Pagina 222 van het boek Mijn leven met Patrick Haemers:
Ik voelde me mistroostig en had niet in de gaten dat de man die op hetzelfde ogenblik samen met mij de gevangenis verliet me in het oog hield. Op het trottoir voor de poort sprak hij me aan. "Mevrouw Tyack, toch?" vroeg hij. "Ik zie dat u te voet gekomen bent. Kan ik u misschien ergens heen brengen?"
Ik kende de man niet, maar hij zag er voornaam uit. Hij deed me denken aan een politicus of een advocaat. "Dat is heel vriendelijk van u", antwoordde ik. "Dat zou me wel van pas komen, zeker nu het is beginnen te regenen." Hij glimlachte. "Ik heb veel gelezen over uw man", zei hij. "Mijn wagen staat in de volgende straat." "Wie bent u als ik vragen mag?" vroeg ik terwijl we naar zijn auto stapten. "Mijn naam is niet belangrijk", suste hij. "Ik wil u gewoon een dienst bewijzen."
"Als u het zegt", zei ik, zette Kevin op de achterbank en stapte in terwijl hij de deur voor me openhield. Pas een hele tijd later heb ik de man in kwestie herkend als baron de Bonvoisin, ook wel de Zwarte Baron genoemd vanwege zijn contacten met allerlei extreemrechtse personen en organisaties. Ik leek dat soort figureren op mysterieuze wijze aan te trekken.