de Franse geheime dienst SDECE geïntroduceerd zijn in verschillende internationale misdaadcircuits. Later blijkt dat hij de ingewonnen criminele en politieke informatie verkocht aan de Duitse geheime dienst. Maar tussen de moorden op de Fransen en die op Valcke viel er nog een ander slachtoffer, dat pas later in verband met de zaak werd gebracht.
Het (vijfde) 'vergeten' slachtoffer
4 november 1980: Halle reageert geschokt op de moord op de 73-jarige Sofie Verpeuten. De vroegere caféuitbaatster werd bij haar thuis gewurgd. De moordenaars gingen tevergeefs op zoek naar geld. De politie merkt op dat de dame wel degelijk een grote som geld in huis had, verborgen onder het dikke, smerige plastic tafelkleed op de keukentafel die vol jampotten en allerhande andere dingen stond.
Hoe wisten de dieven dat ze hier een slag konden slaan? Het blijft onduidelijk. De BOB van Halle neemt de zaak op zich. Verschillende getuigen worden opgeroepen, maar het duurt 25 jaar, tot in 2005, voor alle puzzelstukjes samenvallen. Deze moord blijkt wel degelijk in verband te staan met de overige vier, maar verder blijft de politie alle antwoorden schuldig.
Lees hier meer over deze moord » Forum
Gestolen sieraden
Begin januari 1981 brengt een zwartharige man met snor enkele sierraden binnen in een pandjeshuis. De eigenaar ruikt onraad en contacteert de politie. De sierraden blijken afkomstig te zijn van de vermoorde juwelier.
De link met de Bende van Nijvel
Uiteindelijk werd Léon De Staerke in '84 veroordeeld wegens drie zware diefstallen, gepleegd in het Schottmuseum aan de Brusselse Eikstraat. De diefstallen werden in oktober 1980 gepleegd door Léon De Staerke en Hervé Wenzel. Het onderzoek naar de betrokkenheid van Léon De Staerke aan de diefstal van aan de diefstal van de kasbons in Wieze bracht eveneens aan het licht dat Léon de beste contacten onderhield met Raymond Lippens, één van de veroordeelden in de zaak van de 'Kraak van de eeuw'. Ook bleek dat hij in december 1981 betrokken was in een afpersingszaak met een zekere Rosaro P..
De samenwerking tussen Léon De Staerke en Istvan Farkas sprong bij de speurders eveneens in het oog. Farkas is immers de Hongaarse echtgenoot van Bertha De Staerke. Nadat in de nacht van 7 op 8 juni 1983 de Bende van Nijvel een Saab Turbo stal in Eigenbrakel, legden de speurders foto's voor aan de garagehouder. Hij herkende op die foto's Istvan Farkas en Bertha De Staerke. Voor die diefstal hadden zij een bezoek gebracht aan garage Jadot, waar de Saab werd gestolen. De verklaringen van de garagehouder werd op 4 oktober 1983 genoteerd.
Daders » Bende De Staerke